Doctor te moeten worden – kanttekeningen bij de doctorandus

Ik hoefde nooit nog iets te worden…

Door Reinjan Mulder
Er woei een eenzaam oranje luchtballonnetje over de tuin. Zestig jaar geleden liet ik net zo’n ballonnetje op tijdens de verjaardag van mijn nichtje en neefje Saskia en Ilex Wessel. Zij waren een tweeling en hun moeder had ons meegenomen naar Oud Valkeveen, waar we op het hoogtepunt van hun feestje luchtballonnen kregen waaraan we briefjes met onze namen hingen.
Wiens ballon het verste kwam, had gewonnen.
De meeste van die briefjes zagen we nooit meer terug, maar ik kreeg twee weken laten een briefkaart van drs. A. Hoekstra uit Lopik in de bus. Hij had mijn ballon gevonden, en als ik hem 16 cents aan postzegels stuurde, zou hij me zeggen waar. Die 16 cents waren bedoeld om zijn kosten te dekken, schreef hij: 8 cent voor zijn eerste briefkaart en 8 cent voor de volgende, waarop de vindplaats zou komen te staan.
‘Wat betekent “drs.”?’ vroeg ik mijn vader.
‘Dat betekent doctorandus, dat is iemand die nog doctor moet worden,’ zei mijn vader, terwijl hij van een groot vel 16 cent aan losse postzegels afscheurde.
Sindsdien begreep ik 
(meer…)

De brand erin – bij de ruïne van een stakershuis

Door Reinjan Mulder
Kort na de oorlog maakte mijn opa, de amateurfotograaf Carl Hulscher (1900-1991), in Geldermalsen een foto van mijn geboortehuis op Tuindorp. Wat nu op die foto als eerste opvalt, is niet ons huis, links, op nummer 48, en ook niet de boomgaarden die er toen nog achter lagen, maar de ruïne ertegenover, waar eerder de huisnummers 19 en 21 waren.
Daar stond tot voor kort het dubbele huis van de families Veldhuis en Hofhuis, waar op een heimelijke bijeenkomst in okober 1944 werd besloten dat ook het Geldermalsense spoorpersoneel op een teken van Londen het werk zou neerleggen.
De moedige stakers wisten daarna gelukkig aan de Duitsers te ontkomen, maar hun huis werd op 12 november wel als afschrikwekkend voorbeeld door de Wehrmacht in de as gelegd, en voorlopig niet meer opgebouwd.
Zo wisten mijn zusje en ik van jongsafaan dat er met Duitsers niet 
(meer…)

De stad uit – voorpublicatie uit: ‘Piet Mulder – Schilder van het Betuws landschap’

Piet Mulder: Zelfportret als poppenspeler (fragment), 1955

Bij uitgeverij De Weideblik in Varik verschijnt deze maand Piet Mulder – Schilder van het Betuws landschap, een met 160 afbeeldingen geïllustreerd boek over Piet Mulder (1919-2001). Ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag werd een deel van zijn nagelaten werk aan het Spoorwegmuseum overgedragen en in het boek beschrijft zijn zoon Reinjan Mulder het leven van zijn schilderende vader. Hieronder als voorpublicatie: vertrek uit Amsterdam.
Door Reinjan Mulder

In de zomer van 1945 begon mijn vader, Piet Mulder (1919-2001), aan een tweede leven. Hij was bijna 26 en had al op heel wat adressen gewoond, in het Zeeuwse Sint Jansteen, waar hij op de Nederlands-Belgische grens als zoon van een douanecommieswas geboren, in grensplaatsen als Roosendaal en Winterswijk, en later in de havensteden Tiel, Leiden, Rotterdam en Amsterdam, maar in 1945 verhuisde hij met Hanna naar de plek waar hij nooit meer weg zou gaan: het Betuwse Geldermalsen.

Piet Mulder, Waaldijk Opijnen, oil on canvas, 1974

Hij had wortelgeschoten. De Nederlandse Spoorwegen, waar hij op de tekenkamer werkte, had hem naar het Gelderse rivierengebied gestuurd om bij het herstel van de bruggen te helpen die daar waren opgeblazen, en daar is hij tot zijn dood blijven wonen. In de hongerwinter 1944/1945 hadden de Duitse bezetters de laatste nog resterende spoorverbinding met het zuiden lamgelegd zodat de kolentreinen uit Zuid Limburg nu door de Betuwe naar de randstad moesten rijden, via Nijmegen en Tiel, maar ook daar lag nog heel wat in de vernieling. Mijn vader kreeg die eerste maanden in Geldermlasen een auto met chauffeur en samen met de Britse Royal Engineers legde hij die zomer de ene noodbrug na de andere in de Betuwe.
Maar dat mijn vader daarna nooit meer is weggegaan uit de Betuwe, kwam doordat hij van de spoorwegen in 1945 na een paar maanden een eigen huis kreeg toegewezen, een huis dat hem beviel. Het Geldermalsense Tuindorp waar hij bij toeval terechtkwam, was in de jaren twintig in een aangename Amsterdamse Schoolstijl gebouwd voor mensen met lagere inkomens en dat paste wel bij hem: onopvallend wonen, in de luwte, met een grote tuin, vrij uitzicht op de velden en vlak bij (meer…)

Zwavelwater – De geschiedenis van Adriaan Stoop’s kuuroord in Zuid-Duitsland (Voorpublicatie)

Op 18 april werd in het Goethe Institut het boek Zwavelwater gepresenteerd. Reinjan Mulder beschrijft daarin de reis die hij na zijn eindexamen naar Duitsland maakte op uitnodiging van een klasgenote wier familie een chalet in Bad Wiessee bezat. Later bleek het chalet bij een bekend Nederlands kuuroord van Adriaan Stoop te horen dat het decor was geweest van een reeks beladen gebeurtenissen. SS-leider Heinrich Himmler woonde er vlakbij, de Völkische Beobachter werd er uitgegeven en in het kuurhotel logeerde SA-leider Ernst Röhm toen Hitler hem in de Nacht van de Lange Messen van zijn bed lichtte en liet vermoorden. Hieronder een (ingekort) fragment: 

De eerste keer dat ik van Adriaan Stoop’s Haus Jungbrunnen hoorde is meer dan een halve eeuw geleden. Het jaar dat ik voor het eerst naar Duitsland ging. Ik dacht er weer aan terug toen het huis van mijn moeder werd verkocht. Voor het eind van het jaar moest het worden opgeleverd. Samen met mijn zusje loop ik er nog één keer doorheen, als ik vlak voor we afsluiten in de achterkamer een vale, roze map vind die ik nooit eerder heb gezien. 

Het parkje voor het voormalige Gymnasium in Tiel

Op dat moment kan mijn verhaal over het zwavelwater van Bad Wiessee beginnen. ‘Suus Hulscher-Canté’ staat er op de map, de naam van mijn Amsterdamse oma. Ik sla hem open en ontdek dat mijn moeder na haar huwelijk in 1945 nog lang met haar gecorrespondeerd heeft. En omdat mijn oma alles altijd netjes wegborg, zijn mijn moeders brieven na mijn oma’s dood weer in Geldermalsen beland.
Die avond haal ik twee lange brieven uit de map die mijn moeder in juni 1966 heeft geschreven. Hoewel ze al twintig jaar het ouderlijk huis uit is, moet ze nog altijd (meer…)

Jaaroverzicht 2018: minder lezers lazen langer- Recensie Jona Oberski’s Kinderjaren (1978) favoriet

Langst gelezen recensie in 2018: over Van der Heijden’s ‘Advocaat van de Hanen’

Door onze mediaredactie
UPDATE 1 januari 2019 – Het bezoek aan Das Zahngold is in 2018 iets achtergebleven ten opzichte van 2017. Belangrijkste oorzaak daarvan is dat er vorig jaar minder nieuwe stukken op de site stonden. Nieuwe stukken zorgden in de jaren daarvoor voor ongeveer de helft van het bezoek.
Google Analytics (die slechts een deel van het bezoek registreert) mat afgelopen jaar een daling in het bezoek van 17%. Daartegenover staat dat de gemiddelde bezoektijd in 2018 met 13% steeg, van 2:44 minuut naar 3:07 minuut. Daardoor is er in totaal bijna even lang van de site genoten als een jaar eerder: minder lezers lazen meer.
Meest gelezen nieuwe stukken waren dit keer die over Geerten en Doeschka Meijsing en Spoorkind, Reinjan Mulders herinnering aan zijn tijd als kind van een spoorman. Bij de oude stukken steeg het bezoek aan de necrologie van Doeschka Meijsing afgelopen jaar naar grote hoogten: van 255 naar 770. Ook Mulders herinnering aan zijn allereerste interview (met Aad Veldhoen in 1964) en zijn in de Volkskrant verschenen kritiek op de bekroning van de Zuid-Afrikaanse schrijfster Antjie Krog ‘wegens verdiensten voor de Nederlandse taal’ scoorden goed. Het interview met de recent overleden Dirk Ayelt Kooiman kreeg vooral kort na zijn dood heel veel nieuwe lezers en facebook-likes.
Langst gelezen werd, verrassend, het stuk uit 2012 over de teloorgang van de literaire kritiek in NRC Handelsblad dat vooral in november veel werd opgevraagd.
Onder de meest gelezen stukken (> 500) van 2018 bevinden zich door het terugvallen van nieuwe stukken vooral recensies, plus een paar oude bekenden, met, na de necrologie van Doeschka Meijsing (770), als tweede en derde het interview van Connie Palmen na de dood van Ischa Meijer (596) en (meer…)

Pimmetje, de geschiedenis van een bokje

Pimmetje bereden door de auteur, Geldermalsen, 1954 (foto Piet Mulder)

Door Reinjan Mulder
Sommige kinderen in ons dorp hadden een hondje, andere een poes, en er waren ook buren die duiven hadden of vissen. Maar wij hadden dat op Tuindorp allemaal, en ook allemaal tegelijk: een hond, een poes, een tamme kraai, twee duifjes, een hamster, kippetjes, vissen, en een Griekse schildpad die Hebe heette.
En dan hadden we ook nog een tijd een bokje: Pimmetje. Mijn vader stond een keer op het Laageinde te tekenen toen er iemand met een drachtige geit voorbij kwam lopen. ‘Als je volgende maand terugkomt, kun je een bokje kopen,’ zei de vrouw.
Dat deden 
we. Pimmetje kostte één gulden, en toen we hem gingen halen, liet de vrouw meteen nog even al zijn broertjes en zusjes aan me zien.
Ik schrok.
Ze stonden al ingemaakt en wel in vijf hoge weckflessen op een plank in de voorkamerkast.
(meer…)

De oude Revisor leeft weer – Veel belangsteling voor de overleden auteurs Kooiman en Doeschka Meijsing

Reinjan Mulder, Doeschka Meijsing, uit ‘De Revisor’ III-3.

Door onze mediaredactie
Het tijdschrift De Revisor leeft als nooit tevoren. Na het bericht over de dood van De Revisor-oprichter Dirk Ayelt Kooiman was er bij Das Zahngold afgelopen maand al direct een toeloop te signaleren van belangstellenden in het interview uit 1975 met de schrijver en tijdschrift-leider. Ook de necrologie van Jan Montyn, gebaseerd op een recensie van Kooiman’s boek Montyn kreeg vanaf dat moment weer veel lezers.
Voor een andere Revisor-auteur, Doeschka Meijsing, was de belangstelling de afgelopen maanden zo mogelijk nog groter. Meteen na het Zomergasten-programma met Marleen Stikker, de dochter van Meijsing’s vroegere partner Gerda Meijerink, was er een record aantal bezoekers van haar necrologie: 525 binnen 24 uur, en die interesse kreeg een nieuwe impuls rond de verschijning van het brievenboek Liefdevolle rivaliteit van Doeschka en haar broer Geerten Meijsing.
Ondertussen was de recensie van Meijsing’s roman Robinson net als in de maanden daarvoor – na die van Oberski’s Kinderjaren – de meest gelezen recensie op de site. Niet alleen De Revisor leeft, ook Kooimans en Meijsings werk. Meest gelezen in Das Zahngold waren tussen 1 augustus en 1 november 2018:
1. The first cut, necrologie van Doeschka Meijsing
2. Het beste debuut van 1978 – Recensie van Jona Oberski’s Kinderjaren
3. Interview met Connie Palmen over Ischa Meijer en De vriendschap
4. ‘Je kunt niet pretentieus genoeg zijn‘ – Interview met Dirk (meer…)

‘Een absolute succes story’ – bij de overhandiging van ‘Objectief Nederland – Veranderend Landschap’ (2)

Cleo Wächter en Reinjan Mulder met Rijksmuseum conservator Harm Stevens (r.)

Vorige week boden Cleo Wächter en Reinjan Mulder hun fotoboek Objectief Nederland – Veranderend Landschap 1974-2018 aan het Rijksmuseum in Amsterdam aan (Uitgeverij nai010, €34,95). Museumconservator Harm Stevens haalde bij die gelegenheid op hoe dit project in 1979 bijna was gesneuveld. Reinjan Mulder in een brief aan minister Til Gardeniers: ‘Het fotoproject kan NIET als beëindigd worden beschouwd.’ 

Beste Cleo, beste Reinjan,
Heel veel dank voor jullie vriendelijke gebaar om dit boek aan te bieden aan het Rijksmuseum. Ik voel me zeer vereerd dat ik het eerbiedwaardige Instituut mag representeren hier in deze prachtige kerk te Schiedam! En – Reinjan! – dan te bedenken dat jij het Rijksmuseum eerder al zo veel hebt gegeven. Te weten: de 208 vintage zwart wit afdrukken en even zoveel kleurendia’s uit het magische jaar 1974 die het originele resultaat waren van het fotografisch experiment dat jij ten uitvoer bracht in de late winter van dat jaar.
Die zeer gewaardeerde schenking is indertijd in gang gezet met een emailtje van Reinjan aan het Rijksmuseum. In het onderwerpveld staat getikt: ‘Aanbod van 208 foto’s ‘objectief beeld van Nederland’. Reinjan eindigt zijn mail met deze zin: ‘Wat mij mooi lijkt , is om het materiaal nog één keer te kunnen tonen. Het jaar 2014, [veertig] jaar na dato, zou daarvoor een ideaal moment kunnen zijn.’
Lang verhaal kort: aanbod in dank aanvaard door Rijks, zwart wit foto’s, dia’s en een pak van sjaalman aan documentatiemateriaal, keurig in zuurvrijemapjes opgeborgen in depot. En – verdomd! – in 2016 werden inderdaad alle 208 zwart wit foto’s getoond in het Rijksmuseum in (meer…)

‘Alles is mooi’ – bij de presentatie van het boek ‘Objectief Nederland – Veranderend Landschap 1974 – 2018’

Fotografe Cleo Wächter op de tentoonstelling Objectief Nederland in de Grote Kerk in Schiedam

Door Reinjan Mulder
Ik ben fotograaf. Dat wil zeggen, vijftig jaar geleden heb ik een tweedehands Rolleifex gekocht en ik ben toen een aantal jaren druk aan het fotograferen geslagen. Mijn vader leerde mij op zijn zolder films ontwikkelen en afdrukken, en later richtte ik in mijn  voorkamertje in de Hasebroekstraat een eigen, stoffige doka in.
Maar misschien ben ik nooit een echte fotograaf geweest, want toen ik eenmaal aan het fotograferen was, merkte ik dat ik ‘het fotografisch oog’ miste. Een echte fotograaf, begreep ik, heeft een fotografisch oog. Die ziet meteen wat fotografeerwaardig is, en wat niet, maar als ik door de zoeker van mijn Rolleiflex keek, zag ik op het matglas alleen maar  mooie beelden, bijna allemaal even mooi. Ik kon maar niet niet kiezen.
En als ik eenmaal een foto van zo’n beeld had gemaakt, keerde ik me soms 180 graden om, en kon ik zo weer een tweede foto maken, die dan ook weer heel erg mooi was: net zo mooi, naar mijn gevoel, als de eerste. Kon dat wel?
Ook ‘het beslissende moment’ waar veel echte fotografen de mond van vol hebben, herkende ik (meer…)

Uit de oude doos – Bij drie tekeningen van Piet Mulder (1919-2001)

Door Reinjan Mulder
Het eerste wat mij aan deze tekening van mijn vader opvalt, is de grammofoon. Die hadden we in 1960 dus nog. De eerste grammofoon van  mijn ouders, nog van voor de oorlog.
Aanvankelijk konden er alleen 78-toerenplaten op, maar toen de 45 en 33 toeren hun intree deden, hebben ze hem laten ombouwen voor drie snelheden.
Ook de eerste grammofoonplaten die we erop draaiden, waren nog van voor de oorlog. De mooiste vond ik Arkan Darkan, een Russische schellakplaat met snelle Hoempamuziek die waarschijnlijk door Jef Last mee naar Nederland was meegenomen. Mijn grootouders waren voor de oorlog nogal dik met Jef en Ida (‘Ied’) Last geweest, en mijn moeder trok veel met hun dochter Femke op,  en als Jef Last weer eens uit de Sovjet Unie terugkwam, vertelde mijn moeder, nam hij altijd kadootjes voor iedereen mee.
Op het donkerblauwe etiket stonden cyrillische letters, herinner ik me, maar door goed naar de aankondiging op de plaat te luisteren, wist ik na enige tijd dat het Arkan Darkan moest zijn, die deze heerlijke muziek maakte.
Het etiket van Arkan Darkan werd zo mijn eerste Russische les, door zelfstudie kende ik nu al vijf letters van het alfabet.

*

Bij ons op Tuindorp werd de provisorische badkamer pas rond 1960 aangelegd. Maar dat mocht te pret niet drukken. Tot die tijd voldeed de keuken uitstekend.
Ik herinner me uit de vroege jaren vijftig nog vooral de zalige stoom die dan aan het eind van de middag in de keuken hing. Het water werd in twee hoge pannen op het electrische stel aan de kook gebracht en dan met koud kraanwater aangelengd. De hele keuken dampte ervan.
Soms mochten ook andere kinderen bij ons in bad. Als mijn achterbuurmeisje was komen spelen, poedelden we na afloop op vrijdagavond soms samen in het ovale, zinken bad.
Puur geluk.

*

September 1966. Ik ging,17 jaar oud, in Amsterdam (meer…)