Tim Krabbé over zijn roman ‘Vertraging’: ‘Ik schrijf geen thrillers’

Krabbefoto

Uitnodiging voor de presentatie van Tim Krabbé’s ‘Vertraging’

Door Reinjan Mulder
AMSTERDAM, 23 juni 1995 – De schrijver Tim Krabbé ontving gisteren de prijs voor het beste spannende boek, de Gouden Strop, maar zelf vindt hij zijn winnende boek, Vertraging ‘op geen enkele manier een misdaadroman’. Ook misdaadauteur Tomas Ross vindt Tim Krabbé ‘veel te literair’ voor deze prijs.
Tim Krabbé heeft niet zo lang geleden wel een echte thriller gelezen, zegt hij me als ik hem een paar uur na de bekendmaking van zijn bekroning ontmoet in het café van Grand Hotel Americain: The Chill van Ross McDonald. Hij was in een zomerhuisje waar niets anders te lezen was en vond het een goed geschreven boek. Alleen in de ontknoping werd hij hevig teleurgesteld. Tim Krabbé: ‘Zo ontzettend flauw. Wat een verspilling van talent. De moeder van de verdachte bleek in werkelijkheid zijn minnares te zijn en de moorden te hebben gepleegd.’
Toch mag Tim Krabbé zich sinds gisteren thrillerschrijver noemen. Een jury onder voorzitterschap van Vrij Nederland-redacteur Diny van de Manakker heeft hem tot veler verrassing de Gouden Strop toegekend, de prijs (f 25.000) voor het beste spannende boek van het afgelopen jaar. In het juryrapport wordt zijn roman Vertraging zelfs ‘ongemeen spannend’ genoemd: ‘Het is niet als thriller geafficheerd, zelfs niet als literaire thriller, maar (meer…)

‘Zoveel vormen van verdriet, ik wist het niet’ – Connie Palmen over Ischa Meijer, rouw en ‘De Vriendschap’

Connie2foto

Interview met Connie Palmen na de dood van Ischa Meijer, CS Literair. Foto: Freddy Rikken

Eerste interview met Connie Palmen na de dood van Ischa Meijer. Over haar net verschenen roman ‘De vriendschap’, het missen van Ischa en rouw. De eerste plannen voor I.M.
Door Reinjan Mulder
Connie Palmen onderzoekt in haar tweede roman De vriendschap hoe mensen aan iets of iemand gehecht kunnen raken. Daarna had ze een volgend boek willen schrijven over liefde. Maar daar kwam iets tussen. Haar man Ischa Meijer ging dood. Ze besloot daarom eerst te beschrijven wat ze na zijn dood allemaal meemaakte. Connie Palmen ‘Ik ben plotseling een specialist in verdriet geworden. Ik heb daardoor slecht afscheid genomen van De vriendschap. Het lijkt nu of dat boek mee de dood ingegaan is. Het is voor mij nu al iets uit een vorig leven geworden. Nadat het af was, is er zo’n cesuur in mijn leven aangebracht. Alsof het boek meteen is meegesleurd in die dood.’
De vriendschap, het tweede boek van Connie Palmen (St. Odiliënberg, 1955) verscheen in het voorjaar van 1995 inderdaaad onder slecht gesternte. Op 14 februari, nog geen twee weken voordat het in een gigantische oplage in de winkel zou liggen, overleed Ischa Meijer, en zijn dood maakte de normaal zo feestelijke verschijning van haar nieuwe roman tot (meer…)

Bij de begrafenis van Annie M.G. Schmidt – In een roze wolk wordt Annie verlost uit de ban van de tijd

Door Reinjan Mulder
AMSTERDAM, 26 MEI 1995. ‘Daar zit die mevrouw in.’ Een klein meisje met zelfgeplukte bloemetjes in de hand heeft er weinig moeite mee om aan haar vriendinnetje uit te leggen wat zich in de met bloemen bedekte kist bevindt die door mannen in het zwart uit een rondvaartboot wordt gedragen. Ja, knikt het andere meisje, en ze zegt, om ook haar kennis te tonen: ‘Annie’.
Kinderen mochten woensdag vooraan staan, toen Annie M.G. Schmidt ’s middags temidden van honderden belangstellenden haar allerlaatste tocht maakte. Na een reis over de Amstel met de rondvaartboot in gezelschap van vrienden en familieleden, kwam de zondag overleden schrijfster in het begin van de middag aan op de Amstel-oevers bij de begraafplaats Zorgvlied. Daar namen enkele naasten haar kist op de schouders voor de laatste, vrolijke meters naar het graf.
Volgens Rudy Kousbroek die een van de sprekers was, heeft Annie Schmidt haar eigen dood altijd als een ‘feestelijke’ gebeurtenis gezien, net als geboren worden, beminnen, baren en het rijbewijs halen: “Ze beschreef de dood als het grote ophouden, een verlossing uit de ban van de tijd: ‘Die leugenachtige oneigenlijke tijd, die voorthollende alles meesleurende rivier, vol gif uit het verleden’.”
Annie Schmidt had in een van haar boeken laten weten een begrafenis in het roze te willen hebben. En veel aanwezigen hebben zich daar ook aan gehouden. De vrouwelijke ceremoniemeester draagt een roze mantelpak, in de borstzakjes van de heren prijken roze pochettes, in de knoopsgaten van het begrafenispersoneel bungelt meidoornbloesem, en verder zijn er de tientallen truien, jurkjes, mantelpakjes en jasjes in alle variëteiten van paars en roze. Wie niet beter wist zou zich op een bijeenkomst van de Bhagwan wanen.
Onder de belangstellenden waren veel bekende gezichten. Acteurs die een deel van hun succes aan het werk van de overledene te danken hebben, Annie Schmidts oud-uitgevers Reinold Kuipers en Tine van Buul, collega-dichters als Jan Boerstoel, Jan Kal en Ed Leeflang, collega kinderboekenschrijver Guus Kuijer, en ook Roel van Duyn, de oud-provo die in de verte misschien wel model heeft gestaan voor de Pluk van Pluk van de Petteflet.
Soms is niet duidelijk of de aanwezigen een act opvoeren of spontaan zichzelf zijn. “Schaamt u zich niet!”, roept een duur aangeklede, zwaar opgemaakte dame met een opvallend grote hoed tegen een paar aimabele bejaarden die vindt dat zij met hun fiets de opstelling van de begrafenisstoet hinderen. Een andere zuurpruim merkt, om zich heen kijkend, op dat het ‘bij Ischa’ nog net iets drukker was.
‘U vond ik altijd de beste!’ roept een oudere vrouw als ze in de stoet een magere Donald Jones herkent.
Jones lacht vereerd. ‘Jawel, Pension Hommeles!’
In de beslotenheid van de aula halen enkele vrienden persoonlijke herinneringen op aan de schrijfster en haar werk. Het gedicht ‘Drie ouwe ottertjes’ wordt voorgedragen. Er is iemand van Annie Schmidts befaamde voorleesclub: ‘Wij waren het publiek voor je wekelijkse one man show, en het was een hele goeie one man show’ – en er wordt gepraat over Frankrijk, waar Annie Schmidt jarenlang een huis had.
De cabaretier George Groot vergelijkt de overledene met de wonderlijk knoestige olijfbomen waar van buiten niet veel aan te zien is, maar die van binnen lang de warmte vasthouden. Hij memoreert hoe de schrijfster in haar nadagen ter bescherming van haar zieleheil bedacht hoe ze de twintigste eeuw aan Tsjechov zou kunnen uitleggen, onder het motto: ‘Dan snap ik er zelf tenminste ook wat van.’

Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 26 mei 1995. 

Mislukte studie over Harry Mulisch roman ‘De Ontdekking van de hemel’

Door Reinjan Mulder
Recensie van: Frans de Rover, Harry Mulisch ontdekt. Over Harry Mulisch en De ontdekking van de hemel. Uitg. De Bezige Bij, 165 blz.
Harry Mulisch ontdekt, dat onlangs tegelijk met het honderdduizendste exemplaar van Mulisch’ roman De ontdekking van de hemel is uitgekomen, is het soort studie zoals er in Nederland veel meer geschreven zouden moeten worden. Frans de Rover, hoogleraar Nederlands aan de Vrije Universiteit in Berlijn en in 1987 gepromoveerd op het werk van Mulisch, behandelt in het aantrekkelijk vormgegeven boekje op een luchtige, aangename toon bijna alle onderwerpen die de geïnteresseerde lezer zou willen weten over het drie jaar geleden verschenen hoogtepunt in het werk van de schrijver. Hij wijst op de ontstaansgeschiedenis van het boek, gaat in op de eerste aanzetten, hij geeft de verhaallijn weer, hij legt verbindingen tussen de roman en de persoonlijke geschiedenis van de schrijver, hij scheidt de autobiografische van de niet autobiografische elementen, en het betoog mondt uit in een omschrijving van de thematiek (‘de idee’) van Mulisch, zoals die vooral in dit laatste boek naar voren komt. Iedereen die de dikke roman met een meer dan gebruikelijke belangstelling heeft gelezen, moet naar een dergelijk boekje verlangen, om eindelijk eens zijn eigen veronderstellingen te kunnen toetsen aan wat de vakman erover zegt.
Dat wil niet zeggen dat de manier waarop De Rover zich van zijn taak heeft gekweten, geen kritiek verdient. Daarvoor draagt Harry Mulisch ontdekt te veel de sporen van een haastklus. Zo doet De Rover krampachtig pogingen om (meer…)

Waarom Renate Dorrestein de Librisprijs niet kan winnen

Door Reinjan Mulder
AERDENHOUT, 15 MEI 1995. De Libris Literatuur Prijs 1995 die morgenavond tijdens een rechtstreekse televisieuitzending uit het Amstelhotel zal worden uitgereikt, kan door zes genomineerde schrijvers worden gewonnen. Maar volgens één van hen is er nu al één gedoodverfde verliezer. Volgens Renate Dorrestein (41) heeft zij absoluut geen kans vannacht naar huis te gaan met de honderdduizend gulden die aan de prijs is verbonden. ‘Deze jury heeft drie autobiografische boeken genomineerd, Indische duinen van Adriaan van Dis, Naar Merelbeke van Stefan Hertmans en Gesloten huis van Nicolaas Matsier. De jury tippelt dus op dat genre en zal één van deze drie laten winnen.’ Daar komt bij dat de jury er volgens Dorrestein plichtmatig op gelet zal hebben dat er één vrouw en één Belg bij de genomineerden zitten. ‘Alleen de andere vier zijn dus de echte auteurs.’ Dat zou betekenen dat ook Stefan Hertmans als kanshebber afvalt.
Wat Dorrestein echter definitief de zekerheid heeft gegeven dat zij vanavond geen enkele kans heeft om te winnen, is dat het volgens haar nog nooit is voorgekomen dat een geheel uit mannen bestaande jury de enige vrouw op een lijst van genomineerden laat winnen. ‘Ik sta er alleen maar bij omdat er een vrouw op moest.’ Ze verwijt het (eveneens geheel uit mannen bestaande) bestuur van de Stichting Libris Literatuur Prijs dan ook dat (meer…)

Tonnus Oosterhoff: ‘Mijn boeken zijn soep in droge vorm’

Door Reinjan Mulder
Tonnus Oosterhoff verzint voor elk verhaal of gedicht dat hij schrijft een nieuwe spelregel. Ook zijn roman Het dikke hart, over de vergeten schilder Gerrit van Houten, moest aan een aantal regels voldoen. Oosterhoff wilde daarin bijvoorbeeld als een 19de-eeuwer kijken en denken. ‘In ieders hoofd zitten gebaande paden.’ zegt hij. ‘Aanvankelijk wilde ik in mijn roman Het dikke hart de hele negentiende eeuw in mijn greep krijgen. Ik vind dat een fascinerende periode, die de toon heeft gezet voor onze eigen tijd. Maar dat ging mijn krachten ver te boven. Uiteindelijk heb ik besloten mijn thema te beperken tot de herkenbaarheid, het realisme in de schilderkunst, het probleem waar de hoofdpersoon mee bezig is. Die eerste opzet is nog wel zichtbaar. Ik heb eens geteld hoeveel sprekende personen in het boek voorkwamen en zat toen al gauw boven de vijftig. Toen ben ik er maar mee opgehouden. Mijn roman is soep in droge vorm. Net als mijn gedichten. Gooi je er water bij, dan zwelt het op en wordt het een gewone portie.”
Aan de oplage van zijn boeken zou je het niet zeggen, maar Tonnus Oosterhoff (1953) is waarschijnlijk één van de meest gelezen schrijvers van Nederland. Voor (meer…)

De onderhuidse driften in Allard Schröder’s ‘Raaf’

Door Reinjan Mulder
Recensie van: Allard Schröder, Raaf. Uitg. De Bezige Bij, 1995.  
Als op 21 juni 1964 in het Academisch Ziekenhuis van de stad A. de kleine Abel Raaf wordt geboren, ziet zijn moeder in een roes van penthotal en lachgas nog een tweede kind voor haar ogen verschijnen. Het is, zo denkt ze, haar schaduwkind: ‘bevallig als een plafondengel, met kuiltjes in de marsepeinen knieën en lichtjes in de porseleinen ogen, maar met lippen, zwart glanzend als pek.’
Het schaduwkind is in de ogen van de moeder de tegenvoeter van het kind dat ze zojuist op de wereld heeft gezet. Anders dan haar baby heeft het de geboorte niet aangedurfd. Het schaduwkind wil nooit kind worden. De wil om iets te bereiken, zo vindt het, is uiteindelijk de wortel van alle kwaad. Het kind stelt er zich mee tevreden een ongeboren engel te blijven in een andere, betere wereld.
Op de meer dan vierhonderd bladzijden die op deze openingsscene van de roman Raaf volgen, is te lezen hoe het later het wel geboren jongetje vergaat. Hij wil duidelijk wel iets willen. Maar ook hij wordt niet (meer…)

Boekenweekgeschenk van Leon de Winter: Oma gaat op oorlogspad

Door Reinjan Mulder
Recensie van: Leon de Winter, Serenade. Uitg. CPNB.
De naam Leon de Winter staat zo langzamerhand garant voor controverses. Er is bijna geen schrijver in Nederland die zoveel trouwe lezers heeft, maar er is ook bijna geen schrijver die bij elk boek zoveel kritiek moet incasseren. Zijn boekenweekgeschenk Serenade is in dit opzicht geen uitzondering. Nog voor het boekje in een oplage van 590.000 exemplaren in de boekhandel ligt, en nog voordat nog eens 170.000 eindexamenkandidaten het in het kader van ‘De vijftigste mei’ in hun schooltas mogen stoppen, zijn de discussies al weer losgebarsten. Nu omdat een aantal christelijke scholen heeft laten weten het boekje niet aan hun leerlingen uit te willen reiken omdat er te veel ‘seksuele uitvreterij’ in zou voorkomen.
Mij valt de seksuele component in Serenade eigenlijk nogal mee. Het grootste deel van het boek is zeer ingehouden van toon en de erotische passages (meer…)

‘Verzinnen is ongepast’ – interview met Blake Morrison

Door Reinjan Mulder
‘Het is moeilijk als je iemand alleen nog maar in overleden toestand kunt herinneren,’ zegt de Engelse schrijver Blake Morrison. Daarom schreef hij En wanneer zag jij voor het laatst je vader?, een vader-en-zoonboek dat hij beslist geen roman wilde noemen. ‘Bij non-fictie denk je: Mijn God, dit gebeurt! Dat geeft een tekst een veel grotere, emotionelere lading.’
Een citaat uit zijn boek: ‘Sommige vrienden en tijdgenoten hebben ontroerende treurzangen geschreven over hun vader. Zelfs toen mijn vader nog kerngezond was, zat ik vaak dromend en tot tranen toe geroerd met deze gedichten in mijn hand, alsof ze voor mij waren bestemd, alsof ik ze zelf geschreven had. Ik wilde maar dat mijn vader opschoot en doodging, zodat ik ook bij de club kon. (-) Nu geeft hij me een aanleiding, en willen de gedichten (meer…)

‘Malle Hugo’: bejaarde stokpaarden van W.F. Hermans

Door Reinjan Mulder
Recensie van: Willem Frederik Hermans. Malle Hugo – Vermaningen en beschouwingen. Uitg. De Bezige Bij. 328 blz. 1994
Na zijn vertrek van de Groningse Universiteit in 1973 heeft W.F. Hermans, naar hij in zijn nieuwste bundel Malle Hugo laat weten, overal met kunstjes in zijn onderhoud moeten voorzien. ‘Ik ga met mijn pet rond als orgeldraaier of kermisklant om in leven te blijven,’ aldus Hermans. Hij heeft van de universiteit geen vervroegd pensioen gekregen, geen wachtgeld en geen gouden handdruk. Het enige dat hem bij zijn afscheid werd meegegeven was een ‘niet al te grote’ Groninger koek.
Hermans beschrijft zijn geruchtmakende vertrek uit Groningen, dat hem onder meer inspireerde tot zijn roman Onder professoren, gedetailleerd in een stuk met de titel ‘Taboes’. Dat is een zeer vreemd stuk. De titel is, naar ik aanneem (Hermans verzuimt helaas consequent bronnen en vindplaatsen te noemen), te danken aan (meer…)