Beatrijs Ritsema: ‘Ik opnieuw beginnen? Ik moet er niet aan denken!’

Tekst uitgesproken door Beatrijs Ritsema bij de presentatie van het boek ‘Opnieuw Beginnen’ van Reinjan Mulder en Marli Huijer ten huize van Nieuw Amsterdam Uitgevers.

Beatrijs Ritsema

Beatrijs Ritsema

Ik was eerlijk gezegd nogal verbaasd, toen ik door Marli en Reinjan werd gevraagd om hun boek ‘Opnieuw beginnen’ ten doop te houden. Ik ken Marli, behalve van haar stukken, alleen oppervlakkig van borrels en recepties, maar Reinjan en ik kennen elkaar toch al minstens 25 jaar. Wij zijn allebei redacteur van Propria Cures geweest, het studentenblaadje dat toen, nog steeds wel, als springplank diende voor een carrière die iets met schrijven te maken had. En hoewel we niet tot elkaars intimi behoren, zal hij mij toch wel zo goed kennen dat hij weet dat ik niet iemand ben die voortdurend nieuwe wegen inslaat en enthousiast de bakens verzet. Ik heb een argwanende instelling, ik ben een scepticus, ik ben een conservatief. En zoals heel veel PC-redacteuren, een criticus, iemand die kritiek heeft op wat ie om zich heen ziet.

Ik doe al mijn  hele leven hetzelfde. Opnieuw beginnen? Ik moet er niet aan denken! (meer…)

Geen vrouwenman (2)

Door Reinjan Mulder
UPDATE ‘Ik ben geen vrouwenman. Je hebt mannen die geen vreemde vrouw hun treincoupé kunnen zien binnenstappen zonder meteen een of ander onbenullig lulpraatje met ze te beginnen. Zo ben ik niet. Ik knik ze in een dergelijk geval hoogstens even afstandelijk toe, er zijn nu eenmaal omgangsvormen, je deelt toch een stukje lucht met zijn tweeën, om daarna weer zo snel mogelijk terug te duiken in het boek dat ik lees. Waar kun je beter lezen dan in de trein, zonder telefoon en zonder mensen die op de meest ongelegen momenten bij je aanbellen om je het evangelie of de oprichting van een kinderboerderij voor kansarme gezinnen komen verkondigen? Als je al even ophoudt, met lezen, dan is dat slechts voor een melancholieke blik op het afwisselende landschap dat buiten aan je oog voorbij trekt, terwijl je het gelezene nog even goed tot je door laat dringen. Het treinreizen, zo denk ik er tenminste over, is misschien wel een van de weinige gelegenheden in ons leven, ik bedoel ons leven voor de dood, om zoiets moois als ‘gelijktijdigheid’ te ervaren, of om dit wonderlijke begrip in ieder geval zo dicht mogelijk te benaderen. Wanneer anders zie je in één oogopslag, zonder er iets extra’s voor te hoeven doen, geoogste maisakkers er verlaten bij liggen, een boerse man met een schoffel zijn spoortuintje wieden, een vrouw met krullend haar met een wasmand in haar mollige armen de was ophangen, drie kinderen fietsend op iets te grote fietsen van school naar huis gaan, terwijl je op praktisch hetzelfde moment ziet hoe in een naburig weiland een kwieke stier, aangestaard door een paar geslachtsloze pinken, energiek een koe bestijgt en, even scherp stellen, een vliegje zich aan de buitenkant van het raam probeert staande te houden in de constant voortrazende – althans zo ervaart dat vliegje dat – luchtstroom? Zo moet, bij benadering, de God van het Christendom zich hebben gevoeld als hij vanuit de hemel op de aarde neerkeek, om te zien dat alles goed was. Ingrijpen bij naderende rampen is onmogelijk, en laten merken dat je alles ziet kan ook niet goed, maar het waarnemen van zoveel zo verschillende scenes op praktisch hetzelfde moment doet een grote tevredenheid en berusting over je neerdalen.
Het verschil, het verschil tussen die ene keer en de andere keren dat ik in de trein zat, met andere vrouwen die mijn coupe waren binnengekomen, zat hem er hoogstens in dat we nu zo ontzettend lang en zo ontzettend ongestoord samen in die verder lege eerste klas coupé zaten. Eve en ik.
Maar dat ze Eve heette, naar de allereerste vrouw op aarde, wist ik toen nog niet. Ze was ingestapt in Brussel, zonder dat het echt tot me was doorgedrongen, ik zat in Le voyeur absolu te bladeren, een boek met teksten en foto’s van de Franse-Sloveense fotograaf Evcen Bavcar, maar daarna maakt de trein naar Parijs, zoals de ervaren reiziger weet, geen enkele stop meer tot het Gare du Nord. En al rijdt hij meer dan 200 kilometer per uur, daar heeft hij toch nog anderhalf uur voor nodig. Anderhalf uur waarin er in de coupé niets anders gebeurt dan dat ik af en toe een bladzijde van Bavcar’s Le Voyeur absolu omsla.

En Eve? Het staat me bij dat zij een of ander tijdschrift las, maar dat zou pure fantasie kunnen zijn, een constructie achteraf, want ik lette niet op haar. Ik ben geen vrouwenman, ik ga niet zitten lonken naar vreemde vrouwen die toevallig, omdat er nog een plaatsje vrij is, bij mij in de coupe komen zitten. Ik zat aan de andere kant van de coupe, de kant van het raam en reed vooruit, mijn favoriete positie wanneer ik op reis ben, en ik keek af en toe alleen even dromerig en melancholiek op naar het voorbijschietend landschap, de mijnstreek rondom Mons (Bergen), en later de uitgestrekte korenvelden in het noorden van Frankrijk. Rechts, en soms ook even, langs Eve’s profiel, naar links.
Hier werd in de oorlog een hevige strijd geleverd tegen het naar het zuiden oprukkende Duitse leger, zei mijn vader altijd op deze hoogte als we in het voorjaar met de trein naar onze camping in Zuid-Frankrijk reden. Met taxi’s werden de soldaten op het laatste nippertje naar het front vervoerd, omdat niemand erop had gerekend dat de Duitsers zouden binnenvallen. Voor mijn vader was heel Europa nog altijd een groot voormalig slagveld.
Maar als ik mijn ogen net iets anders scherp had gesteld, of eigenlijk hoefde ik ze alleen maar een beetje te ontspannen, dan had ik door dat vredige oorlogslandschap heen in een weerspiegeling in de treinruit Eve in haar geïllustreerde tijdschrift kunnen zien bladeren. Al wist ik ook toen nog niet dat ze Eve heette, het kortste en mooiste palindroom dat ik kende. Als je het tenminste zonder hoofdletter schreef, met die puntige, naar beneden wijzende v, midden tussen twee goed gevulde bolle e’s.
Eve, eve, eve of destruction.
Eve Calingaert.
Ik ben geen vrouwenman. Tussen een korte beleefdheidsknik tegen een vreemde vrouw die aan de andere kant van de coupé plaats neemt, en een kennismaking, lag voor mij ook in die tijd een ravijn van kilte en fatsoen. Al was het zeker wel wat rustiger aan mijn ogen geweest, als ik me bij 220 kilometer per uur af en toe even wat langer op iets stilstaands had kunnen concentreren, iets dat af en toe hooguit met een elegante hand een bladzijde van haar geïllustreerde tijdschrift moet hebben omgeslagen. Vogue – Bambini, de Italiaanse editie van het internationale modetijdschrift dat van voor tot achter vol stond met leuk aangeklede kindertjes op schommels of in vooroorlogse kermisatracties. Zou ze kinderen  hebben? Of was het slechts porno voor een vrijgezelle vrouw die nog altijd niet de hoop heeft opgegeven om een man te vinden met wie ze wat graag zulke schattige kleine hommeltjes zou willen grootbrengen? Ze was zelf gekleed als een dame, zoveel had ik wel gezien in dat uur dat ze schuin tegenover me zat, of liever zoals mijn moeder vroeger dacht dat een dame er uit hoorde te zien. Een cremekleurig vestje, een vlotte ceintuur, en een vrij strakke rok van een lichte onbestemde kleur.
God, een rok! Wat was het lang geleden dat ik een vrouw in een rok had gezien. In mijn omgeving liepen vrouwen alleen nog maar in broeken, en als ze bij uitzondering al eens iets vrouwelijkers droegen, dan was het hooguit een jurk, bij feestelijke gelegenheden, maar ook daar begin de broek eerder regel dan uitzondering te worden. Je kon wel zien dat België en Nederland nog altijd twee totaal gescheiden continenten waren. Ze spraken daar dan wel misschien in meerderheid dezelfde taal als wij, nu ja, we konden elkaar dan misschien in hoofdlijnen vrij goed verstaan, maar over kleding dachten ze duidelijk heel anders dan wij. Als wij al over kleding dachten, want de meesten vrouwen in mijn omgeving, leken in de loop van de dag, wanneer we samen over onze projecten spraken, met heel andere dingen bezig dan met de vormgeving van hun uiterlijk.
In ieder geval reisden we allebei eerste klas, wat ons toch nog een beetje verbond. 90% van de passagiers op een doordeweekse dag naar Parijs reist in de tweede klas, en wanneer twee mensen dan allebei in de eerste zitten, ontstaat al gauw het gevoel dat je vanuit een bepaald abstractieniveau tot het zelfde slag behoort. Een bondgenootschap. Je verstaat elkaar misschien niet, je hebt een totaal verschillende jeugd achter je, maar je bent allebei een professional, of anders behoorlijk bemiddeld, of je hecht zozeer aan de rust van een met rood pluche gedempte treincoupé zonder eindeloos bellende kletsende medereizigers dat je daar graag een paar tientjes meer voor over hebt.’
‘Had je toen al mensen die uren lang konden zitten bellen in de trein?’

Fragment, later verwerkt in de roman Coffee Company. 

‘Bij de binder’ – op zoek naar een Gids

Door Reinjan Mulder

Kent u het literaire tijdschrift De Gids? Een tijdje geleden las ik daarin een buitengewoon interessant stukje. Omdat ik er naar verwijzen wilde in een boek over opnieuw beginnen dat binnenkort verschijnt, probeerde ik het deze week terug te vinden. Het was niet zo lang, ik kende het nog bijna uit mijn hoofd, maar ik wist de exacte titel niet meer, noch de paginanummers.

En dat moet, voor een verwijzing in een boek.

Maar een Gids van anderhalf jaar geleden terugvinden is in Amsterdam niet meer zo eenvoudig. Via Google Earth weet ik hoe de andere kant van de aarde eruit ziet, via internet kan ik miljoenen boek- en tijdschrifttitels uit honderden verre landen achterhalen, maar een interessant stukje in een gerenommeerd Nederlands literair tijdschrift vinden van 18 maanden geleden is andere koek. De Gids is maar summier op internet aanwezig, zowel het stuk dat ik zocht, als de titel ervan ontbreken daar.

Gelukkig woon ik in een stad waar zeer onlangs een gigantisch, uitermate kostbaar en innovatief centrum is geopend voor alle denkbare soorten informatie, zowel digitaal als niet niet-digitaal: de Oba. Dus snel naar de Oba gefietst, op zoek naar dat ene, inmiddels vervloekte, stukje (meer…)

Manuscript ‘Opnieuw Beginnen’ ingeleverd

AMSTERDAM, 15 februari – Afgelopen vrijdag hebben Marli Huijer en Reinjan Mulder bij uitgeverij Nieuw Amsterdam hun manuscript ingeleverd van het boek Opnieuw Beginnen. Het ligt in de bedoeling dat het boek vanaf de Maand van de Filosofie in de winkel te ligt.

Opnieuw beginnen gaat over alles waar je niet aan denkt wanneer je erover denkt opnieuw te beginnen. Hoe ga je na een nieuwe start om met het verleden? Kun je dat vergeten? En hoe radicaal moet een nieuw begin zijn? Moet je echt een ander worden wanneer je een nieuwe start wilt, of kun je met een nieuwe bril, een paar nieuwe bretels volstaan?

Het 224 bladzijden tellende boek laat onder meer zien waar het ideaal van een ‘schone lei’ vandaan komt, en hoe opnieuw beginnen al eeuwen een thema is dat mensen heeft geïnspireerd zichzelf te vernieuwen. Door het betoog heen wordt een groot aantal romans en biografieën beschreven waarin een frappant zelf gekozen keerpunt voorkomt.

Marli Huijer is hoogleraar Filosofie aan de Erasmus Universiteit. Zij promoveerde op het late werk van Michel Foucault en was eerder hoogleraar Gender en Biomedische wetenschappen aan de Universiteit van Maastricht. Reinjan Mulder werkte eerder als criminoloog, literatuurcriticus en uitgever. Hij is momenteel part-time verbonden aan de Raad voor de Rechtspraak in Den Haag.

Duitse studie: Etruskisch Zahngold ouder

Door Reinjan Mulder

Amsterdam, 27 januari – Anders dan in onze editie van vorige week werd gemeld is de Birmese stam die de bijnaam ‘Goudtandjes’ kreeg, niet de eerste stam geweest die de gouden inlay gebruikte. Uit het boek Das Zahngold der Etrusker van Dierk Raabe (Wiley-VCH Verlag, Weinheim) blijkt dat ook de Etrusken al gouden vullingen kenden.

De Etrusken leefden van de negende tot de zesde eeuw voor Christus in Etrurië, het huidige Toscane en zij waren beroemd om hun handigheid in het metaalbewerken. Met hun gouden kiezen verslaan zij de Birmezen met maar liefst anderhalf millennium.

Zahngold gevonden op Birmese dodenakkers

Door onze correspondent

Myanmar, 22 januari – In Myanmar in Birma hebben boeren tijdens het ploegen van het land meer dan duizend jaar oude tanden met gouden vullingen ontdekt. Deskundigen vermoeden dat dit de oudste inlays ter wereld zijn. Volgens oude Chinese geschriften zouden er inderdaad wilde Aziatische stammen zijn geweest die hun tanden met stukjes goud vulden. Zij deden dit echter niet om rotting tegen te gaan of tegen de kiespijn, maar louter voor de sier. Door andere stammen werden de stammen vanwege deze gewoonte wel als ‘Goudtandjes’ aangeduid.

Volgens hedendaagse tandtechnici moeten de dragers van de gouden tanden in Birma hevige pijnen (meer…)

Weggaan en opnieuw beginnen

1972: PC redacteur Reinjan Mulder leest op zijn studentenkamer ‘De avonden’

Door Reinjan Mulder
Een studentenblad was het eerste bedrijf waar ik wegging. Weggaan, dacht ik toen, was iets wat hoorde bij werk, zoals doodgaan bij het leven.Bij het studentenbladblad was weggaan ook niet moeilijk, omdat iedereen daar na een jaar of twee weer vertrok. Anders was het geen studentenblad. Meteen bij je aantreden lag je afscheid vast. Daarom was het goed om bij het studentenblad te beginnen. Ik schreef nog één lang stuk, over alles wat ik nog had willen zeggen, en daarna (meer…)

Meer dan 40 miljoen euro zoek bij Nederlandse crematoria

Door Reinjan Mulder

 

Gemeentelijk crematorium Neurenberg

Gemeentelijk crematorium Neurenberg

UPDATE – Door de verzamelde Nederlandse crematoria is de afgelopen twaalf jaar bij een kleine miljoen crematies 1.3 miljoen euro aan edele metalen verzameld. Eén euro vijftig per crematie. Dat blijkt uit mondelinge mededelingen van de crematoria. Onder de edele metalen bevindt zich onder meer ‘Das Zahngold’, goud dat overblijft na het verassen van overledenen bij een crematie. Met het geld zijn volgens het Dr. Vaillantfonds, dat de opbrengsten beheert, nuttige doeleinden bevorderd op het gebeid van de gezondheidszorg.  Zo kreeg het Brandwondencentrum in Beverwijk een gift. In de brand, uit te brand, moeten de crematoria hebben gedacht.

Volgens recente berekeningen van het gemeentelijk crematorium in Neurenberg bevat één overledene naar de huidige goudprijzen gemiddeld 50 euro aan goud en andere kostbare metalen. Volgens NRC Handelsblad van 10 januari wordt dat geld, na ontdekking van een grote fraudezaak, daar nu onder meer besteed aan nieuwe stoelen en betere voetpaden op begraafplaatsen en crematoria.

Een en ander zou betekenen dat er in Nederland, met zijn 72.000 crematies per jaar sinds de oprichting van het Vaillantfonds meer dan 40 miljoen aan Zahngold moet zijn meeverbrand (meer…)

Reinjan Mulder zijn er twee

RECTIFICATIE

V.l.n.r. Reinjan Mulder

In onze editie van vorige week werd abusievelijk vermeld dat Reinjan Mulder nu ook zingt. Dat is een misverstand. Reinjan Mulder zingt wel, maar dat is een andere Reinjan Mulder. Deze laatste Reinjan Mulder blijkt Reinjan Mulder niet, maar iemand met dezelfde naam. Deze zong afgelopen zondag inderdaad op het jubileumfeest van Reinjan Mulder. In zoverre was het bericht toch juist. Ook de geplaatste foto, van een duidelijk jongere Reinjan Mulder,  was juist. Om verdere misverstanden te voorkomen heeft Reinjan Mulder, de andere, laten weten voortaan Rein Mulder te heten. Waarvan acte. Reinjan Mulder zelf blijft gewoon Reinjan Mulder heten.

Neurenberg in de ban van Zahngold

Door Reinjan Mulder

Ingang Westfriedhof Neurenberg

Ingang Westfriedhof Neurenberg

Voor de verlichte geesten die aan het eind van de negentiende eeuw aan de westelijke rand van Neurenberg een nieuwe begraafplaats inrichtten, was het sterven nog een overzichtelijke aangelegenheid. Het stof zou na de dood tot stof wederkeren, en de geest zou naar God gaan. ‘Der Staub zur Staube. Der Geist zu Gott,‘ staat er boven de monumentale poort van het Westfriedhof. Maar waar blijft dan het goud? Sinds kort is iedereen in Neurenberg zich ervan bewust dat de mens uit méér bestaat dan lichaam en geest alleen. Het bevat vaak ook kleine hoeveelheden goud, en die moeten na de dood ook ergens heen. Gouden kronen, vullingen, stifttanden. Op dit moment staan voor het Neurenberger Landgericht in hoger beroep zes mannen terecht die ervan worden verdacht jarenlang in groepsverband goud te hebben gestolen uit de asresten die overblijven na de verbranding van lijken in het crematorium. Voor het Neurenberger Amtsgericht, waar de zaak in eerste instantie is behandeld, is gebleken dat de zes elke twee weken iemand met een zakje in de ovens achtergebleven goud naar een plaatselijke juwelier stuurden, die daar dan telkens een paar duizend euro voor neertelde. (meer…)