Door Reinjan Mulder
Duitse illustratie van de draad
Toen op 11 november 1918 eindelijk de wapenstilstand werd getekend, betekende dat meteen het eind van de elektrische afrastering die tijdens de Eerste Wereldoorlog langs de grens tussen Belgiën en Nederland was aangelegd. Volgens mijn opa die toen als douanier die grens in Zeeuws Vlaanderen bewaakte zou deze draad vrijwel direct na de wapenstilstand gestolen zijn.
Belgische soldaten kwamen daarop de grens afzetten en de militaire autoriteiten ‘eischten de terugave van de gesloopte afrasting als oorlogsbuit op.’
Vervolgens werden douane-ambtenbaren als mijn opa en het korps marechaussee ingezet om de grensversperring op te sporen en in beslag te nemen.
‘Die Belgische soldaten,’ schrijft mijn grootvader in zijn memoires, ‘waren alles behalve vriendelijk jegens ons. Wij hadden niet aan de Eerste Wereldoorlog deelgenomen, en zij beschouwden ons (de Hollanders) daarom als verraders. Wij werden de kaaskoppen genoemd met wie zij niets te maken wilden hebben.’
Vooral de Walen hadden zij ‘maar uit de buurt te blijven’. Deze konden volgens de memoires zonder de minste aanleiding gaan schieten. Mijn opa: ‘Het regende van onze zijde klachten en wij kregen van hogerhand opdracht met tact op te treden en zoveel mogelijk de nabijheid van de grens te vermijden. De grenspalen wisten niet hoe zij het hadden en lachten ons weer toe, toen zij ons na enkele maanden terug zagen.’
Een van de meest verbijsterende aspecten van de vroegere DDR was dat grens met de Bondsrepubliek jaren lang bewaakt werd met vol-automatische en dodelijke wapens. Deze fatale middelen waren echter geen uitvinding van de communisten. Vijftig jaar eerder al paste het Duitse Keizerrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog dezelfde methoden toe langs de grens met Nederland. Na de gewelddadige bezetting van België had Duitsland – naar zijn eigen gevoel althans – ernstig te lijden onder naar Nederland vluchtende Vlamingen en deserterende Duitsers en om dat tegen te gaan werd langs de noordelijke grens met Nederland een hoogspanningsdraad gespannen, ‘de draad’, die al even dodelijk kon zijn als ‘de muur’.
Het ging bij deze versperring om een twee meter hoog rasterwerk van ‘gewoon ijzerdraad’, met bovenaan aan weerszijden een rasterwerk van prikkeldraad. Daardoorheen liep dan de draad waar elektrische stroom op stond.
Er zijn maar weinig getuigenissen van deze voorloper van de latere Oostduitse zelfbedieningszelfmoordinstallaties bewaard gebleven, maar pijnlijk nauwkeurig hierover zijn de memoires van mijn opa, de voormalige grenscommies Toon (Antoni) Mulder (Terwolde, 1890-1963). Deze Toon Mulder, ‘opi’, was
(meer…)