Urwin Vyent: ‘Wij zijn trots op de naam Bijlmer’

Urwin Vyent is één van de rijzende sterren in de Amsterdamse gemeentepolitiek. Hij werd geboren in het plaatsje Onverwacht in Suriname, kwam naar Nederland om sociologie te studeren en was daarna onder meer directeur van het Kwakoe-Podium in de Bijlmer, totdat hij bij de Gemeenteraadsverkiezingen van 2010 onverwacht, als lijstduwer, in de Deelraad van Zuidoost belandde. Er volgde wat gesteggel over de vraag of hij zijn zetel wel moest innnemen, maar nu is hij sinds een jaar wethouder in de Bijlmer. Wat doet hij daar de hele dag? Reinjan Mulder sprak met hem in De Balie.
Door Reinjan Mulder

Urwin Vyent: trots op de naam Bijlmer (foto Sanne Claessens)

Urwin Vyent: de Bijlmer is een heel sterk merk (foto Sanne Claessens)

Urwin Vyent: ‘Ik lees op dit moment erg veel stukken. Voor een wethouder is het zaak je dossiers goed te kennen om op grond daarvan een visie te ontwikkelen. Verder gaat veel tijd op aan overleggen en vergaderen. GroenLinks is traditioneel altijd sterk gefocust geweest op milieu en weinig op stadsontwikkeling. Door het wethouderschap van Maarten van Poelgeest is dat nu gelukkig veranderd. Maar in Zuidoost moet het ambtelijk apparaat weer gaan wennen aan een bestuur waaraan GroenLinks meedoet. Daarvoor moeten we ons profiel nu herkenbaarder maken. De veranderingen die hier de afgelopen 15 a 20 jaar hebben plaatsgevonden, waren sterk vanuit een PvdA visie opgezet. Wij moeten nu (meer…)

Karel van het Reve’s modderaars

Door Reinjan Mulder
In haar fraaie bespreking van Karel van het Reve’s Verzameld werk (NRC Handelsblad,  9 juni 2011) schrijft Elsbeth Etty: ‘…hij schreef zo goed omdat het leek alsof hij sprak.’
Ik geloof daar niets van.
In het vervolg van haar stuk citeert zij hoe Van het Reve tegen Ischa Meijer sprak, toen die hem voor de Volkskrant interviewde. Karel zei: ‘Ik ben een van de weinige westerse geleerden, die van mening is dat Marx eigenlijk niets interessants te melden heeft.’
Maar had Karel die zin geschreven, dan had deze volgens mij geluid: ‘Ik ben een van de weinige westerse geleerden die van mening zijn dat Marx eigenlijk… etc.’
Karel van het Reve schreef beter dan hij sprak.
Blijft de vraag waarom noch Ischa Meijer, noch daarna de redactie van de Volkskrant, noch de interview-bundelaar Ton van Brussel, noch de redactie van Uitgeverij Van Oorschot, noch de recensent Elsbeth Etty, noch de kunstredactie, noch de eindredactie van NRC Handelsblad deze op zichzelf vrij veel voorkomende fout van Karel van het Reve bij het overschrijven of overlezen (meer…)

De Turken komen! – een 19de eeuws cultuurconflict

Door Reinjan Mulder

Gundulic stelt zich Osman voor

Gundulic stelt zich Osman voor

Het schilderij ‘Gundulic stelt zich Osman voor’ (1894) van de Kroatische schilder Vlaho Bukovac, dat twee jaar geleden in het Haagse Gemeentemuseum hing, heeft destijds weinig ophef veroorzaakt. Dat is vreemd, omdat er heel wat over te zeggen is, nu de discussies maar doorwoeden over de toetreding van Turkije tot de EU.
Het gigantische doek dat een prominante plaats innam op de tentoonstelling van Bukovac, verbeeldt de historische slag bij Hoczym, uit 1621, toen de oprukkende Turken door de verenigde slavische volkeren voorgoed uit Europa werden teruggeslagen. Ons Europese continent zou daardoor – in de ogen van veel Kroaten – voortaan voor het Christendom behouden zijn.
Bij die slag moet ook de Turkse sultan Osman II aanwezig zijn geweest. Dat inspireerde de zeventiende eeuwse Kroatische dichter Ivan Gundulic tot zijn omvangrijke gedicht ‘Osman’, dat in de negentiende eeuw is uitgegroeid tot het nationale epos van Kroatie.
Op het schilderij dat uit die zelfde tijd stamt, laat Bukovac de barokke dichter zien die in een visioen de Turkse sultan voor zich oproept, terwijl hij aan alle kanten wordt omringd door weelderig, blank vrouwenvlees.
Ik neem aan dat al die naakte vrouwen (meer…)

Bij een foto van Sally Mann

Door Reinjan Mulder

Sally Man, Candy cigarette

Sally Mann, Candy cigarette

‘Een kindhoertje’. Dat is de eerste gedachte bij het zien van deze foto van Sally Mann. Een kinderlijfje met een ietwat ouwelijk hoofdje erop, dat in een ontwikkelingsland langs de weg staat te roken en de voorbijganger blasé aankijkt.
Dan pas zie je dat er naast haar nog een meisje staat, een kleiner meisje in een wat kinderlijker jurkje. Met lage openingen bij de schouders. Zou ze haar zusje in de gaten moeten houden? Of is ze haar een pakje brood komen brengen, tussen de klanten door.
En pas dan zie je, onscherp, links van het rokende meisje de jongen op zijn stelten. Prachtig, hoe hij het beeld vervolmaakt. Hoog boven de grond staat hij daar, een witte reiger, net ver genoeg van het rokende meisje af om haar indringende blik niet te niet te doen, maar als je hem eenmaal gezien hebt, kun je hem niet meer wegdenken.
En in één keer wordt de foto duidelijk. Dit zijn spelende kinderen. Het rokende meisje is geen hoertje, ze speelt slechts (meer…)

Puntje puntje puntje – Een korte beschouwing over… het beletselteken

Door Reinjan Mulder

Puntje komma puntje komma puntje

Puntje komma puntje komma puntje

Graag wil even met u de puntjes op de i zetten. In NRC Handelsblad van 16 mei staat een interessante en originele column van taalmeester Ewoud Sanders over leestekens die al dan niet kunnen worden uitgesproken. Een van de mooiste daarvan is het ‘puntje puntje puntje’.
Sanders omschrijft dit teken als ‘puntje, puntje, puntje’. Dat is natuurlijk vreemd, want dan zou je het eerder moeten uitspreken als ‘puntje komma puntje komma puntje…’
Bovendien gelooft Ewoud Sanders, anders dan ik, dat deze drie puntjes altijd een ‘beletselteken’ genoemd moeten worden.
Volgens mij is het beletselteken soms iets anders. We moeten naar mijn idee goed onderscheiden tussen de drie puntjes die midden in een aangevangen zin iets onduidelijks vervangen dat niet meer wordt uitgeschreven of verder gedacht, en anderzijds drie puntjes die iets concreets vervangen dat om andere redenen niet wordt uitgesproken. Bijvoorbeeld omdat het geheim is, of scabreus. ‘Ik heb pijn in mijn … ‘
Alleen het eerste zou ik een beletselteken noemen. Het tweede niet.
Er is nog een ander verschil tussen de beide puntjesreeksen. In het eerste geval staan de drie puntjes direct (meer…)

Opgekocht door het Vlaamse Lannoo: het nieuwe front van J.M. Meulenhoff

Door Reinjan Mulder

Hoogstaande literatuur (Buenos Aires, 2011)

Hoogstaande literatuur (Buenos Aires, 2011)

Wat was mijn eerste reactie toen ik vorig jaar hoorde dat J.M.Meulenhoff, mijn vroegere werkgever, door het uiteenvallende PCM werd verkocht aan de Vlaamse uitgeverij Lannoo? Geen reactie, voor zover ik me herinner. Ik had nauwelijks een idee wat Lannoo was. Ik herinnerde me misschien vaag hun treurige stands in Frankfurt, op de Vlaamse afdeling, waar een paar net geklede dametjes vergeefs zaten te wachten op buitenlands bezoek, en dat was het wel.
In mijn hele boekenkast had ik, zo bleek, ook geen enkel boek van Lannoo staan. En dat zegt wat, ik schuim al veertig jaar winkels en antiquariaten af naar ‘boeken die ik ooit misschien gebruiken kan voor iets’.
Sinds vandaag weet ik beter hoe dat komt, die treurige stands en die lege plekken in de kast. In het komende nummer van het tijdschrift De Boekenwereld, waarvan ik de proeven sinds een paar dagen in huis heb, schrijft hoogleraar boekwetenschap Lisa Kuitert een stukje over een jubileumboek van het honderdjarige Lannoo. Daaruit blijkt dat uitgeverij Lannoo van alle Vlaamse uitgeverijen zo ongeveer de meest foute is uit de hele Tweede Wereldoorlog. En daarna. En dat zegt wat, in Vlaanderen. Men gaf er in het begin van de jaren veertig vrolijk het beruchte antisemitische (meer…)

De geboorte van Marek van der Jagt (2) – Naar Schliersee

In het eind juli 2011 verschenen derde nummer van het tijdschrift ‘Blauwe Maandagen’ beschrijft Arnon Grunbergs voormalige uitgever Reinjan Mulder de minutieuze voorbereidingen voor de onder het pseudoniem Marek van der Jagt verschenen roman ‘De geschiedenis van mijn kaalheid’. Hieronder een fragment.
Door Reinjan Mulder

Schliersee in Beieren omstreeks 1900

Schliersee in Beieren omstreeks 1900

Twee keer ben ik met Arnon Grunberg in Schliersee geweest. De eerste keer was eind november 1999, toen Arnon er was om onderzoek te doen voor De geschiedenis van mijn kaalheid. In dat boek stort, zoals bekend, de moeder van de hoofdpersoon een paar kilometer van het even verderop gelegen plaatsje Spitzingsee (1320 m.) tijdens een wandeling met haar zoon van een alp omlaag. De tweede keer was deze roman zo goed als klaar en werkten we een week lang in de eetzaal van hotel Seeblick aan de afwerking van het manuscript, en maakte we af en toe een sneeuwwandeling in de bergen rond Spitzingsee. Die tweede keer spraken we ook nog af dat we nog eens terug zouden gaan wanneer er van De Geschiedenis van mijn kaalheid honderdduizend exemplaren verkocht zouden zijn. Dat moet inmiddels niet zo lang meer duren…
Maar die eerste keer in Schliersee was Arnon tegen alle afspraken in niet alleen. Ik wist niet beter dan dat we daar tussen de Beieren in het diepste geheim de details van ons uitgeefplan zouden doornemen. Hoe konden we het boek tot een succes maken zonder ooit de naam Grunberg te laten vallen? Maar zijn laatste fax voor zijn vertrek had me moeten waarschuwen. Er zou, schreef Arnon me, misschien ‘iemand’ meekomen naar Schliersee, iemand die absoluut niet mocht weten dat we aan een nieuw boek voor De Geus bezig waren.
Die iemand bleek Claire Weeda te zijn, als redacteur bij Athenaeum/Polak & Van Gennep onder hetzelfde dak werkzaam als Arnons andere uitgever, Vic van de Reijt. Onder dat dak hadden ze elkaar kort tevoren ook leren kennen. En dat was kennelijk zo goed bevallen dat Arnon zijn werkbezoek aan Schliersee gebruikte om (meer…)

Tentoonstelling van Piet Mulder (1919-2001) in Varik

Piet Mulder, Illustratie voor de VVV Gelders Rivierenland, 1955

Piet Mulder, Geïllustreerd kaartje van de Betuwe. Uitg. VVV Tiel, 1955.

Oude prent van de kerk in het Betuwse Varik. Een geschenk van Hanna Mulder.

Oude handgekleurde gravure van de kerk in het Betuwse Varik. Een geschenk van Hanna Mulder aan de kerk..

Door onze verslaggever – VARIK, 17 april. Op tweede paasdag is er weer leven bij de brouwerij in het Betuwse Varik. Om 12.00 uur opent de Oude Toren haar deuren voor het publiek, als start van het nieuwe torenseizoen. Daarbij is er meer te beleven dan alleen het geweldige uitzicht boven op de toren of de verhalen over de geschiedenis van de toren. Er staat sinds kort bovenop de toren ook een ‘big bino’ opgesteld. Dat is een verrekijker waarmee je voor 50 eurocent heel ver kunt kijken. En er wordt een oude, ingekleurde gravure van de toren onthuld. Daarop is een iets andere afbeelding te zien dan de toren die veel mensen nu kennen. De gravure is aan de kerk geschonken door mevrouw Hanna Mulder-Hulscher (88) uit Geldermalsen. Haar in 2001 overleden man, Piet Mulder, kocht hem lang geleden bij een antiquariaat in Amsterdam, maar zijn vrouw vindt nu dat hij eigenlijk in Varik thuis hoort.  Ter gelegenheid van zoveel feestelijks trakteert brouwer en buurman Bas Lubberhuizen, uitgever te Amsterdam,  de aanwezigen op een nipje van zijn eau de vie.

Piet Mulder, Zelfportret als poppenspeler, ca. 1950

Piet Mulder, Zelfportret als poppenspeler, ca. 1950

Maar niet alleen de toren heeft veel bijzonders op tweede paasdag, ook in het Veerhuis te Varik wacht bezoekers een warm welkom. Bij mooi weer nodigt het terras natuurlijk uit om van de zon te genieten, de dorst te lessen of te lunchen met specialiteiten van het huis, maar wie het Veerhuis binnengaat, ziet daar de schilderijen en aquarellen van Piet Mulder (1919-2001), de man die (meer…)

Het Engeland van de Duitser W.G. Sebald (1944-2001)

Door REINJAN MULDER

In 2021 publiceerde de Deutsche Sebald Gesellschaft de transcripties van interviews met mensen die Sebald hadden gekend.

Het is een verhaal dat mijn moeder vaak heeft verteld. Hoe ze in het laatste jaar van de oorlog ’s nachts wakker bleef om naar een hoge bromtoon in de lucht te luisteren. Het geluid gaf haar, zei ze, een ‘heerlijk’ gevoel. Engelse of Amerikaanse vliegtuigen op weg naar Duitsland, wist ze, hoog boven Amsterdam. Een voorbode van de bevrijding. Er is een foto van de bevrijdingsdag waarop je haar later bij een draaiorgel aan de Amstel ziet staan. Naast haar dansen mensen op straat.
De schrijver die over deze nachtelijke vluchten naar Duitsland vanuit een ander perspectief heeft geschreven, is de tien jaar geleden overleden W.G. Sebald, ‘Max’ voor zijn vrienden. Hij was van een latere generatie dan mijn moeder, hij werd in 1944 geboren, en hij woonde de laatste jaren voor zijn dood bij Norwich in Oost-Engeland. Maar hij was van geboorte een Duitser. En dat bleef hij, ook toen hij in 1969 naar Manchester verhuisde. Zijn favoriete schrijvers bleven Duitse en Oostenrijkse schrijvers, en zijn eigen boeken, vijf in totaal, bleef hij – ‘mijn Engels is te slecht’ – in het Duits schrijven. Na zijn dood, in 2001, ging zijn literaire nalatenschap, inclusief zijn veel besproken foto-collectie, niet naar de Universiteit van East Anglia, waar hij (meer…)

Arnon Grunberg veertig – de speech

Arnon Grunbergs stiefzoon Mayu blaast veertig verjaardagskaarsjes uit

Arnon Grunbergs petekind Mayu blaast veertig verjaardagskaarsjes uit

SALTA – 22 febr. Toen Arnon Grunberg 33 werd, een mijlpaal voor een beetje Messias, kwamen zijn vrienden hem en petit comité in het Amsterdamse Amstel Hotel feliciteren. Maar 40 worden is van een andere orde. Meer dan vijftig vrienden waren dit keer met vliegtuigen, bussen en taxi’s uit alle delen van de wereld naar het stadje Salta afgereisd, aan de voet van de Argentijnse Andes, om daar de jarige auteur met toespraken, zang en dans een aubade te brengen. Hieronder de rede die Reinjan Mulder op 22 februari tijdens het feestelijk diner in hotel Solar te Salta hield.

Beste Arnon,

Lang zal die leven...

Lang zal die leven…

Toen wij hier gisteren in Salta aankwamen, na een reis van vijf uur in de trein, veertien uur in het vliegtuig en twintig uur in een dubbeldekbus, was onze eerste daad een bezoek aan het Museum voor de Hoge Bergen, op het grote plein van de negende juli. Daar bevindt zich op de eerste verdieping, in een goed afgesloten en gekoelde vitrine ‘El Nino’: de jongen. Deze jeugdige Inca trekt daar dagelijks vele honderden bewonderaars. Maar waarom? Zijn belangrijkste wapenfeit ligt in het gegeven dat hij nooit iets van enig belang heeft gepresteerd.
Hij kon ook nooit iets van belang presteren. Vijfhonderd jaar geleden brachten zijn ouders hem, zes jaar oud, te voet naar de Hoge Bergen gebracht, om hem daar hulpeloos (meer…)