W.F. Hermans’ beste vrienden – Reis door mijn boekenkast

Door Reinjan Mulder

Klaas Koppe heeft er nog een mooie foto van gemaakt: W.F. Hermans druk tegen mij pratend naast de man die tot zijn dood met hem bevriend zou blijven: Freddy de Vree. En daarnaast de twee mannen die misschien ook wel zijn beste vriend wilden zijn, maar daar op de een of andere manier nooit helemaal in slaagden: de Hermanskenner Frans A. Janssen en de latere directeur van het W.F.Hermans-instituut, de neerlandicus Raymond Benders.
De foto werd gemaakt op 27 november 1992, na een lezing die Hermans had gehouden in het Haagse Letterkundig Museum, bij de presentatie van de LiteRom, een CD Rom met tienduizenden literaire recensies. In die lezing zei Hermans (meer…)

Gertrude Blom 1901-1993 – Reis door mijn boekenkast (1)

Door Reinjan Mulder


Gertrude Blom, Bearing Witness, Chapel Hill-London 1984

Ze stierf op een van de laatste dagen van 1993, een week voordat in haar woonplaats San Christóbal de las Casas de eerste opstandige Indianen werden neergeschoten. Haar dood kreeg daarmee iets symbolisch. Vijftig jaar lang had Gertrude Blom voor de rechten van de Mexicaanse Indianen in de deelstaat Chiapas gepleit, en toen ze daar eindelijk op zeer hoge leeftijd overleed, zo lijkt het, namen zij het recht in eigen hand. De vrouw die de wereld met haar artikelen en foto’s hardnekkig aan hun bestaan had herinnerd, was er niet meer en haar indianen zouden het nu zelf gaan doen.
Trudi Blom, zoals ze werd genoemd, dankte haar wereldwijde faam in de eerste plaats aan haar foto’s – in de jaren negentig had ze nog een indrukwekkende tentoonstelling in de Oude Kerk in Amsterdam. Maar zelf zag ze zich in de eerste plaats als activiste. ‘Wat heeft een tentoonstelling in een museum voor zin, als dit hier morgen allemaal vernietigd is?’ zei ze toen ik haar in december 1984 in haar tot een museum omgetoverde huis San Christóbal opzocht. De verdwijning van het regenwoud (meer…)

VN’s ‘zieligheidsgehalte’ – uren met Vrij Nederland

Door Reinjan Mulder

Lang leve de inhoud

Ik ben uitgever. Dat brengt met zich mee dat je soms voor je auteurs moet opkomen. Afgelopen week werd één van die auteurs door Vrij Nederland weggeplast op een manier waar ik me voor zou schamen als ik een abonnement had gehad.
Ik heb geen abonnement op Vrij Nederland, al lang niet meer, maar deze keer was het de advertentieafdeling van het blad die mij aan het voortbestaan van het blad herinnerde. Ze wilden, schreven ze me, graag een paginagrote advertentie overnemen die ik eerder die week in De Groene Amsterdammer had geplaatst.
Laat me dat eerst uitleggen. Op De Groene Amsterdammer heb ik wel een abonnement, en zelfs met veel genoegen, ik schrijf er ook wel eens in. Toen de directeur en de hoofdredacteur van dat blad mij rond Kerstmis dan ook in een aardige brief om een extra gift vroegen, besloot ik maar meteen een flinke advertentie in hun kolommen te zetten. Dat is ook een soort gift, want je verdient de kosten er nooit mee terug, maar het leuke is dat je er toch ook iets voor terug krijgt: goodwill voor je uitgeverij en je auteurs.
Maar nu Vrij Nederland. Toen de advertentieafdeling daar onze mooie advertentie in De Groene had gezien en mij gevraagd had of ik ook niet bij hen wilde adverteren, ging eerst nog maar eens een nummer van ze kopen. Stelde het blad nog wel wat voor?
Neen dus. Al na vijf minuten stuitte ik op een recensie van een van onze auteurs die er op neer kwam dat wij zijn boek alleen maar zouden hebben uitgegeven omdat het een hoog ‘zieligheidsgehalte’ zou hebben.
Een hoog zieligheidsgehalte. Zegt – uitgerekend – Vrij Nederland. 
Het klinkt misschien flauw, maar ik geloof – na het doorbladeren van hele nummer – dat Vrij Nederland zelf een heel hoog zieligheidsgehalte begint te krijgen. In het hele blad, vroeger een centrum van de boekenwereld, trof ik nauwelijks één advertentie aan, behalve dat er op verschillende plekken heel groot reclame werd gemaakt voor ’tassen’ van stukken afgekeurde brandweerslang die (meer…)

The first cut – bij de dood van Doeschka Meijsing (1947-2012)

Door Reinjan Mulder
UPDATE april 2016 – Het was in het voorjaar van 1975 dat ik net was toegetreden tot het illustere gezelschap literatuurmedewerkers van NRC Handelsblad en op zoek was naar interessante, jonge schrijvers om te interviewen. Ik had een jaar lang recensies voor de krant geschreven en wilde nu ook wel eens weten wat die schrijvers bewoog over wie ik zo veel dacht te weten. De kritiek is een ondankbaar genre dat van misverstanden aan elkaar hangt. Er wordt ook zelden iemand echt blij van een recensie, tenzij je een schrijver linea recta de hemel in prijst. Nee, dan het interview.

Reinjan Mulder: Doeschka Meijsing, 1975. Foto uit De Revisor, juni 1976

Ik begon mijn interviewen voorzichtig, met de Nijmeegse debutant Frans Kusters. Een leeftijdgenoot van me met dezelfde juridische opleiding en dezelfde Gelderse achtergrond als ik. Frans kwam uit Nijmegen en daar was hij nooit meer weggegaan. Samen hadden we een genoeglijke avond in zijn kamer, hoog boven de Sterrenschansweg met zicht op de Ooijpolder en daar kwam ook wel een aardig stuk uit voort.
Toen ik daarna bij Doeschka Meijsing uitkwam, was dat andere koffie. Ik had haar debuut De hanen en andere verhalen een paar maanden eerder besproken, en daarin had ik al een heel ander geluid aangetroffen dan in die dagen in mijn omgeving gebruikelijk was. Zo schreven ze niet in Propria Cures.
Ik was al meteen gecharmeerd geweest van de filosofische noties die er in het slechts 80 bladzijden tellende boekje voorkomen, met verwijzingen naar begrippen als tijd en denken. Ik had aan de universiteit ooit filosofie gestudeerd en De hanen was voor mij reden genoeg om uit te willen vinden wat daar achter stak.
Gelukkig vond de krant dat ook een goed idee. Die vond veel goed, maar ik was natuurlijk ook juist voor dit andere, nieuwe geluid aangetrokken door Bert Poll, de chef van het Cultureel Supplement. Stukken over oude, wijze mannen had de krant al meer dan genoeg. Ze vonden het prima als ik eens wat leeftijdsgenoten onder de aandacht bracht – ook als dat leeftijdsgenoten waren die, zoals Doeschka Meijsing, eerder door Poll’s eigen Hollands Maandblad waren afgewezen.
Het interview met Meijsing kwam nogal hals-over-kop tot stand. Maar dat maakte het alleen maar spannender. Ik had eerst gebeld met Jaco Groot van De Harmonie, over een heel andere schrijver die ik wilde interviewen, ik denk Hans Tentije, maar die wilde niet, die wilde nooit, hoorde ik, en Jaco was het die mij suggereerde: ‘Waarom ga je niet met Doeschka Meijsing praten?’
Dat gaf mij net het zetje dat ik nodig had. Diezelfde vrijdagmiddag nog belde ik de jonge schrijfster in Badhoevedorp op, waar ze net samen met de vertaalster en germaniste Gerda Meijerink woonde, met de vraag of ik haar interviewen mocht, en wel zo snel mogelijk zodat het stuk al de vrijdag daarop in de krant kon.
Dat werd lastig, zei Doeschka Meijsing. Ze stond op het (meer…)

Crisis? Ho maar! Bezoek aan Das Zahngold blijft groeien in 2011 – J.J. Audubon en Teylers Museum terug aan de top

Door onze mediaredactie
UPDATE januari 2012. Het bezoek aan de website Das Zahngold is het afgelopen jaar voor de derde maal in reeks behoorlijk gestegen. Dit jaar kwamen twintig procent meer ‘unieke’ bezoekers langs dan in het vorige jaar (8591). Samen met de terugkerende bezoekers zorgden zij er voor dat er dit jaar meer dan tweeënhalf keer zoveel pagina’s werden bekeken van de vier jaar geleden opgerichte website. Het aantal page-views is in 2011 daardoor voor het eerst boven de 130 duizend uitgekomen. Bijna 74 duizend meer dan in 2010. Opvallende onderwerpen die veel werden bekeken, waren dit keer Coffee Company, het nieuwe boek van hoofdredacteur Reinjan Mulder, de vogeltekenaar J.J. Audubon wiens Birds of America dit voorjaar onder veel publiciteit voor een recordbedrag werd verkocht, de onthullingen over perikelen van J.M. Meulenhoff en haar afgezette directeur Sander Knol, de vermeende wanprestaties van het bedrijf Aqua Paradise in Almere en ook nog steeds de ‘discriminerende’ directeur Ann Goldstein van het Stedelijk Museum.
Meest gelezen in 2011 waren:
1. J.J. Audubon en het Teylers Museum
2. Marli Huijer en Reinjan Mulder bedwingen Brockenberg
3. Libris diner (4): Robert Vuysje’s cordon
4. Mijn maanden met Aqua Paradise
5. Een historische noodgreep: the making of Connie Palmen
6. ‘Opnieuw beginnen’ op shortlist Socrates Wisselbeker 
7. De extatische vrouwen van Sanne Sannes
8. Neurenberg in de ban van Zahngold
9. Tien jaar uitgeverij Augustus en de val van J.M. Meulenhoff – een reconstructie
10. Uitgeverij J.M. Meulenhoff spuit weer modder: nieuwe knollen voor oude citroenen
De term waarop op de één na meeste bezoekers de site binnenkwamen was in 2011 – net als in 2010 – weer ‘klaarkomende

vrouwen’. Dit woord komt  (meer…)

En dan is er… Coffee Company!

image002Op dinsdag 15 november wordt in Amsterdam de lang verwachte roman Coffee Company van Reinjan Mulder gepresenteerd.  Het is het  aandoenlijke verhaal van twee middelbare mannen, die door een toeval in de Coffee Company met elkaar in gesprek raken, en daar de eerste maanden niet meer mee ophouden. De ene man is een succesvol uitgever van upmarket literatuur, met 33 Nobelprijswinnaars in zijn fonds en 20 bezoeken aan Frankfurt achter de rug, de ander weet alles, maar dan ook alles van Nederlands eerste Nobelprijswinnaar J.H. van ’t Hoff, de illustere chemicus die Nederland voortijdig verliet omdat hij geen zin zin om elke week college te geven.
Samen besluiten de twee mannen om Van ’t Hoffs honderdste sterfdag op 1 maart 2011 tot iets bijzonders te maken.
De presentatie begint om 5 uur, in de burelen van Nieuw Amsterdam in de Jan Luijkenstraat. Prof. Dirk van Delft, directeur van Museum Boerhaave, zal eerst de verbeelding en de waarheid rond de figuur van Van ’t Hoff wat ontwarren, en daarna zal Babel & Voss uitgever Reinjan Mulder iets over zijn eigen ervaringen met de Nobelprijs vertellen.
Vrienden en ‘relaties’ van de auteur en de uitgeverij zijn (meer…)

Zeezwijgen: Nicol Ljubic verovert Nederland

(ingezonden mededeling)
De roman van Zeezwijgen van de Duits-Kroatische schrijver Nicol Ljubic, uitgegeven door Babel & Voss Uitgevers, krijgt nog steeds lovende kritieken in de dag- en weekbladen. Hieronder een bloemlezing uit de serieuzere pers van de afgelopen weken:
‘Sterke historische setting, de problematiek van nawerking en verwerking… Zeezwijgen is een roman met een sterke plot die tot nadenken en inleven dwingt.’ – Aart van Soest in Vrij Nederland****
‘Ljubic weet zijn onderwerp prachtig teer te houden. In poëtische en filosofische beelden schrijft hij met ontzag en kritisch over de vrijwel onbegrijpelijke gebeurtenissen tijdens de Bosnische oorlog. Innemend en ontluisterend.’ – Fleur Speet in FD
‘Liefde is wellicht het enige antwoord op oorlog. Maar zelfs liefde is soms niet genoeg… Dat zijn grote woorden… die Ljubic zelf in zijn subtiele vertelling niet nodig heeft.’ – de Volkskrant****
‘Boordevol Welthaltigkeit… Wat Ljubic choqueert, is dat er midden in Duitsland jonge mensen met oorlogservaringen rond lopen… zoals Ana.’ – Anneriek de Jong in NRC Handelsblad
‘Het zijn de achteloze zinnen van Ljubic die verontrusten… Ljubic verleidt de lezer in een voortreffelijke stijl, met afwisselend poëtische en kale, filosofische beschrijvingen… Een subliem, innemend boek dat (meer…)

Coffee Company (fragment 3) – De bus uit Waddinxveen

Het begon allemaal met de bus uit Waddinxveen.
Ik had de man in de rode montycoat al eerder gezien, in de Coffee Company. Anders was hij die ochtend ook niet zo doelgericht op me toegelopen.
Misschien behoorde hij zelfs al veel langer tot de vaste bezoekers van de Coffee Company. Want dat zei nog niet zoveel, in dit soort zaken, iemand zien. Mensen konden hier maanden achtereen elke dag naast je aan een tafel zitten zonder dat tot je doordrong wie ze waren. Je zag ze wel, maar je onthield ze niet. Goddank. Iedereen hier was druk. Druk, druk, druk.
Maar een week geleden was hij binnen een paar minuten opgeklommen tot de rang van de drie of vier mensen in de Coffee Company die ik, los van de barista’s, kende. Die ik niet meer negeren kon.
Bekenden.
Vrienden, om het in Facebook-termen te zeggen.
Connections. Connecties.
Al hadden wij het op de uitgeverij nog altijd over ‘relaties’. Als wij zeiden dat we ‘met een relatie’ meegingen, dacht niemand daar wat van.
De man met de rode montycoat was op slag uit het anonieme systeem van de zaak naar voren gekomen, en hij had een gezicht gekregen. Voor mij.
En wat voor een gezicht. Een grote ronde (meer…)

Uitgeverij J.M. Meulenhoff spuit weer modder – nieuwe knollen voor oude citroenen

Door Reinjan Mulder
UPDATE 2011 – ‘Directeur Sander Knol verlaat per direct uitgeverij Meulenhoff-De Boekerij.’ Het nieuws in Boekblad kwam toch nog later dan ik had gedacht. Een incompetenter en kwaadaardiger directeur dan deze Knol had ik zelden meegemaakt. Kennelijk gedijt dit soort directeuren juist in het huidige, voor boeken zo gure, klimaat.

Immer met moed: De Meulenhoff equippe Viktor Groothoff (l.) en Reinjan Mulder op Vers voor de Pers 2005 (foto Boekblad)

Ik ken Sander Knol een beetje. Helaas, zeg ik er meteen bij. In mijn Meulenhoff-tijd was hij daar een paar maanden interim-directeur en zo had ik het dubieuze genoegen ‘onder hem’ te mogen werken.
Mijn eerste kennismaking met zijn praktijken zal ik niet gauw vergeten – vooral niet omdat hij mij niet veel later vanwege mijn ‘functioneren’ voor de kantonrechter meende te moeten dagen. Sander Knol wilde in zijn tijd als interim-directeur zo snel mogelijk van Meulenhoffs oudere, loyale medewerkers af, om met een paar volgzamere en jongere mensen een doorstart te kunnen maken, mensen die, anders dan ik, niets terug zeiden als hij iets voor hen bedacht. Bovendien dacht hij waarschijnlijk dat zoiets in Nederland de taak van interim-directeuren was: mensen de laan uit sturen, de boel een beetje opschudden.
Arme Sander Knol…
Ik was, toen hij bij ons kwam werken, al wat langer van plan om Meulenhoff de rug toe te keren, zodra dat kon, omdat het werken daar, in die permanente crisissfeer, allesbehalve een pretje was. Het moederconcern was net door de PCM-top aan het Britse hedgefonds Apax verkocht en daar was de inzet om het bedrijf zo snel mogelijk af te slanken, al het onroerend goed te verkopen, en het restant met een flinke winst door te verkopen. Hoe kon je in zo’n situatie aan auteurs duidelijk maken dat ze vooral naar Meulenhoff moesten komen met hun boeken? Maar Knol was me vóór, door mij eenzijdig een ontslag aan te zeggen, dat hem de statuur van de gevreesde interimmer zou kunnen geven die hij uit zijn managementboekjes kende: hire and fire.
En zo kwam ik aan het eind van zijn eerste jaar bij Meulenhoff zomaar, uit het niets, in een zware, en vooral dure ontslagprocedure terecht.
Tsja… Als Sander Knol mij een keer voor een kopje koffie had uitgenodigd en had gevraagd: ‘wat vind je zelf, we kunnen het nu misschien ook wel zonder jou af, zo leuk moet het hier niet zijn voor jou,’ dan had ik iedereen opgelucht gedag gezegd. Voor het geld hoefde ik het bij Meulenhoff al lang niet meer te doen. Sinds mijn veertigste was ik man in bonis.
Maar Sander Knol was geen man van gesprekken en kopjes koffie. Sander Knol had gewerkt bij de Duitse boekenclub ECI, waar hij had geleerd om in cijfertjes en juridische procedures te denken. Sander Knol geloofde sindsdien meer in dure advocaten van de Zuid as en in het goochelen met ponden en euro’s, dat in die laatste tijd bij PCM zo populair geworden was.
Net in de bloeitijd van het Britse hedgefonds had de Nederlandse leiding van het klapwiekende PCM-concern besloten om de directie van het ooit zo gerenommeerde J.M. Meulenhoff maar eens een tijdje in handen te leggen van managers van buiten. Naast Knol was daar ook nog  (meer…)

Marieke Smithuis over Zeezwijgen: wie is Nicol Ljubic?

Deze week was de Duitse schrijver Nicol Ljubic even in Amsterdam, als gast van het Goethe Institut en Uitgeverij Babel & Voss. Tijdens een geanimeerde avond over de vertaling van zijn laatste roman ‘Zeezwijgen’  werd hij in een prachtig Duits ingeleid door de Nederlandse critica en journaliste Marieke Smithuis. Wij drukken haar inleiding hieronder integraal af.

Wer ist Nicol Ljubic, und wo kommt er her? Viele wissen es bereits. Sie haben vielleicht Ljubic’ Buch gelesen, in dem er beschreibt, wie sein eigener Vater als junger Mann der Armut in Kroatien entfloh und wilde Abenteuer erlebte, bevor er sich schließlich in einem deutschen Reihenhaus niederließ. Oder sie haben  Ljubic’ feinsinnigen und mitunter auch witzige Bericht über seinen Eintritt in die SPD gelesen, der 2004 in der Zeit erschien. Der Titel lautete bezeichnenderweise “Als ich Rot wurde”. Ljubic hat hierfür den Theodor-Wolff-Preis erhalten.
Neben seiner journalistischen Arbeit erregten auch Ljubic Bücher Aufmerksamkeit: 2002 erschien der Roman Mathildas Himmel und 2004 das passende Werk zum bereits erwähnten Artikel in der Zeit: Genosse NachwuchsWie ich die Welt verandern wollte. Aber obwohl viele Menschen also schon wissen, wer Nicol Ljubic ist, gibt es natürlich immer noch Welche, hier und in Deutschland, die es nicht wissen … Und die könnten sich fragen, woher dieser exotische Name kommt, denn so “richtig” Deutsch hört er sich ja irgendwie nicht an. Oder?
Nach öffentlichen Lesungen, so hat Nicol Ljubic einmal erzählt, kommen immer wieder Leute auf Ihn zu, die wissen wollen, wo er denn so gut Deutsch gelernt hat. Woraufhin er dann antwortet: “Ach, es war nicht so schwer. Ist ja meine Muttersprache”.

(meer…)