Reijnier Vinkeleskade 61, sinds 1954 het huis van Dr. Ben Sajet
Door Reinjan Mulder
Voor de meeste Nederlanders zal de in 1943 omgekomen componist en pianist Mischa Hillesum de jongere broer zijn van Etty Hillesum, de internationaal bekende schrijfster van de kroniek Het Verstoorde leven. Maar voor mij was het heel lang omgekeerd. Etty Hillesum was de zus van Mischa Hillesum, een leerling van mijn oudtante Mien. Vanaf de eerste krantenartikelen over de familie Hillesum, in het begin van de jaren tachtig, hoorde ik dat Etty Hillesums broer Mischa Hillesum zeker zo begaafd en interessant was als zijn zusje.
Mischa Hillesum kende ik uit de verhalen van mijn (in 2013 overleden, red.) moeder, omdat hij de protégé en, naar ik sinds kort weet, de geliefde was van haar tante Mien Kuyper-Canté’.
Mischa (l.) en Etty Hillesum
Zo lang ik me heugen kan, ken ik al de verhalen over deze schilderachtige Amsterdamse tante. Mien Kuyper was de oudere zuster van mijn oma Suus Hulscher-Canté, maar voor mijn moeder moet ze een tweede moeder zijn geweest. Mijn moeder was bij haar kind aan huis, ze ging elk jaar met haar gezin mee op vakantie en het was ook door haar dat mijn moeder werd binnengeleid in de wereld van het rijke, vooroorlogse Amsterdam Zuid.
Zelf heb ik tante Mien, zoals ook ik haar noemde, slechts een paar keer gezien, en dan alleen nog maar vluchtig: op haar ziekbed, begin jaren vijftig, en daarna nog één laatste keer achter het raam van haar riante Amsterdamse School-huis, op nummer 61 van de Reijnier Vinkeleskade. Die allerlaatste keer, het moet 1954 zijn geweest, herinner ik me vreemd genoeg nog het best. Terwijl ik met mijn moeder en zusje door een kale tuin naar het hek toe loop, kijk ik, vijf jaar oud, nog één keer om en zie ik hoe ze ons voor het laatst uitzwaait. Haar gezicht komt nog net boven de vensterbank uit.
Aan deze tante heeft mijn moeder, als ik haar verhalen geloven mag, veel te danken, niet alleen haar muzikale vorming maar haar vorming tout court. Mijn moeder moet er in haar jonge jaren vaak gelogeerd hebben. Daarna hielp ze er in de huishouding toen ze geen werk had. En al die jaren ging ze met haar nichtjes Heleen en Els mee op vakantie, naar een fraai huis dat de familie Kuyper in de duinen van Zoutelande had laten bouwen.
Mien Kuyper, zo was het verhaal van mijn moeder, zou in haar jonge jaren een wonderkind zijn geweest. Op haar 16de gaf ze al concerten door het hele land en bij één van die concerten, in Groningen, moet ze de socialistische voorman Rudolf Kuyper (‘oom Ru’) hebben leren kennen, met wie ze later trouwde, waarna ze, nog steeds volgens de verhalen, een gerenommeerde muziekschool begon in Amsterdam-Zuid, in dat grote, hoge pand op de Reijnier Vinkeleskade, direct naast de latere Joke Smit School. Heel welgesteld Amsterdam zou zijn kinderen daar op les hebben gehad. Als mijn zusje en ik vroeger bekende musici of politici op de televisie zagen, zei mijn moeder meer dan eens: o, Bernard, dat was nog een leerling van tante Mien.
Ook mijn moeder kreeg van haar tante Mien haar eerste pianolessen. Het moet een Muziekschool Amsterdam (MSA) avant la lettre zijn geweest, met spectaculaire uitvoeringen in de Bachzaal en soms ook in de kleine zaal van het Concertgebouw.
Later, in de oorlog, toen de Bachzaal en het Concertgebouw voor heel andere doeleinden werden gebruikt, was het in ditzelfde huis dat de illegale muziekavondjes plaatsvonden van musici die niet bij de Kultuurkamer waren aangesloten. Onder hen bevond zich dan vaak het bij mijn tante inwonende joodse ‘wonderkind’ Mischa Hillesum.
Ja, mijn moeder grossierde, nu ik erover nadenk, in wonderkinderen.
Het vreemde aan al die levendige Amsterdamse herinneringen die aan mijn zusje en mij in onze jeugd werden opgedist, was wel dat, toen ik eenmaal in Amsterdam woonde, ik daar nooit iemand sprak die van deze, kennelijk zo illustere muziekschool van mijn moeders tante had gehoord. Ook wanneer ik in boeken over het muziekleven van voor de oorlog naar haar naam zocht, vond ik niets en als ik er eens met oudere musici uit mijn omgeving over sprak, zei het hun ook al niets.
Met als gevolg dat ik de opgewonden verhalen van mijn moeder met een steeds grotere korrel zout begon te nemen – passend in haar onuitputtelijke repertoire over alle interessante mensen die ze in haar jonge jaren zou hebben gekend: Albert Mol, Chaja Goldstein, Florrie – ‘de Dood’ – Rodrigo, Ida (‘Ied’) en Jef Last, Helen Ernst, Jan en Annie Romein-Verschoor. Eén lange stoet beroemdheden werd ons vroeger voorgeschoteld, van wie mijn moeder dan ook nog vaak les zou hebben gehad, met als hoogtepunt natuurlijk Albert van Dalsum, met wie ze in de Stadsschouwburg op de planken zou hebben gestaan – in de rij van Amsterdamse maagden, tijdens een Nieuwjaars-opvoering van de Gijsbrecht van Aemstel.
Mijn scepsis over dit roemruchte verleden van mijn moeder verdween pas toen ik een paar jaar geleden in Het denkende hart van de barak, de postuum verschenen brieven van Etty Hillesum, in een voetnoot ineens toch nog de naam van Mien Kuyper tegenkwam. Plus een toelichting.
Ze moest dus hebben bestaan, de tante Mien van de beroemde muziekschool, en ook Mischa Hillesum, de broer van Etty Hillesum moest hebben bestaan. Hij kwam bij mijn moeders tante inderdaad veel over de vloer. Hij woonde er de laatste jaren zelfs min of meer, las ik bij Etty Hillesum, en tijdens zijn verblijf in Westerbork was de Reijnier Vinkeleskade het contactadres van de familie Hillesum in Amsterdam, vanwaar de pakjes met levensmiddelen voor hen verzonden konden worden.
Later las ik nog wat meer over mijn moeders wonderlijke tante Mien in Etty – de nagelaten geschriften van Etty Hillesum.
Als ik deze boeken gelezen had, gaf ik ze altijd trouw aan mijn moeder door, die ze verslond en van streepjes voorzag.
Bij een van die gelegenheden hoorde ik toen ook dat haar tante Mien en Mischa Hillesum waarschijnlijk een verhouding hadden gehad. Samen met haar nichtje Els Kuyper, zo vertelde ze giechelend, had ze hen beiden een keer betrapt, terwijl Mischa en haar tante ergens boven in oom Ru’s enorme huis in een innige omstrengeling verwikkeld zaten…
Toen ik kort daarop Jan Geurt Gaarlandt tegenkwam, de uitgever en ontdekker van Etty Hillesum, kon ik het niet laten hem deze prikkelende anekdote door te brieven.
Hij kon zich niets van een dergelijke relatie herinneren, zei hij, maar hij vond het een interessant gegeven dat hij onthouden zou.
En jawel. Nog geen jaar later kreeg ik een mailtje van Jan Willem Regenhardt, de biograaf van de Hillesums, met de vraag wat ik precies nog meer wist van deze geheime verhouding.
Ik verwees hem maar meteen door naar mijn inmiddels 89-jarige moeder, en belde haar voor de zekerheid vast op, met het bericht dat er misschien iemand bij haar langs wilde komen om over Mischa Hillesum en haar tante Mien te praten.
‘Oei, ik zal eens kijken wat ik voor hem heb,’ zei mijn moeder. En na enig nadenken vroeg ze me: ‘Zal ik hem dat laatste boek over Etty Hillesum geven dat ik van je kreeg? Daar staat iets in over tante Mien.’
‘Ik denk eigenlijk dat hij dát boek wel kent,’ antwoordde ik. Jan Willem Regenhardt had, dacht ik, zelfs de noten in dat boek verzorgd.
‘Ik zal hem toch maar niet vertellen dat tante Mien waarschijnlijk een verhouding met Mischa had?’
‘Nou, volgens mij wil hij juist daarvoor graag bij je langs komen.’
‘O jee.’
Het resultaat van Jan Willem Regenhardt’s nieuwe onderzoek is inmiddels een mooi boek over Mischa Hillesum geworden, Micha’s spel en de ondergang van de familie Hillesum.
Het boek kwam in januari jongstleden uit, en samen met mijn moeder en mijn zusje Els ben ik naar de presentatie in de Nieuwe Kerk geweest.
Mien Kuyper met haar muziekschool blijkt in het treurige verhaal over de hoogbegaafde Mischa een behoorlijk centrale rol te hebben gekregen. Mijn moeders tante blijkt voor hem nog veel belangrijker te zijn geweest dan ik had kunnen vermoeden. Zo zou zij het zijn geweest die hem inspireerde om zelf composities te gaan schrijven. Tijdens de presentatie werden er een paar ten gehore gebracht.
Ook de verhouding die mijn moeders tante nog op 44-jarige leeftijd had met de zoveel jongere (22) Mischa Hillesum, krijgt bij Regenhardt uitvoerig aandacht. Zo lees ik dat ook anderen, zoals de pianist George van Renesse, van deze scandaleuze verhouding moeten hebben geweten, en dat zij deze vanwege het grote leeftijdsverschil soms streng afkeurden. Zij vreesden dat Mischa’s toch al broze geestelijk evenwicht door zijn relatie met de zoveel oudere pianiste nog verder onderuit zou worden gehaald.
Aan de andere kant maakt Jan Willem Regenhardt ook duidelijk dat verhoudingen met oudere minnaars en minnaressen in huize Hillesum zeker niet ongewoon waren. Ook Etty en haar broer Jaap Hillesum vielen vaak op mensen die makkelijk hun ouders hadden kunnen zijn.
Etty Hillesum zag in mijn moeders tante Mien Kuyper ook eerder ‘een kwetsbare vrouw’ dan ‘de waakzame heerseres die anderen in haar zagen’ (Regenhardt). Over de bedden in huize Kuyper schrijft Etty Hillesum in een van haar brieven: ‘En dan het bed van Mischa en z’n beklagenswaardige offer. Ik heb de indruk, dat Mischa eigenaar van dat bed is en Mien dwaalt eromheen, heeft wisselende legerstedes door dat hele chaotische huis, en kan niet meer slapen.’
In diezelfde tijd moet Mien Kuyper tegenover Johan Valkhoff echter juist heel ‘juichend’ over Mischa’s grote kwaliteiten in bed hebben opgegeven: ‘Ze beschreef dat ze geweldige nachten met hem had gehad.’
Wat uit Regenhardts boek voor mij eindelijk duidelijk is geworden, is waarom mijn moeder mij in de loop der jaren altijd zoveel over Mischa Hillesum verteld heeft. Ze was, lees ik nu, als meisje samen met haar in de oorlog omgekomen nichtje Els lange tijd in stilte smoorverliefd op Mischa geweest. Mischa Hillesum, schrijft Regenhardt, was ook echt het type pianist dat op jonge meisjes indruk kon maken: dromerig, niet van deze wereld, sensueel en hyperbegaafd. Hij vergelijkt hem ergens met Chopin.
En terwijl Mischa het soort meisjes als mijn moeder waarschijnlijk nauwelijks opmerkte, was het mijn moeders veel oudere tante die – voor het oog van haar jaloerse nichtje – met zijn niet geringe gunsten ging strijken – net zoals dat George Sand dat destijds lukte bij de sensuele Frederic Chopin.
Zoiets vergeet je als twintigjarige niet snel.
Voorin het geschenk-exemplaar dat ik van mijn moeder in huis heb, heeft Jan Willem Regenhardt geschreven: ‘Voor Hanna. Het is wel niet Mischa, maar dan toch wel een boek over Mischa. 30-1-2012.‘
Op 4 mei 2017 zal ik tijdens de Open Joodse Huizen in het pand Reijnier Vinkeleskade 61 wat meer proberen te vertellen over Mischa Hillesum en zijn geliefde. Aanvang 16.00 uur.