Halverwege de hemel: Felix Meritis verjaart

Door onze stadsredactie 
Vierhonderd jaar geleden werd in Amsterdam besloten de grachtengordel aan te leggen, maar 225 jaar terug deed zich een zeker zo belangrijk moment voor in de geschiedenis van de hoofdstad: in 1788 werd aan de Keizersgracht, midden in de roemruchte grachtengordel, het nog altijd unieke, classicistische Felix Meritis ingewijd.

Bezoekers op het Observatorium op dak van Felix Meritis

Bezoekers op het Observatorium op dak van Felix Meritis

Twee grootstedelijke jubilea, maar wat een verschil in aandacht. Terwijl het nogal kunstmatige jubileum van de grachtengordel – er is na 1613 nog jaren aan de gordel doorgesleuteld, tot aan de dag van vandaag – nu al maanden luidruchtig wordt gevierd, verloopt het zoveel interessantere kroonjaar van Felix Meritis geruisloos. En dat is jammer. Want Felix Meritis heeft uiteindelijk meer voor de ontwikkeling van de stad betekend dan de grachtengordel. De opening van Felix Meritis was achteraf gezien een momentum in de Amsterdamse geschiedenis. En dan is er juist aan Felix Meritis dit jaar nog iets nieuws te beleven: het 225 jaar oude ‘observatorium’ op het ovale dak, dat meer dan een eeuw afgesloten was, is (meer…)

De nieuwe Leespaarden van juli: Piet en Hanna Mulder, huizen van James Joyce en de film van Denise Janzee

Door onze mediaredactie

Hanna Mulder tussen het werk van haar man Piet Mulder (foto William Hoogteyling)

Hanna Mulder tussen het werk van haar man Piet Mulder (foto William Hoogteyling)

In de maand juli verschenen vijf nieuwe titels in de ‘Leespaarden’ top-tien. In deze lijst van veel én lang bestudeerde stukken uit Das Zahngold vallen daarbij vooral de profielen van Hanna en Piet Mulder op, de ouders van de hoofdredacteur, die zeer intensief werden opgevraagd en gelezen na het verschijnen van de necrologie van Hanna Mulder-Hulschr in de Volkskrant van 16 juli. De top-tien van de afgelopen maand wordt daardoor:
1. (3) Interview met A.F.Th. van der Heijden over De tandeloze tijd
2. (-) Sandra van Beek: Piet Mulder (1919-2001) – Schilder van het Betuwse landschap
3. (5) Patricia de Martelaere over haar roman Het onverwachte antwoord
4. (-) Waar James Joyce (meer…)

Een teruggevonden interview met een 42-jarige Rutger Kopland – Naar een strijdbare vorm van melancholie

Door Reinjan Mulder
Bij het overlijden van Rutger Kopland, deze maand een jaar geleden, schreef ik hier over een nogal moeizaam verlopen interview dat ik in 1976 met de dichter maakte, toen hij net de Gorterprijs, de poëzieprijs van de gemeente Amsterdam, had gewonnen. Achteraf gezien stond Kopland toen op het punt een nieuwe richting in te slaan. Onlangs kwam ik dat interview weer tegen, en ik vond het te interessant om er aan voorbij te gaan. Hieronder de – licht bewerkte en geactualiseerde – tekst. 

‘Het is niet zo dat ik elke avond achter de schrijftafel moet,’ zegt Rutger Kopland. We zitten in zijn verbouwde boerderijtje in Glimmen, net onder Haren en praten over zijn dichterschap. ‘Er gaat soms wel een jaar voorbij dat ik geen gedicht schrijf. Als ik een bundel af heb schrijf, ik meestal een tijd lang niets. Tot ik weer een uitnodiging krijg om wat in te sturen. Dat is een stimulans.’
Maar ook zonder zulke stimulansen denkt Kopland er toch steeds weer over om weer aan het werk te gaan. Hij heeft nu net weer een half jaar aan een nieuwe serie gedichten geschreven. ‘Eerst heb je een paar ervaringen waarvan je denkt: die moet ik vasthouden. Die accumuleren dan meestal zodanig dat je op een gegeven moment toch weer aan de slag gaat, dwars tegen andere verplichtingen in. Er zijn dan altijd wel dingen die op het eerste gezicht beter zijn om te doen, nuttiger, aangepaster ook, tussen aanhalingstekens. Poëzie strijdt soms met de verplichtingen die ik in mijn vak heb. Ook daarin heb ik aandriften om eens wat op poten te zetten. Maar je moet dan kiezen en soms kies ik dan voor het schrijven van gedichten.’

Rutger Kopland (1934-2012), die later nog de P.C. Hooftprijs zou krijgen voor zijn poëzie, won in 1976 de Gorterprijs, de poëzieprijs van de Gemeente Amsterdam, voor zijn bundel Een lege plek om te blijven. Maar hij was zelfs toen al vele jaren een van Nederlands meest gelezen dichters. Het orgeltje van Yesterday (1968) was al voor de zesde keer herdrukt, wat neerkomt op bijna één herdruk per jaar, en kort na mijn interview zou bij de Twin Peak-press in San Francisco zelfs een door Ria Leigh vertaalde keuze uit zijn vijf tot dan toe verschenen dichtbundels in het Engels verschijnen, onder de misschien nog wel mooier klinkende Engelse titel An empty place to stay.
Als ik hem op een avond in november van 1976 in zijn huis in Glimmen opzoek, werkt Kopland overdag nog als (meer…)

De speelse filosofie van Eric de Kuyper

Door Reinjan Mulder

Wat konden ze toen mooi uitgeven...

Wat konden ze toen mooi uitgeven…

In De hoed van tante Jeannot, het tweede boek van de Belgische filmer-schrijver Eric de Kuyper (1942), komt een klein jongetje voor dat bij zijn moeder op zolder poppenkastvoorstellingen organiseert. Zoals dat bij kindervoorstellingen vaker gebeurt, doet het verhaal dat hij in zijn kast brengt er eigenlijk weinig toe. Hij gaat uit van een vast stramien, waarop hij dan steeds een beetje improviseert.
Belangrijker dan het verhaal zijn de personages en de decors, en de effecten die daarmee kunnen worden bereikt. De personages zijn de gebruikelijke figuren waarmee je volgens het jongetje niet veel kanten op kunt, een prins, een prinses en een heks. Maar, zo vindt hij, het zijn wel poppen waarmee je ‘altijd goed zit’. De aankleding van het theater bestaat uit wat toevallig voorhanden is: een paar vliegenhorren uit de kelder, oude lappen, een tafel en een kist, aangevuld met enkele zelf geschilderde decors. Deze worden verlicht door een oude bureaulamp en twee zaklampen, waarmee dank zij gekleurd papier vlammen, zonsopgangen, maanlicht en ‘nachteffecten’ kunnen worden nagebootst.
Ik beschrijf dit poppentheatertje hier wat uitgebreider omdat het zo’n mooie indruk geeft van (meer…)

Waar James Joyce woonde

Door Reinjan Mulder
Een kennismaking met een schrijver kan op twee manieren: met de klok mee en tegen de klok in. De gedreven boekenliefhebber zal meestal tegen de klok in gaan. Hij begint met een boek. Het eindprodukt. Als hem dat bijzonder aanspreekt, raakt hij ook geintrigeerd door de schrijver. Wie is die man? En ten slotte komt hij uit bij het beginpunt, het literaire landschap. Waar heeft de schrijver gewoond, welke school heeft hij bezocht, waar heeft hij zijn boek geschreven? Wat is er, kortom, allemaal gebeurd voordat het bewonderde boek van de persen rolde?
Bij de geroutineerde reiziger zal de kennismaking eerder in de omgekeerde, in wezen veel natuurlijker richting verlopen. Hij komt in een stad die hem bevalt, hij verdiept zich in de geschiedenis, en vroeger of later merkt hij welke schrijvers er in de loop der eeuwen hebben gewoond. De vraag die hij zichzelf dan uiteindelijk stelt is: wie en wat heeft de streek die hij bezoekt voortgebracht?
James Joyce wordt de laatste jaren steeds vaker op de tweede manier bestudeerd. Eerst maakt iemand kennis met zijn hardware, de stad waar Joyce zijn jeugd heeft gesleten. Daarna koopt hij, gefascineerd, in een van de plaatselijke boekwinkels een boek over de geschiedenis. En dan kan het niet lang meer duren of hij leest iets van Joyce, een stukje Ulysses als onderschrift bij een prachtige oude foto of een stukje Dubliners als intermezzo na de beschrijving van een van de stadsdelen. En zo komt hij (meer…)

Ritorno in Venezia – Scenes uit Pensione Seguso

Door Reinjan Mulder

Uitzicht uit Pensione Seguso, met rechts Hotel La Calcina, 2013

Uitzicht uit Pensione Seguso, met rechts Hotel La Calcina, 2013

VENETIË, JULI 2013 – Mevrouw Seguso is gestopt met koken. Bijna zeventig jaar heeft ze voor haar pension aan de Zattere elke avond ononderbroken de maaltijden gekookt. Maar ze had er geen zin meer in, zegt ze. Nu kan ze tenminste af en toe bij haar dochter in Zwitserland op bezoek gaan. Daar had ze vroeger nooit de gelegenheid voor.
Mevrouw Seguso zit naast me op het terrasje van Gino’s bar, in het straatje achter haar pension, en ze heeft nu eindelijk de tijd voor zich alleen. Ze is al 91, net als mijn moeder. Nu haar famueze pension recent door een nichtje van haar man is overgenomen, heeft ze gelukkig niet zo veel meer te doen als vroeger, zegt ze, zodat ze haar tijd nu verdelen kan tussen dit terras, van Gino, het terras van Nico, aan de Zattere, en haar huis, vlak bij het Guggenheim Museum. Als ze tenminste niet naar haar dochter in Zwitseland is, want – heeft ze dat al gezegd? – ze heeft een dochter in Zwitserland.
Mevrouw Seguso’s fameuze Pensione Seguso op de Zattere kende ik jaren lang alleen maar van (meer…)

‘Zij leerde Geldermalsen dansen’ – bij de dood van Hanna Mulder-Hulscher (1922-2013)

Hanna Vreugde

Marinus Vreugde: De duikster, gipsafgietsel. In 1934 poseerde Hanna Hulscher voor de beeldhouwer Marinus Vreugde voor het beeld ‘de duikster’ aan het Zonnenhuis in Amsterdam

Door Reinjan Mulder
GELDERMALSEN, 22 JUNI – Afgelopen dinsdag, 18 juni, ontbeet ik voor het eerst van mijn leven in een ziekenhuis, het Rivierenlandziekenhuis in Tiel. Ik had een enerverende nacht achter de rug en vroeg me af of ik nog iemand bellen moest. Mijn vrouw had ik gebeld, mijn zusje, de buren, er was een berichtje gegaan naar mijn zoon, naar Truusje, de nichtjes, naar Daan.
Ineens schoot het me te binnen. Stom!
Mijn moeder! Ik had mijn moeder nog niets laten horen. Hoe kon ik haar vergeten?

Mijn schrik duurde niet lang. Al snel drong tot me door dat degeen die ik bij belangrijke gebeurtenissen altijd als een van de eersten belde, er sinds een paar uur niet meer was. Om 8 minuten voor middernacht had ik haar een intens diepe zucht horen slaken. Ik was zachtjes naar haar bed gelopen, had naar haar ingevallen gezicht gekeken, en toen op mijn horloge.
Twee minuten, drie minuten.
Het bleef stil, doodstil.
Dit moest (meer…)

De tien Leespaarden van mei: Margriet de Moor direct op 2

Door onze mediaredactie
UPDATE – Van de nieuwe stukken in Das Zahngold werden afgelopen maand vooral twee geactualiseerde profielen goed gelezen: van Jan Eijkelboom (6) en Bob den Uylprijs-winnaaar Carolijn Visser (13). Bij de oudere stukken was er weer veel intensieve belangstelling voor Reinjan Mulder’s reportage over de voortijdige schoolverlaters van het Tiels Gymnasium uit 2008 (1), Till Roenneberg’s inleiding bij zijn boek over chronobiologie Het innerlijk uurwerk (9) en Patricia de Martelaere’s postuum gevonden brief over Het onverwachte antwoord (5).  De ‘Leespaarden’ van mei gaan daardoor, in volgorde van leesintensiteit (met tussen haakjes hun positie in april) naar:
1.(re) Reinjan Mulder: De ondergang van het Stedelijk Gymnasium in Tiel
2 (-) Recensie van Eerst grijs dan wit dan blauw van Margriet de Moor
3.(re) Interview met A.F.Th van der Heijden over zijn cyclus De Tandeloze tijd
4.(6) ‘Objectief beeld van Nederland’ – Rijksmuseum verwerft werk van Reinjan Mulder
5.(10) Patricia de Martelaere over haar roman Het onverwachte antwoord
6.(-) ‘Alles moet kloppen’ – Vijf jaar na de dood van dichter Jan Eijkelboom
7.(4) Leon de Winter schrijft literatuur! Recensie van De Ruimte van Sokolov
8. (re) Nieuwe knollen voor oude citroenen – Sander (meer…)

Bij de P.C. Hooftprijs 2013 – interview met schrijver A.F.Th. van der Heijden over zijn cyclus ‘De tandeloze tijd’

A.F.Th. van der Heijden: gefascineerd door de roes

Door Reinjan Mulder
UPDATE – Ergens bij A.F.Th. van der Heijden op zolder moet nog het grote boek liggen dat hij op zijn zestiende schreef, het boek ‘waar alles in stond’. Hoewel hij het later als een puberfantasie beschouwde, zijn al zijn boeken en romancycli wel steeds meer op één zo’n allesomvattende roman gaan lijken. Zelf zei hij over dat ene, grote boek waaraan hij altijd zou blijven werken, toen ik hem in 1996 interviewde: ‘Juist omdat het om één boek gaat, probeer ik in elk deel een andere toon aan te slaan. Dat is de hink-stap-sprong van het vertellen. Ik zou wel eens wat anders willen doen, maar ik besef wel dat ik misschien wel altijd aan De Tandeloze Tijd zal blijven vastzitten. De trouw aan het ene werk is bij mij groter dan (meer…)

Bob den Uyl-prijs 2013 voor reis-schrijfster Carolijn Visser ‘Alles was daar anders’ – profiel van een stevige winnaar

Door Reinjan Mulder
fCar2 otIn 1972 maakte Carolijn Visser, die deze week met haar boek Argentijnse avonden de Bob Den Uyl-prijs 2013 won, haar eerste grote reis. Ze was 16 jaar, had zich ingeschreven voor een werkkamp in Poznan, net over de Poolse grens en ze had in Middelburg, waar ze woonde, in haar eentje de trein naar het Oosten genomen. Zo begon het allemaal. Op die reis leerde ze voor het eerst de spanning kennen van de aankomst in een vreemd land. Bij de grens van de DDR kwamen er douanebeambten langs die met zaklantaarns onder de treinen keken, je hoorde over mensen die zich tussen de wielen verstopten. Het was nog de tijd van het ijzeren gordijn. Toen ze daarna in Poznan uitstapte, zag ze enorme stoomlocomotieven staan puffen, en het rook er meteen zo anders, ‘naar Oostblok’.
In Polen maakte Visser ook voor het eerst kennis met een andere maatschappijvorm dan de onze, wat toen nog het reëel bestaande socialisme heette. En daar bleef het niet bij, ‘alles was daar anders’. Ze was opgegroeid met de koude oorlog, bij haar thuis hadden ze voorraden in de kelder ‘voor als de bom viel’, maar hier zag ze sjofele kantines waar mensen chichorei-koffie stonden te drinken. Ze maakte kennis met het begrip zwarte markt, ze zag handige jongens die (meer…)