Mijn ouderlijk huis in Geldermalsen, kort nadat het buurhuis door de Duitsers is opgeblazen uit wraak voor de spoorwegstaking (foto Carl Hulscher, 1945, Verzetsmuseum Amsterdam)
Door Reinjan Mulder
UPDATE juni 2021 – Dit wordt een moeilijk verhaal, maar het moet een keer verteld worden. Sommige mensen zijn voor het leven gevormd door hun katholieke jeugd, andere zijn zo gereformeerd opgevoed dat ze die achtergrond nooit meer kwijt raken, en zo ben ik opgegroeid met verhalen over ‘het verzet’. Mijn vader stamt uit een familie van overtuigde sociaal-democraten die in de oorlog niet voorop liep bij het plegen van heldendaden, maar de vader van mijn moeder, mijn opa Carl Hulscher (1900-1991), was tijdens de Bezetting actief in de (illegale) CPN. Mijn moeder heeft dat altijd ontkend, maar zelf had hij het tot aan zijn dood over ‘de illegaliteit’, en dan ging het niet om de christelijke of koningsgezinde varianten daarvan, de Trouw-groep of Je Maintiendrai, maar om de communistische tak.
Mijn opa kende veel te veel mensen uit hun organisatie om daarin een buitenstaander te zijn geweest. Daan Goulooze, de centrale figuur binnen het Nederlandse Comintern-netwerk, was tot zijn dood met hem bevriend, vlak voor hij stierf, heb ik ‘Daan’ nog een keer in Geldermalsen ontmoet en zijn we met hem in Mariënwaerdt gaan wandelen. De gefusilleerde communistenleider Jan Postma had mijn opa goed gekend, iIn de jaren dertig waren mijn grootouders al bevriend met Jan en Annie Romein, en nooit ben ik vergeten hoe mijn vader op het eind van zijn leven vertelde hoe hij in 1944 bij zijn schoonvader thuis werd voorgesteld aan de communistische voorman A.J. Koejemans, die bezig was het bovengronds gaan van het communistische dagblad De Waarheid na de oorlog voor te bereiden. Mijn vader werd toen gevraagd om medewerker van de krant te worden. Zoiets was niet zonder risico, in 1944, en dit zou vast nooit zo informeel zijn gegaan als mijn opa zomaar een kennis van Koejemans was geweest.
Voorjaar 1945, het verzet plakt in de Lekstraat bulletins van De Waarheid aan. Foto van mijn opa Carl Hulscher uit ‘De tweede wereldoorlog in honderd foto’s’, Zwolle, 2020.
Voor die grootouders van mijn moederskant is de oorlog ook nooit voorbijgegaan. Mijn oma, Suus Hulscher-Canté, heeft tot aan haar pensioen in 1960 bij de Stichting ’40-’45 gewerkt, waar ze met al haar inzet wezen en weduwen van gefusilleerde verzetsstrijders bijstond. Een avondje televisie kijken bij mijn oma en opa stond in de jaren zestig en zeventig dan ook garant voor boosheid en opwinding over de ‘schoften’ van toen, die weer over het scherm paradeerden ‘alsof er niets was gebeurd’.
Maar pas bij mijn opa’s crematie, op Westgaarde in 1991, werden mijn vermoedens bevestigd. Dunya Breur, dochter van de gefusilleerde Spanjestrijder en verzetsman Krijn Breur, kwam toen onaangekondigd naar voren om mijn opa Carl vanwege zijn lidmaatschap van de illegale CPN als ‘moedig’ mens te prijzen.
Er viel toen een stilte, herinner ik me. Wie was deze vrouw? Later maakten we kennis. Dit was dus Dunya, de dochter van Krijn en Aadje Breur, over wie ik al zo vaak had gehoord.
Door deze achtergrond en alle emoties die daarbij naar boven konden komen, ben ik van de weeromstuit altijd een beetje allergisch geweest voor een term als ‘moed’, en zeker voor het begrippenpaar ‘goed’ en ‘fout’. Ik heb de oorlog niet meegemaakt, en die van mijn ouders en grootouders hoef ik niet nog eens over te doen.
Maar soms is dat niet zo makkelijk. Op 28 augustus 2013 was ik met mijn zusje Els op bezoek in het Gemeentehuis in onze geboorteplaats Geldermalsen. Mijn moeder was overleden en wij stonden (meer…)