Een lange brief en een bezoek aan antiquaar Wilma Schuhmacher (88): ‘Ja, ik ben er nog!’

De Willem Elsschot-catalogus (2010) van Antiquariaat Schuhmacher

De langverwachte Willem Elsschot-catalogus (2010) van Antiquariaat Schuhmacher

UPDATE – Twee maanden geleden, op 17 juli 2015, publiceerde ‘Das Zahngold’ enkele herinneringen aan het illustere Amsterdamse antiquariaat Schuhmacher. Niet lang daarna kwam er een uitvoerige reactie binnen van de nu 88-jarige Wilma Schuhmacher, waaruit we – met haar toestemming – graag enkele gedeelten citeren.  
‘Beste Reinjan, wat een aardig stuk,’ zo begint de brief, ‘het verlichtte de post-herpetische pijn van de gordelroos die ik in nek en op mijn schedel kreeg.’
Ze was ontroerd, schrijft ze, over mijn woorden over de begrafenis met paard en wagen van haar halfbroer Max: ‘Neen, ik vond het onacceptabel om iemand als Max, die je zo associeert met openheid, de heidevelden op de heuvels in Ierland, ook nog in zo een rottige dichte auto te stoppen. Ik zei dus paard en wagen, en dacht aan toen we eens even buiten Limerick een boer die op zo’n platte kar stond zijn paard de stad in zagen mennen. Natuurlijk niet zo chique als wat de begrafenisdame voor ons aan kar vond, maar gegeven paarden etc.’
Ze was blij dat het allemaal gelukt was en dat de wagen op weg naar Zorgvlied met bloemen was overdekt. ‘Bernard (Asselbergs), ook een oud NJN-er, plukte en schikte de bloemen, ook dat hoorde bij Max.’
En dan juicht Wilma Schuhmacher bijna: ‘Ja, ik ben er nog, over 1½ jaar (DV, zouden de Ieren zeggen) 90, en nog steeds aan het werk, al is het nu nog meer wetenschappelijk geworden. Geen Max betekent een wat ander soort leven en omdat ik toch een pluizer ben, laat ik die kant min of meer de ruimte.
Daarbij, wat moet ik anders (meer…)

Gimmick! de dubbele bodems in Zwagerman’s beste – Bij de dood van Joost Zwagerman (1963-2015)

GimmickfotoDoor Reinjan Mulder
UPDATE – Op 12 mei 1989 verscheen in NRC Handelsblad onder de kop ‘De cultuurkritiek van Joost Zwagerman – Kruideniers regeren de wereld’ een grote recensie van Joost Zwagerman’s ‘Gimmick!’ die hem tot een van de bekendste auteurs uit de late twintigste eeuw zou maken.
Laat ik beginnen met de – licht geredigeerde – tekst:

‘Zo zie je maar weer, als je goed om je heen kijkt vind je altijd wel iets dat niet deugt.’ Dat zegt Walter Raam, de hoofdpersoon uit ‘Gimmick!’, de tweede roman van Joost Zwagerman tegen zichzelf, wanneer hij één etmaal op bezoek is bij een vroeger vriendinnetje dat aan de academie van Florence kunst en restauratie studeert.
Je kunt niet zeggen dat de bedenker van dit zinnetje elke zelfkennis ontbeert. Raam, een 24-jarige kunstschilder die voor zijn leeftijd opmerkelijk veel succes heeft bij collega’s en galeriehouders, heeft inderdaad een groot talent om op alles in zijn nabijheid iets aan te merken.
Een paar voorbeelden uit het gedeelte dat over Florence gaat. Het meisje probeert Raams korte verblijf in Italië zo aangenaam mogelijk te maken. Ze haalt hem stipt op tijd af van het station, ze vertelt over zichzelf en de stad, stelt hem voor aan twee meisjes met wie ze een prachtige woning deelt, ze kookt voor hem, geeft hem een eigen kamer, neemt hem mee naar een goede film en stelt hem, de jonge, veelbelovende schilder, in de gelegenheid om uitgebreid de Florentijnse musea en tentoonstellingen te bekijken.
Maar in de ogen van Walter Raam kan ze geen goed meer doen. Al bij het station constateert hij dat zij, zijn eerste liefde, ‘er niet uitziet’, als een secretaresse, met een coupe soleil en een ‘neo-tuttige’ broek. Ze is, denkt Raam, het type geworden dat mannen boven de dertig aantrekkelijk vinden. In de taxi naar haar huis zit ze ‘aan één stuk door te ratelen en te kleppen’. Ze wil niet ingaan op Raams eerste onomwonden vraag: of Italianen inderdaad ‘anders, gevarieerder, beter, heter neuken dan de Nederlanders’. Hoewel ze (meer…)

Een bezoek aan Huize ’t Vogelwater in 1977: bij de 75ste verjaardag van dichter Elly de Waard

Verbrande foto achterop Van Geel's 'De ene kunst leeft nooit zonder de andere...'

Verbrand Van Geel-portret achterop ‘De ene kunst leeft nooit zonder de andere…’

Door Reinjan Mulder
September 1977. Een groot, afgelegen huis midden in de duinen bij Castricum: ’t Vogelwater. In rijen van drie liggen plastic fotolijstjes op de vloeren uitgestald. De volgende dag moet in het nabijgelegen Bergen de tentoonstelling met werk van de drie jaar eerder overleden dichter Chris van Geel (1917-1974) worden ingericht. Zijn laatste geliefde, de dichter en pop-recensente Elly de Waard (1940) is met haar vriend Karel Ankerman bezig de honderden tekeningetjes en minuscule schilderijtjes op volgorde te leggen. Ik ben langsgekomen om Elly de Waard voor NRC Handelsblad over de dichter te interviewen. Het is de eerste keer dat ik de vandaag 75 jaar geworden dichter wat langer spreek, en door allerlei omstandigheden zal het waarschijnlijk ook de laatste keer zijn geweest.
Toch was in alle opzichten een geslaagde avond, waaraan ik nog geregeld terugdenk. Niet alleen door het spannende struinen tussen alle restanten en varianten van Chris van Geel’s werk die nog in huis lagen, ook de ontdekking dat je in het westen van Nederland anno 1977 – en waarschijnlijk nog steeds – zo midden in de wildernis kunt wonen sprak tot mijn verbeelding. Die stilte. Die weidsheid. Langzaam viel de nacht over de duinen, de deur naar de tuin stond open en  (meer…)

Een dode Eriek Verpale en alive and kickin’ Martin Ros & Wilma Schuhmacher (88) – de Leespaarden van augustus

Arnon Grunberg in de tijd van De olifant en het joodse probleem (foto Koos Breukel)

Zahngoldredactiewand met vroege Grunberg-foto (door Koos Breukel)

Door onze mediaredactie
In augustus deed zich voor het eerst de situatie voor dat van de 10 stukken die het meest gelezen werden, de meeste ook het langst werden gelezen: 6 werden (bijna) 4 minuten of langer gelezen. Omgekeerd stonden van de 10 lang en intensief gelezen stukken (de ‘Leespaarden’) er maar liefst 6 in de maand-toptien. Daarbij ging aan het begin van de maand veel aandacht naar de nu 78-jarige vroegere AP-hoofdredacteur en boekbespreker Martin Ros (die zojuist liet weten dat het hem uitstekend gaat) en was er veel (en intensief!) vraag naar de necrologieën van de schrijvers Rogi Wieg en Eriek Verpale.
In de tweede helft van augustus ontstond daarnaast veel aandacht voor een  nieuw stuk over schrijvers met een joodse achtergrond, waarin naast een jeugdige Arnon Grunberg ook de recent overleden schrijvers Rogi Wieg en Eriek Verpale weer figureerden, en tegen het eind van de maand voor de terugblik op de moeizame ontvangst van Tessa de Loo’s mega-seller De Tweeling.
Een zesde persoon voor wie in augustus nog veel en gedegen belangstelling was, is de Amsterdamse antiquaar Wilma Schuhmacher, over wie hier in juli een lang stuk verscheen. In een mail en een brief liet zij ons vorige week weten het stuk met grote instemming gelezen te hebben, en als het aan haar ligt, is zij nog láng niet dood: ‘Ja, ik ben er nog, over 1 ½ jaar (DV, zouden de Ieren zeggen) 90, en nog steeds aan het werk…
Waarvan Acte! In de komende weken zal Das Zahngold terugkomen op haar brief.

DE LEESPAARDEN

De 10 langst gelezen artikelen (Leespaarden) waren in augustus (met tussen haakjes hun score in juni en juli):
1. (re) Hoe zou het toch met Martin Ros gaan? (gemiddeld 7:50 minuten)
2/3. (-) Jiddisch lezen op de grens – Bij de dood van (meer…)

Nederland-Duitsland – Tessa de Loo over het onverteerbare succes van ‘De Tweeling’

Tessa-de-Loo-De-tweeling.-1e-druk-21958109Door Reinjan Mulder
UPDATE – Welke rol kan literatuur spelen bij het verbeteren van de betrekkingen tussen twee landen? Over die vraag, en met name over de lange tijd nogal troebele betrekkingen tussen Nederland en Duitsland, organiseerde het Amsterdamse Goethe-Institut in 1994 het debat ‘Buren door Boeken’. Opvallende afwezige bij dat debat – en ook tijdens de rest van de manifestatie – was de schrijfster Tessa de Loo. Des te opvallender was dat omdat haar roman De Tweeling (1993) niet alleen de eerste Nederlandse roman na de oorlog was die de Nederlands-Duitse verhoudingen tot expliciet thema had, het boek was in Nederland het jaar daarvoor ook nog eens als de spreekwoordelijke bom  (meer…)

Een mengsel van warmte en paniek: Arnon Grunberg en de joodse achtergrond van hem en 12 andere schrijvers

olifantfoto 1Door Reinjan Mulder
In het voorjaar van 1994 verscheen in het Literair Supplement van NRC Handelsblad een – achteraf  gezien – historische recensie. Die ging over De olifant & het joodse probleem, een verhalenbundel van 13 auteurs met een joodse achtergrond, samengesteld door de toen nog niet zo bekende Jessica Durlacher.
Niet alleen werd in de recensie het eerste samenwerkingsproject van het latere schrijversechtpaar Leon de Winter en Jessica Durlacher bespoken, de titel en het slotverhaal van het boek waren van De Winter afkomstig, niet alleen was het de eerste eerste keer dat Jessica Durlacher als schrijfster de aandacht trok, niet alleen werd voor het eerst op de verwantschap tussen de vroege Arnon Grunberg en Eriek Verpale gewezen, voor mij was het ook het begin van een lange correspondentie met Arnon Grunberg – die tot op de dag van vandaag niet geëindigd is. En dan zwijg ik nog maar over het bizarre gegeven dat tot voor kort alle 13 auteurs uit de bundel nog leefden, alive and kickin’, maar dat twee van hen, Rogi Wieg en Eriek Verpale nu binnen een maand onder merkwaardige omstandigheden het leven lieten.
Laat ik beginnen met  (meer…)

Jiddisch lezen op twee grenzen – bij de dood van de Vlaamse schrijver Eriek Verpale (1952-2015)

Schrijver Eriek Verpale (r.) met Luuk Gruwez

Schrijver Eriek Verpale (r.) met Luuk Gruwez

Door Reinjan Mulder
Gisteren werd in zijn woonhuis in Zelzate de Belgische schrijver Eriek Verpale (63) dood aangetroffen. Hij werd gevonden door zijn werkster, de ‘poetsvrouw’, die zijn huis kwam schoonmaken. Het was een onopvallende dood, die paste bij het leven dat Verpale, zelf kind en kleinkind van een poetsvrouw, in Zelzate heeft geleid. In zijn bekendste boek, de briefroman Alles in het klein uit 1990, heeft hij een mooi en subtiel portret geschetst van het leven in deze onbestemde stad op de grens van Nederland en België. En toen hij voor dit boek de niet onbelangrijke NCR-prijs kreeg, schreef hij daar ook weer een boek over, waarin zijn bescheiden leven in de deze uithoek, waar alle straten uiteindelijk dood lopen op niets, opnieuw een rol speelde.
Ik sprak Eriek Verpale over zijn weinig spectaculaire lotgevallen in hetzelfde Zelzate in oktober 1993, in het onooglijk kleine huisje dat hij daar toen bewoonde – en waarin hij waarschijnlijk ook gestorven is. Het was een paar maanden nadat (meer…)

Juni en juli 2015: veel aandacht voor Anna Enquist, Piet Mulder en Wilma Schuhmacher

Door onze mediaredactie

Reinjan Mulder bekijkt in Harwich met vuurtorenbeheerder Sue Daish een schetsboek van Piet Mulder

Reinjan Mulder bekijkt in Harwich met vuurtorenbeheerder Sue Daish een schetsboek van zijn vader Piet Mulder

In de afgelopen maanden was er onder bezoekers van Das Zahngold veel aandacht voor de recent opgehaalde herinneringen aan de nu 88-jarige antiquaar Wilma Schuhmacher van het gelijknamige antiquariaat aan de Amsterdamse Geldersekade. De herinneringen, gebaseerd op een lang gesprek in 1991, werden kort na verschijnen – op 17 juli 2015 – vele honderden malen opgevraagd en ze worden nog steeds dagelijks gelezen.
Een andere trekker, soms via Google translate, waren drie stukken over de schilder Piet Mulder, van wie in juni een grote tentoonstelling in de vuurtoren van Harwich (nog tot 3 augustus!) werd geopend.
Opmerkelijk genoeg werden dit keer ook de drie jaar oude herinneringen aan de vroegere NRC-hoofdredacteur André Spoor en aan schrijfster Anna Enquist veel en lang gelezen, de laatste toen ze in Amsterdam haar 70ste verjaardag vierde. Ten slotte lazen veel bezoekers in juli de necrologie van de recent overleden schrijver/dichter Rogi Wieg.
Meest gelezen – naast drie oude recensies van Lulu Wang, Jona Oberski en Leon de Winter – waren daardoor in juni en juli (met tussen haakjes de scores van mei):
1. (-) ‘De prullenmand van meneer Reve hoeven we niet‘ – herinneringen aan antiquaar Wilma Schuhmacher (88)
2. (3) Wat is Babel & Voss?
3. (9) De man van Sissi – bij (meer…)

Gevangen in vier, vijf straten – Bij de dood van Rogi Wieg

Door Reinjan Mulder
NeerijnenZijn Hongaarse grootvader werd in 1944 door de Duitsers gedeporteerd, zijn ouders vluchtten in 1956 uit Hongarije naar Amsterdam en zelf sprak de vorige week overleden schrijver Rogi Wieg tot zijn vijfde alleen maar Hongaars. ‘Het was alsof ik met een tijdmachine uit de periode voor de Tweede Wereldoorlog naar hier was overgezet,’ zei hij toen ik hem jaren geleden in zijn huis in Amsterdam-Zuid interviewde,  ‘alsof ze me hier hadden neergepleurd, en zeiden: ga jij maar boeken schrijven.’
En dat had Rogi Wieg gedaan, schrijven. En hoe. Alsof de duivel hem (meer…)

Bij de 70ste verjaardag van Anna Enquist: ‘Ik noem de wanhoop bij haar naam’

Door Reinjan Mulder

Het zal winter worden en wij achten ons gewapend

UPDATE – Soldatenliederen, de gedichten waarmee de vandaag 70 jaar geworden Anna Enquist debuteerde, was in 1991 een van de opvallendste bundels sinds jaren. Niet alleen door zijn directe, bijna banale toon, ook door de ongewone combinatie van onderwerpen. Zo begon de bundel met een aantal gedichten over traditionele, romantische thema’s als soldaten, boten, kastelen, paarden, muziek en vuur, maar volgde daarna een bijna tegengesteld deel, over geheel andere en veel eigentijdsere onderwerpen zoals Enquists baan als psycho-analytica en haar directe, huiselijke omgeving. Die spanning tussen klassiek en alledaags is kenmerkend voor al haar werk.
‘Misschien was mijn eerste impuls iets wat me emotioneerde en kreeg ik pas later meer aardigheid in het schrijven, zodat ik me ook voor het gewone leven kon interesseren,’ zei Anna Enquist zelf over deze zeldzame combinatie, toen ik haar daar in maart 1992 over interviewde: ‘De gedichten laten een tocht zien, die eindigt met het berusten in de werkelijkheid.’
Ze dichtte bijvoorbeeld:

In de herfst plukken wij de kweeën. Het zal
winter worden en wij achten ons gewapend, zien
de jam fonkelen in de glazen, vuurrood.

Wie dan, bij het lezen van deze regels, dacht dat de dichter ergens in  (meer…)