Juli 2016: Op zoek naar Konstantin Paustovski, Babel & Voss en een gipsen beeld in museum Het Schip

Door onze mediaredactie

Marinus Vreugde: De duikster (1934) naar Hanna Hulscher. Museum Het Schip Amsterdam

Marinus Vreugde: De duikster (1934) naar Hanna Hulscher. Museum Het Schip Amsterdam

UPDATE – Drie onderwerpen sprongen eruit de eerste vakantiemaand van 2016: de 19 jaar oude reportage door de Oekraïne in het voetspoor van Konstantin Paustovski, die 142 werd opgevraagd, het fonds van uitgeverij Babel & Voss, waar zojuist het fotoboek Objectief Nederland van Reinjan Mulder verscheen, en de necrologie van Hanna Mulder-Hulscher (1922-2013), die model stond voor het levensgrote beeld De duikster dat sinds vorige maand in het Amsterdamse Schoolmuseum Het Schip staat.
De pagina over Babel & Voss werd in juli zelfs meer dan 1.583 keer opgevraagd, een verdrievoudiging vergeleken met juni. Ook over de andere twee onderwerpen werd opvallend veel en lang gelezen: gemiddeld 7:37 minuten in het stuk over Paustovski en 5:37 minuten in het stuk over Hanna Hulscher.
Deze laatste twee stukken zorgden er voor dat er, vergeleken met de maand daarvoor, gemiddeld twee keer zo lang in onze stukken werd gelezen als normaal: bijna drie minuten, tegen anderhalve minuut in juni.
Opvallend is ook dat er 15 jaar na de afsplitsing van uitgeverij Augustus nog steeds zo veel interesse is in de troebele geschiedenis van uitgeverij Meulenhoff. Zowel de kroniek van de woelige gebeurtenissen bij Meulenhoff tussen 2001 en 2011 als het profiel van de gefnuikte ‘interim-directeur’ Sander Knol behoorden weer tot de langst gelezen stukken (‘leespaarden’) van de maand.

LEESPAARDEN
De Leespaarden-top-tien van juli (van de best gelezen stukken) ziet er als volgt uit (met tussen haakjes de scores in juni):
1. (re) Nazikunst in het Gemeentehuis – de zaak Jan van Anrooy (gemiddelde leestijd 14:00 minuten)
2. (-) Met Wim Hartog op zoek naar Konstantin Paustovski (7:37)
3. (-) ‘Zij leerde Geldermalsen dansen’ – bij de dood van Hanna Mulder-Hulscher (5:37 minuten)
4. (6) The first cut – bij de dood van Doeschka Meijsing (5:08)
5. (re) Sandra van Beek: Piet Mulder – Schilder van het Betuwse landschap 1919-2001 (5:05)
6. (re) Tien jaar uitgeverij Augustus: de ondergang van J.M. Meulenhoff 2001-2011 (5:02)
7. (3) De prullenmand van meneer Reve hoeven we niet – herinneringen aan Wilma Schuhmacher (3:49)
8. (re) Connie Palmen over Ischa Meijer (meer…)

Ach, Gorodisjtsje – Met Wim Hartog op zoek naar Konstantin Paustovski

De vuurtoren uit Paustovski’s geliefde San Chejka. (foto Roos Custers)

Door Reinjan Mulder
Een gedeelde liefde voor het werk van de Russische schrijver Konstantin Paustovksi leidt nog niet meteen tot een gedeelde voorkeur voor bedden. Maar wie in Oekraïne is en kiest voor de luxe kamers van het Odessa Hilton, heeft niets van Paustovski begrepen. Want bij Paustovski horen vlooien, bittere kou en het gegeven dat afspraken nooit worden nagekomen. Hoe kun je nu Paustovski lezen als je niet eerst de typische Sovjet-mentaliteit hebt leren kennen die zijn boeken doordrenkt?
In de zomer van 1997 ging ik samen met de gerenommeerde Paustovski-vertaler Wim Hartog en zijn vrouw naar Oekraïne om daar een aantal locaties op te zoeken die in het oeuvre van de schrijver een rol spelen. Die wonderlijke tocht zal ik niet gauw vergeten. Ik had me opgegeven voor de eerste ‘Paustovski-reis’ en met ons curieuze reisgezelschap vonden we na lang dwalen op het platteland tussen Kiev en Odessa ten slotte de resten van Paustovski’s legendarische geboortedorp Gorodisjtsje. Aanvankelijk waren we vanuit Kiev helemaal de verkeerde kant op gestuurd, maar halverwege de middag kwamen we erachter dat er in Oekraïne drie of vier Gorodsjtsjes bestonden, zodat we nog net voor zonsondergang toch nog zijn geboortegrond konden betreden waarover we onderweg waren voorgelezen.
Voor NRC Handelsblad schreef ik later een verslag van deze reis vol ontberingen. Dat begon met een beschrijving van een van onze laatste, woelige nachten in de Oekraïne, toen ik aan de Zwarte Zee onder een gewatteerde jas in een schuur van de vuurtorenwachter de slaap probeerde te vatten…

ACH GORODISJTSJE

Paustovski’s portret op ‘De gouden roos’? Vergeet het maar. Toen er geen geschikt portret van Konstantin Paustovski beschikbaar bleek voor de omslag van dit deel Privédomein, koos de uitgever voor een portret van zijn zoon Dima, die toen nog leefde, omdat hij sprekend op zijn beroemde vader leek en ook ‘Paustovski’ heette.

In een veldbed onder een gewatteerde jas slapen, in het schuurtje van de vuurtorenwachter, of toch maar in een air-conditioned kamer in een vijfsterrenhotel in Odessa. Het uur van de waarheid van de eerste Nederlandse Paustovski-reis in 1997 dient zich onherroepelijk aan als we twee dagen voor het in het programma aangekondigde feestelijke slotbanket zijn. Met een oude bus is ons
28 man sterke Nederlandse gezelschap ten slotte na zeven dagen van de Oekraïense hoofdstad Kiev naar een slank wit vuurtorentje aan de kust van de Zwarte Zee afgezakt. Het baken, zo weten de leden van het lokale Paustovski-comité die in Odessa in onze bus zijn opgestapt te vertellen, heeft een cruciale rol gespeeld in het leven van de in 1968 op 78-jarige leeftijd gestorven schrijver. In zijn memoires beschrijft Konstantin Paustovski hoe hij hier, in San Chejka, ten tijde van de Russische hongersnood een in de steek gelaten meisje had ondergebracht. Het schitterende fragment is ons in de bus al op luide toon door een van ons voorgelezen, maar zeker zo belangrijk is dat Paustovski aan het eind van zijn leven, toen hij al lang in een datsja in de buurt van Moskou woonde, nog elk jaar naar dit wonderschone plaatsje aan zee is teruggekeerd.
Dat laatste wisten we nog niet. Maar gelukkig bevindt zich in ons reisgezelschap de (inmiddels overleden) bejaarde zoon van de schrijver, Dima (Vadim). Zijn gezicht kenden we al en beetje omdat het bij gebrek aan portretten van zijn vader voor het omslag van De gouden roos is gebruikt. Dima Paustovski is het ook die ons nu, als was hij zijn vader, de hele weg door een toelichting geeft bij de plaatsen die we bezoeken. Meestal zit hij voor in de bus en vertelt ons dan wat hij nog van zijn vader weet. Zo heeft hij ons ook uitgelegd hoe zijn vader steeds weer in de zomer naar de vuurtoren terugging. Het was één van zijn lievelingsplekjes, zegt Dima, en dat bleef het tot hij in zijn laatste jaren te veel last van zijn astma kreeg om er nog van te kunnen genieten. ‘Na 1964 werd het hem te benauwd in het hete zuiden en liet hij de Zwarte Zee, waarover hij zoveel verhalen schreef, in de steek.’
Inmiddels staat Paustovski’s vuurtorentje op de uiterste rand van een diepe afgrond. Als we ter plekke aankomen, zien we het meteen. Het is bijna griezelig. Elk jaar, zo laat de vuurtorenwachter ons zien als we achter elkaar de wenteltrap op zijn opgeklommen, kalft de zee drie meter van de kust af. Dat wil zeggen dat het bouwwerk waarin we ons bevinden binnen acht jaar in de Zwarte Zee verdwenen moet zijn. En drie jaar later ook zijn kleine vuurtorenwachtershuisje.
Dat wil zeggen dat alles waar we in in 1997 naar keken nu, in 2016, al niet meer bestaat. We zijn letterlijk getuige geweest van het laatste restje van Paustovski’s paradijs. Maar misschien zijn we ook wel de eerste getuigen die dit alles na lange tijd weer in ogenschouw komen nemen. Op scheefgezakte bordjes bij het hek staat nog steeds dat we ons op streng verboden defensieterrein bevinden. En een trapje leidt ook nu nog naar een geheimzinnige bunker onder de grond en uit een verzakte militaire truck op het terrein rijst een tien meter hoge antenne op in de vorm van een omgekeerde paraplu.
Dat alles versterkt alleen maar de indruk van een niemandsland waar de tijd lang heeft stil gestaan.
De eerste reizigers van onze groep hebben zich al met een weldadige zucht in het hoge gras laten zakken. Terwijl twintig meter lager de branding dreigend over een smal reepje strand schuurt, staat hier, op de rand van de klif alles nog optimistisch in volle bloei. Het laatste stukje naar de vuurtoren hebben we zojuist te voet afgelegd en de meesten van ons zien al wat langer uit naar de lunch.
Bij die lunch moeten we ons niet al te veel voorstellen. Op een inderhaast aangesleepte (meer…)

Best gelezen in juni: Foodora en Objectief Nederland

Objectief Nederland, de handgebonden luxe editie van de catalogus

Objectief Nederland, de handgebonden luxe editie van de catalogus

Door onze mediaredactie
In juni was er op Das Zahngold rond de opening van de fototentoonstelling Objectief Nederland veel vraag naar de pagina’s over Reinjan Mulder (338 keer opgevraagd) en zijn uitgeverij Babel & Voss (521). Verder was er de hele maand door veel en langdurig interesse in de stukken over de uitvinding van de televisie-fotografie (130 keer gelezen) en de verwerving van het project Objectief Nederland door het Rijksmuseum (59 keer).
De best (langst) gelezen stukken op Das Zahngold (de ‘leespaarden’) waren in juni echter (met tussen haakjes hun positie in april en mei) de necrologie van Joost Zwagerman en het (153 keer opgevraagde) stuk uit het blad van de Amsterdamse Fietsersbond over de fietsende voedselbestellers van Foodora.
Ook voor de herinneringen aan antiquaar Wilma Schuhmacher en Arnon Grunbergs moeder Hannelore Klein was veel en langdurig belangstelling, zodat de leespaarden-lijst er dit keer alsvolgt uitziet:
1. (8) Bij de dood van Joost Zwagerman – De cultuurkritiek van Gimmick! (7:46)
2. (-) Foodora – De fietsende voedselkoerier (gemiddelde leestijd 7:14 minuten)
3. (re) Wilma Schuhmacher: ‘De prullenmand van meneer Reve hoeven we niet‘ (6:40)

Objectief Nederland in de etalage bij de Athenaeum Boekhandel

Objectief Nederland in de etalage bij de Athenaeum Boekhandel

4. (10) ‘Vallen’ op iemand die ‘klopt’ – De recensie van Cees Nooteboom’s Rituelen revisited (6:28)
5. (3) Een vergeten hoofdstuk uit de fotografiegeschiedenis: De televisiefotograaf (6:00)
6. (9) ‘The first cut‘ – Bij de dood van Doeschka Meijsing (6:07)
7. (5) De ondergang van het Stedelijk Gymnasium in Tiel – een winterreis (5:16)
8. (-) Het meisje dat er niet had mogen zijn – bij de dood van Hannelore Grunberg-Klein (4:25)
9. (-) Rijksmuseum verwerft Reinjan Mulder’s project Objectief Nederland (4:04)
10. (re) Nieuwe Knollen voor oude citroenen – bij het ontslag van Meulenhoff’s Sander Knol (3:50)

RECENSIES
Bij de recensies traden in juni slechts geringe verschuivingen op. Daar was de meeste vraag weer naar vijf oudere NRC-besprekingen (met tussen haakjes de score van april en mei):
1. (1) Connie Palmen – De wetten (119 keer opgevraagd)
2. (4) Doeschka Meijsing –  (meer…)

De uitvinding van de televisiefotografie – Een vergeten hoofdstuk uit de fotografie-geschiedenis

Door Reinjan Mulder
(UPDATE) – Veel van mijn familieleden hebben zich met fotografie bezig gehouden, mijn opa, mijn nichtje, mijn vader en soms ook ikzelf, maar alleen mijn oom Rein is een tijdje ‘beroeps’ geweest. Dat maakt dat hij lange tijd mijn beeld van de beroepsfotografie heeft bepaald.
In zijn beste jaren woonde hij in de P.C. Hooftstraat, boven Bodega Hoffman en tegenover de gerenommeerde fotohandel Satina. Wanneer daar de uitverkoop naderde, bivakkeerde hij wel eens een hele nacht in een vouwstoel op de stoep, om meteen na het door mijn tante verzorgde ontbijt als eerste een spectaculair afgeprijsde camera of een paar bijzondere lenzen te kunnen scoren.
Het minste wat je van hem zeggen kon, was dan ook dat hij handig was. De mooiste krantenfoto die ik me van hem herinner, was van een buurjongen die hij op de zaterdagochtend voor Pasen mee naar het Galileïplantsoen had genomen, waar hij even in zijn slaapzak op een bankje moest gaan liggen. Het Parool had vlak voor de Paasdagen een grote drukte in de stad voorspeld en mijn oom leverde daar al op voorhand de illustratie bij: het was tijdens het Paasweekeinde zo druk geweest dat jeugdige toeristen zelfs op een bankje in het park moesten slapen. De krant drukte de foto die dinsdag maar al te graag af.
Zijn grootste bekendheid genoot mijn oom Rein echter tegen het eind van de jaren vijftig, toen Nederland het televisiekijken ontdekte. Hij schreef toen geschiedenis als uitvinder van de televisiefotografie.
Het is een tak van de fotografie waarvan je nog maar zelden (meer…)

Buddy van Foodora: de fietsende voedselkoerier

Buddy van de Bos: 'Als het eten komt, is iedereen blij'

Buddy van de Bos: ‘Als het eten komt, is iedereen blij’

Door Reinjan Mulder
Na jaren van ergernissen over veel te brutale pizzakoeriers op het fietspad werd ik prettig verrast door het bericht dat er tegenwoordig een bedrijf is dat per fiets, en uitsluitend per fiets, maaltijden bezorgt. En met succes. Eind mei vierde etenskoerier Foodora zijn eerste – en zeker niet zijn laatste – verjaardag.
Foodora is daarmee een van de opvallendste nieuwkomers in de wereld van de fietsend Amsterdam. Een jaar geleden begonnen met een paar medewerkers zijn er nu al rond de zeshonderd fietsers die voor hen dag in dag uit vers bereide maaltijden van restaurants naar hongerige klanten rijden. Op drukke dagen, meestal in de weekends, zijn er meer dan honderd mensen tegelijk op de weg.
Het bedrijf moest door deze onstuimige groei al verschillende keren naar een groter pand verhuizen en is sinds kort neergestreken aan het fietsvriendelijke Zandpad, meteen naast de Jeugdherberg aan het Vondelpark. Op het kantoor daar werken nu veertig mensen die elke dag de Foodora-fietsers in goede banen proberen te leiden.
En dat lukt ze aardig. Ik heb afgesproken een avondje met een van de koeriers mee te fietsen voor een reportage in het fietsersvakblad Oek. Aan het begin van de avond is het (meer…)

De best gelezen stukken van april en mei: Ludwig Wittgenstein en de uitvinding van de televisiefotografie

objectief_nederland_kleinDoor onze mediaredactie
Bij de stukken in Das Zahngold die de afgelopen twee maanden het langst – en hopelijk het best – werden gelezen dit keer veel artikelen die ook veel zijn opgevraagd. Met aan kop een voorpublicatie uit het deze maand verschijnende boek Objectief Nederland, over het legendarische Instituut voor Grondslagenonderzoek in Amsterdam, waarin gemiddeld bijna 10 minuten gelezen werd.
Verder was er onverminderd veel en lang aandacht voor Connie Palmen en werd er, vooral in mei, weer intensief gelezen in de artikelen over de NSB-schilder Jan van Anrooy wiens werk nog altijd het door PVV’ers belaagde gemeentehuis van Geldermalsen siert.
Het allerlangst werd de afgelopen twee maanden gelezen in de volgende tien artikelen:
1. (-) Het evangelie van Ludwig Wittgenstein – Herinneringen aan de Diamantslijperij (gemiddeld 9:42 minuten)
2. (2) Nazikunst in het Gemeentehuis – de zaak Jan van Anrooy (9:13 min.)
3. (-) Een vergeten hoofdstuk uit de fotografiegeschiedenis: de televisiefotograaf (8:42)
4. (re) Conny Palmen over (meer…)

Het wereldelftal van Roeselare – Recensie van ‘De plantrekkers’ van Heleen Debruyne

 

Never a dull moment

Minder vervelend…

Door Reinjan Mulder
Op de eerste bladzijde van haar debuutroman De plantrekkers opent  de Vlaamse Heleen Debruyne (1988) al meteen met een sterke eerste zin: ‘Willem wist het nog niet, maar die dag begon de verwarring.’ Waarna ze ons laat weten dat het bestaan van de arme Willem in de dagen die volgen, hopeloos verstrikt raakt ‘in de levens van veel meer mensen dan goed voor hem was.’
Twee zinnen die de roman die op dat moment nog beginnen moet, in één keer goed karakteriseren. Bij het lezen ervan moest ik onwillekeurig denken aan de leus waarmee de Zwitsers uitgeverij Diogenes jaren lang de aandacht trok: onze boeken zijn minder vervelend.

Daarna weet Debruyne de belofte die in haar eerste twee zinnen besloten ligt, ook behoorlijk waar te maken. In De plantrekkers slaagt ze er bijna steeds in (meer…)

Het fotoproject ‘Objectief Nederland’ – over het land dat we nog niet kenden

objectief_nederland_kleinDoor Reinjan Mulder
For an English text on Objective Netherlands, please click here.
[UPDATE 2018] – Tussen 1972 en 1974 heb ik in opdracht van het Ministerie van CRM een bijzonder foto-experiment uitgedacht en uitgevoerd. Het resultaat daarvan was te zien op een grote fototentoonstelling die van 24 juni 2016 tot 22 september 2016 in het Rijksmuseum werd gehouden. Daar werd voor het eerst zichtbaar hoe ons land er ‘echt’ (objectief) uitziet. Dat wil zeggen: als we niet letten op wat mooi is, belangrijk, of makkelijk te bereiken.
In 1974 ben ik, net 25 jaar oud, vier maanden lang kris-kras van noord naar zuid en van oost naar west door Nederland getrokken, om foto’s te maken op van te voren exact berekende – en vaak nooit eerder vastgelegde – plekken. Het resultaat van dit experiment was, in ieder geval voor mij, verbluffend. Zo kenden we Nederland nog niet! In werkelijkheid (‘objectief’) bleken (meer…)

Dagboeken van Doeschka Meijsing 1961-1987: ‘Met mijn val in zee zal ik sterven’

Door Reinjan Mulder

Het werd, als zeg ik het zelf,...

Doeschka Meijsing tijdens een interview voor NRC Handelsblad in 1975.

‘Eens zal ik Icarus zijn die naar de zon klimt,’ schrijft de 17-jarige Doeschka Meijsing op 11 januari 1965 in haar dagboek, om daarna af te sluiten met: ‘En met mijn val in zee zal ik sterven.’
Er zullen meer 17-jarigen zijn die zich op de middelbare school met de onfortuinlijke zoon van Dedalus identificeren, maar in het geval van Meijsing is het een profetische voorspelling te geweest. Vier jaar geleden overleed de schijfster, ver voor haar tijd, nadat ze de zon gevaarlijk dicht genaderd was. Haar autobiografisch getoonzette grote roman Over de liefde (2008) had niet alleen alom goede kritieken gekregen, maar ook veel enthousiaste lezers, plus de AKO Literatuurprijs en nog wat andere bekroningen. Maar ze zou daarvan maar kort genieten – zodat de omslag van het boek, een weerloos neerstortende witte duif, een wel heel symbolische betekenis kreeg.

Het was niet de enige val die Doeschka Meijsing in haar leven maakte, al was het wel de meest meedogenloze. Vóór die noodlottige dag in 2012 was ze al uit de veilige haven van haar katholieke, Haarlemse familie gevallen, na een verhouding van negen jaar raakte ze haar grote liefde Gerda Meijerink kwijt, inclusief (meer…)

Wij zijn onze familie – Over ‘De idioot en de tederheid’ van Yannick Dangre

Vaders en zonen

Vaders en zonen

Door Reinjan Mulder 
Ooit zat ik in de redactie van een tijdschrift waar nogal wat ongevraagde kopij binnenkwam. Elke vrijdag kwamen we bij elkaar om de stapel post te bespreken. Een van ons las iets hardop voor en dan wisten de anderen vlug genoeg of het wat was, of juist niet.
Een geliefd hulpmiddel tijdens die voorleessessies was het woord ‘staren’. Kwam dat in een verhaal voor, dan gingen de meestal duimen snel naar beneden. Het was, nu ik eraan terugdenk, een soort literair Idols maar dan zonder publiek.
De roman De idioot en de tederheid van Yannick Dangre (1988) zou bij ons al heel snel gesneuveld zijn. Niet alleen komt het woord ‘staren’ er veel in voor, honderden keren, het gaat vaak ook nog vergezeld van al even gevaarlijke woorden als ‘zwijgend’, ‘voor zich uit’, ‘naar het tapijt’ of ‘blijven’.

Staren is een bijzondere manier van kijken. Met ‘staren’ kan een schrijver aangeven dat iemand verstard is, monomaan, autistisch, naar binnen gekeerd.
Wie staart staat niet volop in het leven. En wie graag zwijgend voor zich uit naar het tapijt blijft staren, zoals in het boek van Dangre gebeurt, moet wel behoorlijk gestoord zijn.
Soms komt dat voor. Na bepaalde heftige verwikkelingen kan iemand (meer…)