Een zigeuner-roman – Reinjan Mulder over Margriet de Moor’s ‘Hertog van Egypte’
Door Reinjan Mulder
Recensie van Margriet de Moor, Hertog van Egypte, Uitg. Querido. 1996
Is het goed om te schrijven over wie dat zelf per se niet doet? In haar roman Hertog van Egypte heeft Margriet de Moor een cultuur willen oproepen die het moet hebben van mondeling doorgegeven verhalen. De logica speelt in deze cultuur een ondergeschikte rol. Oorzaak en gevolg zijn onbelangrijk. Besluiten worden niet genomen op grond van redeneringen, maar op grond van voortekenen of wat ‘een wilde reflex van het geheugen’ wordt genoemd. Alles, zo zegt de verteller in de roman, speelt zich af op ‘de vlakte van taal en dromen’.
Door toch over die wereld te schrijven kan een schrijver proberen er vat op krijgen. Maar dat moet dan natuurlijk niet te rechtlijnig gebeuren. ‘Er is geen compositie’, schrijft De Moor provocerend in haar roman. De elementen waar Hertog van Egypte uit bestaat, komen soms verschillende keren in een iets gewijzigde vorm en omvang in het verhaal terug, en de vertellende instantie in het boek heeft tot het eind toe iets raadsel-achtigs. De hele roman door is er een mysterieuze figuur aan het woord, die een soort dubbelganger van de hoofdpersoon lijkt te zijn. De roman krijgt daardoor iets van een verhaal uit een andere wereld, een mythe, een legende.
De plot van Hertog van Egypte, voorzover je daarvan kunt spreken, doet sterk denken aan die uit De Moors eerste roman Eerst grijs dan wit dan blauw (1991). In dat boek wordt een vrouw vermoord die jarenlang spoorloos is geweest. Haar man, die zich niet over het hiaat in hun verhouding heeft kunnen heenzetten, is één van de verdachten. In een lang tussendeel wordt de zwerftocht van de vrouw gereconstrueerd. Verder is sprake van een kortstondig overspel.
Al deze elementen komen in Hertog van Egypte terug. Maar nu is het een man die zijn vrouw in de steek laat. Elk voorjaar laat hij haar achter in hun Twentse paardenfokkerij om maanden door Europa te zwerven. Pas als de bladeren beginnen te vallen komt hij, zonder veel te zeggen, terug.
Anders dan de man uit Margriet de Moor’s eerste roman lijkt de vrouw niet onder de afwezigheid van haar echtgenoot te lijden. Ze accepteert dat hij een zwerversnatuur heeft. De enige keer dat het huwelijk in gevaar komt, is als hij na zijn langdurige afwezigheid op weg naar huis door een schoolgenote van zijn vrouw wordt verleid. De vrouw ontvlamt in woede en slaat de boel kort en klein. De vrijheidslust van haar man kan ze verdragen, de banale vernedering door een dorpsgenote niet.
De achtergrond van het zwerflustige gedrag van de echtgenoot is dat hij een zigeuner is. Een echte. Dat is dan ook meteen het grote verschil met Eerst grijs dan wit dan blauw. Een paar jaar voor de oorlog is hij tijdens een hevige sneeuwstorm onder een woonwagen geboren en zijn hele leven heeft bestaan uit trekken. Eerst noodgedwongen, omdat hij met zijn lotgenoten van land tot land werd opgejaagd, later min of meer vrijwillig. Het zwerven zit hem, zoals de roman dat zegt, in het bloed. Zijn familieleden wonen verspreid door heel Europa. Op zijn jaarlijkse zwerftocht gaat hij per limousine bij hen langs.
Hertog van Egypte lijkt onder meer bedoeld als een poging voor het zigeunerleven begrip te wekken. Er moet een flinke plank literatuur over de achtergronden ervan zijn doorgewerkt. ‘Europa, dat zijn zij zelf’, zegt de verteller over de zigeuners. Van de man die elk jaar zijn vrouw verlaat wordt uitgelegd waarom hij zich met ongeregeld werk in leven houdt. Hij weet veel van paarden, is een goede handelaar, hij is handig met gereedschap, en waar het nodig is helpt hij op het land. ‘Je vervult de traditie’, zo wordt tegen hem gezegd, ‘die wil dat je je met een hoop drukte in stamverband verplaatst.’
Zijn vrouw herkent daarin iets van zichzelf. Bij hun eerste kennismaking voelt ze zich aangetrokken door de vrijheidslust van de donkere man met zijn luide stem en zijn 20-karaats gouden horloge. Ze is afkomstig uit een Twentse boerenfamilie die sympathiek staat tegenover zigeuners. Op de boom voor hun erf staat een geheim teken waaraan de zwerver kan zien dat er goed volk woont. Op school is ze altijd een buitenbeentje geweest: roodharig, slecht in leren en dromerig. ‘Vertel’, denkt ze als ze hem hoort praten. ‘Ik ben het verlengstuk van jouw voorgeschiedenissen.’
De visie die Margriet de Moor in Hertog van Egypte heeft willen uitdragen, en die al eerder bleek uit haar toelichting bij de presentatie van haar tweede roman De virtuoos, is waarschijnlijk dat de Verlichting een waardevol deel van onze cultuur in het nauw heeft gebracht. Tot dat deel behoort de Napolitaanse opera die in De virtuoos werd beschreven, en ook de gevoelsmatige en intuïtieve benadering uit het zigeunermilieu. ‘Voor een grootscheepse opruiming zijn theorieën of op zijn minst motieven nodig’, laat ze de verteller over het begin van de zigeunervervolgingen zeggen. ‘Wat moet je in de eeuw van de heldere gedachte met een groep paupers die zich niet laat opvoeden? De kosmopolitische republiek (…) begon een oorlog tegen een groep vagebonden (…). Wat moet je in de eeuw van het heldere verstand met waarzeggerij, dierentemmerij, en de geheiligde bedelaarshand uit de middeleeuwen?’
Op verschillende plaatsen in de roman komt deze aanklacht terug. De verteller ziet in het zigeunerbloed neigingen die ’tot ver in de Europese geschiedenis teruggaan op de levensprincipes van kar- en tentbewoners’. En er wordt hartstochtelijk over de ervaringen verteld die met het burgerlijke bestaan in botsing zouden komen: ‘Zeelucht, landlucht, nachtelijke geuren van door zon geschroeide velden, bloemen, telkens weer anders.’
Op mij maakt dat alles eerlijk gezegd een nogal simplistische en naïeve indruk. Zigeuners figureren in de moderne westerse cultuur binnen drie complexen. Ze staan voor een negentiende-eeuws, romantisch vrijheidsideaal. Lustig ist das Zigeunerleben, varia! Ze zijn, net als de joden, slachtoffers van de vernietigingsmachine van het nazisme. En, ten derde, ze hebben altijd een moeilijke verhouding gehad met de sociale verzorgingsstaat, met zijn uitkeringsinstanties en zijn leerplicht.
In Margriet de Moor’s roman komen al deze aspecten aan bod. Ze laat een rechte lijn zien die van de vervolging in de tijd van de Verlichting via het overheidsbeleid in de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog naar het heden loopt. Aan de hand van enkele levensgeschiedenissen geeft ze aan welke mentaliteit er achter de discriminatie van zigeuners zit. Ze legt de nadruk op de angst voor het ongeregelde en afwijkende.
Maar daarmee heeft ze niet kunnen voorkomen dat haar boek zelf vooral op het romantische, negentiende-eeuwse vrijheidsideaal steunt. Wanneer ze schrijft over het naar vrijheid snakkende zigeunerbloed of over de ‘doffe zwarte ogen’ en het ‘ravenzwart haar’ van haar personages, wordt het moeilijk om niet meteen een zigeunerbaron te horen of een snikkend zigeunermeisje te zien.
De vertellende verhalen over het zigeunerleven, die minstens de helft van het boek beslaan, en die waarschijnlijk tot doel hebben gehad de roman een anker in de werkelijkheid te geven, werken juist averechts. Als de zigeuner zijn eigen lotgevallen, zijn mislukte huwelijk met een meisje van een vijandelijke groep en de uitroeiing van zijn familie in de Tweede Wereldoorlog beschrijft ontkomt hij niet aan een vervelend soort sentimentaliteit. En als we lezen over de zigeunervervolgingen aan het begin van de eeuw, het musiceren en het rondtrekken met dansende beren, de steun die zigeuners in de oorlog aan Tito hebben gegeven, de ‘heidenvervolgingen’ in de achttiende eeuw en de komst van de zigeuners naar Europa, wordt dat gevoel alleen maar sterker.
Al deze lange stukken houden iets vreemds. Het zijn Fremdkörper in de roman. Ze zijn geschreven in een andere stijl dan we van Margriet de Moor gewend zijn, en ze gaan over onderwerpen waarmee ze zo te zien weinig vertrouwd is geraakt.
Hertog van Egypte krijgt daardoor soms het karakter van een ‘leerstuk’.
Dat is jammer. Ging het in het onvolprezen Eerst grijs dan wit dan blauw om een persoonlijke verwerking van individuele ervaringen, nu wordt er te nadrukkelijk uitgelegd hoe deze ervaringen kunnen worden gevormd door de maatschappelijke verhoudingen en gebeurtenissen in het verleden. In het boek komt de, op zichzelf fraaie, paradox voor: ‘Elk mens heeft zijn redenen voor onverklaarbaar gedrag.’
In de andere stukken van de roman heeft De Moor gelukkig minder moeite een goede toon te vinden. In het eerste en het laatste deel, waarin het kader van de roman en de afloop worden geschetst, schrijft ze weer met een intensiteit en formuleringsdrift die haar terecht tot een van de grote schrijvers van dit moment hebben gemaakt.
Maar dat betreft slechts ongeveer de helft van het boek. Haal je de lange verhalende zigeunerstukken weg, dan houd je een vrij dunne roman over die wel erg veel op Eerst grijs dan wit dan blauw lijkt, en maar weinig aan dit mooi boek toevoegt.
De recensie van Hertog van Egypte verscheen eerder in NRC Handelsblad van 1 november 1996.