We moeten gaan lezen zoals we tv kijken – interview met Alessandro Baricco
Door Reinjan Mulder
Lezers van zestig vinden zijn boeken lastig te volgen, vermoedt de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco. Hij schrijft voor mensen die zijn opgegroeid met de televisie. Een normaal mens ziet alleen nog maar fragmenten. Hij is niet meer op zoek naar iemand die alles uitlegt. Holden Caulfield, de jeugdige held uit de roman The Catcher in the Rye, had het niet zo op scholen en leraren. In het klassieke boek van J.D. Salinger vertelt hij in één lange klaagzang hoe hij op een dag genoeg had van het geregelde leven en op zoek ging naar iets beters. Je kunt je afvragen wat Holden, of zijn geestelijke vader, er van gevonden zou hebben dat er een school naar hem is vernoemd. Op de Scuola Holden, aan de Corso Dante in Turijn, geeft sinds tweenhalf jaar een groep leraren elke dag van tien uur ’s morgens tot in de avond les aan zestig ijverige studenten.
De Italiaanse schrijver Alessandro Baricco, een van de oprichters en directeuren van de school, troost zich met de gedachte dat Holden Caulfield het programma van de school misschien wel leuk had gevonden. Er wordt les gegeven in de techniek van het vertellen. Uitgangspunt van de twee jaar durende dagopleiding is dat er een grote overeenkomst is tussen diverse soorten tekst. Vertellen, vindt Baricco, kun je in romans doen, maar ook in toneelstukken, filmscenario’s, reclameteksten, strips, gedichten, recensies of columns. Waar het in al deze gevallen om gaat, is hoe je dat wat je te zeggen hebt, opbouwt om het gewenste effect te krijgen.
Het verbinden van diverse genres is kenmerkend voor Baricco’s eigen manier van schrijven. Als ik de schrijver-directeur op een regenachtige middag in een van de modern ingerichte werkgroepkamers van zijn school spreek, legt hij uit dat zijn eigen schrijverschap maar voor een deel door romans is beïnvloed. Zeker zo belangrijk zijn voor hem het lezen van strips en het kijken naar films geweest. En in zijn tijd als criticus van klassieke muziek voor Italiaanse kranten heeft hij een uitvoerige studie gemaakt van de opbouw van verschillende opera’s.
Baricco gelooft dat dit zijn literaire werk onmiskenbaar ten goede is gekomen. Met zijn opvattingen over het schrijven heeft hij zich in Itali de laatste jaren tot de apostel van een nieuw soort literatuur ontpopt. In zijn drie romans, waarvan Land van glas en Oceaan van een zee in het Nederlands zijn vertaald, past hij een techniek toe die naar zijn mening de traditionele literaire wetten op zijn kop zet.
Het heeft even geduurd voor ik de schrijvende directeur bij het uitgaan van zijn college tussen zijn studenten heb herkend. Alessandro Baricco (Turijn, 1958) is kleiner en jongensachtiger dan je op grond van de foto’s zou verwachten. Met zijn groene trui en zijn beweeglijke motoriek valt hij in de gangen van de school nauwelijks op. Met zijn wijsvinger op de blank gelakte tafel doet hij voor hoe er in de films waar hij van houdt naar een gebeurtenis wordt gekeken. Niet uit één bepaald punt, zoals dat in veel romans wordt gedaan, maar veel beweeglijker: heen en weer springend, van achteren naar voren, van dichtbij naar ver af, of vanuit diverse punten aan de zijkant, door middel van – zijn wijsvinger schuift in een boog over tafel – een bewegende camera.
Zo, zegt hij, heeft hij in zijn boeken de belevenissen van zijn personages willen laten zien. En hij gelooft dat dit een deel van zijn succes verklaart. Dat Baricco succes heeft valt niet te ontkennen. Van zijn eerder dit jaar verschenen derde boek, Seta (Ned. vert. Zijde), zijn in enkele maanden tijd, meer dan tweehonderdduizend exemplaren verkocht, zijn debuut Land van glas (1991) beleefde onlangs een achtste druk, en zijn tweede boek Oceaan van een zee (1993) is in Italie inmiddels aan de 24ste druk toe.
‘Voor lezers van zestig zijn mijn boeken misschien lastig te volgen,’ zegt Baricco. ‘Iemand met veel culturele kennis vindt ze waarschijnlijk mooi, maar ook moeilijk. Maar vraag je een jongen van zeventien die nog maar weinig gelezen heeft, wat hij ervan vindt, dan zal hij er minder moeite mee hebben. Zo iemand is geboren met de bioscoop in zijn hoofd. Voor wie is opgegroeid met tekenfilms en televisie is het geen probleem om, zoals in mijn boeken gebeurt, voortdurend van perspectief te veranderen. Films hebben ook een veel sneller ritme dan de meeste literatuur. Alles beweegt en verandert. Voor iemand die daaraan gewend is, zullen mijn boeken geen schok zijn. Ze leiden niet tot chaos, maar zorgen, integendeel, voor orde in je hoofd: de orde van de cinema.’
Alessandro Baricco heeft twee keer een televisieprogramma over kunst voor de zender Rai Tre gemaakt. Hij is gewend redeneringen op te zetten over literatuur en de plaats die deze in de maatschappij inneemt. In de jaren tachtig studeerde hij filosofie aan de Universiteit van Turijn. Zijn scriptie ging over de Duitse filosoof Theodor Adorno.
Met zijn hand doet hij voor hoe de meeste mensen nu televisie kijken: knip-knip-knip. We leven in een zapcultuur. Baricco: ‘We zijn opgehouden de wereld te willen begrijpen. Een normaal mens ziet alleen nog maar fragmenten. Hij is niet meer op zoek naar iemand die alles uitlegt. We vinden dit ook leuker, we kunnen al niet meer zonder.’
Door de televisie zijn we er volgens Baricco aan gewend geraakt, om verschillende verhalen door elkaar te volgen, in verschillende tempo’s en stijlen. De huidige literatuur moet daarom essentieel anders zijn dan vroeger. ‘In Madame Bovary denkt Flaubert nog sterk met Madame Bovary mee. Er zitten wel verschillende stemmen in het boek, maar de hele tijd blijf je Flaubert horen. In zijn tijd wilde men in boeken een houvast krijgen in de chaos die de wereld was. Nu hebben we dat niet meer nodig. De wereld is nog wel een chaos, maar dat is ons bekend.’
In Baricco’s boeken komt niet één verteller, of één herkenbare stem voor. Voor zover je zijn werk ergens zou willen onderbrengen, zou je het modernistisch kunnen noemen, in het kielzog van James Joyce en Cline. Vooral zijn eerste twee boeken zijn collages van stijlen, genres en perspectieven. Meteen muziekterm zouden ze als ‘cross-over-romans’ aangeduid kunnen worden. Sommige hoofdstukken bestaan uit lange stukken innerlijke monoloog die aan de nouveau roman doen denken, andere bevatten wilde Clineaanse gedachtenflarden die telkens met drie puntjes van elkaar gescheiden worden. Er zijn dialogen, waarbij de sprekers als in een toneeltekst met kleine hoofdletters worden aangekondigd, lyrische vertellingen en veelstemmige impressies die de indruk van straatrumoer wekken. Alles verandert en beweegt bij Baricco.
Wat zijn thematiek betreft, zegt Baricco een schrijver van hoogst persoonlijke boeken te zijn. In dat opzicht verschilt hij weinig van de meer traditionele schrijvers. Zijn werk is niet alleen het werk van een theoreticus. De meeste motieven en thema’s uit zijn boeken, zegt hij, zijn terug te voeren op persoonlijke fascinaties en intutieve keuzes. ‘Ik ben mijn boeken meestal met iets beeldends begonnen, iets wat ik letterlijk voor me heb gezien. Daaromheen ben ik dan lijnen gaan aanbrengen, de personages. Ik bedenk een paar scnes, en het parcours dat ik daarna tussen die scnes afleg zorgt voor het verhalende van het boek.’
Aan de hand van Oceaan van een zee kan hij dit toelichten. Voor dit boek is hij uitgegaan van een aantal schipbreukelingen op een vlot, een beeld dat hij kende van Gricaults Vlot van de Medusa. Hij bedacht hoe twee van deze schipbreukelingen elkaar naar het leven hebben gestaan. Vervolgens besloot hij dat gegeven aan te kleden met een verkenning van allerlei thema’s die met de zee samenhangen. Dit klemde hij in tussen het eerste en het laatste deel, waarin een hotel aan zee wordt beschreven. In dat hotel komen de twee ruziende schipbreukelingen elkaar tegen.
Zijn boek Land van glas begon op een soortgelijke manier. Baricco had een beeld voor ogen van het Londense Crystal Palace dat in brand stond. ‘Een grootse constructie van glas en ijzer die afbrandde.’ Vandaar kwam hij op de man die dat moest hebben gebouwd. Vervolgens zag hij, in een ander beeld, n van de eerste snelle stoomlocomotieven ter wereld, de Rocket, op weg door een open veld. Ten slotte was er het beeld (‘meer een idee’) van een man en een vrouw die van elkaar hielden en wisten dat hun liefde zou ophouden. Uit deze drie elementen werd het verhaal gebouwd. Baricco liet een glasfabrikant die de ruiten voor Crystal Palace moest leveren een stoomlocomotief voor zijn vrouw kopen. Om zo haar liefde te behouden.
Wat Alessandro Baricco, naar zijn gevoel, van de ‘oudere modernisten’ onderscheidt, is dat hij niet in een literaire traditie wil werken. ‘Tot twintig jaar geleden hoorde iemand die een boek schreef, ook als het een experimentele roman was, tot de literatuur. Dat was het enige wat er bestond. Als je dialogen las, waren die literair. Ze gingen niet uit van de spreekstijl, men praatte zoals je in boeken praatte. Door de film weten we nu hoe je dialogen kunt schrijven zonder literair te zijn. Mijn dialogen zijn veel levendiger en echter. Ze zijn nog wel kunstmatig, dat kan nu eenmaal niet anders, maar anders kunstmatig dan de literaire dialogen die we kennen.’
Een opvallend kenmerk van Baricco’s stijl zijn de herhalingen. Zijn werk doet daardoor vreemd genoeg soms aan dat van Bert Schierbeek denken. Hij schrikt er niet voor terug om mensen twee of drie keer in een alinea bijna hetzelfde te laten zeggen. Hij laat alinea’s op dezelfde manier beginnen. Of hij kondigt, als bij Homerus, eerst aan dat iemand wat gaat zeggen, laat hem vervolgens wat zeggen, en sluit het citaat dan ook nog af met de opmerking dat dit gezegd is.
De grote vraag is natuurlijk hoe ver je met dergelijke experimenten kunt gaan. Hoeveel verbrokkeling verdraagt de lezer? Ook in Italië is te zien dat verschillende experimenteel begonnen schrijvers in latere jaren teleurgesteld zijn teruggekeerd naar een meer eenvoudige, meer betogende verteltrant. Te denken valt aan de boeken van de Italiaanse Susanna Tamaro, die nota bene aan de filmacademie is opgeleid en nu triomfen viert met een sterk moralistische en eenstemmige roman.
Baricco geeft toe dat het aftasten van de grenzen een van de moeilijkste problemen is bij zijn manier van schrijven. Vandaar zijn fascinatie voor de techniek van het vertellen, die op zijn school wordt gedoceerd. Anders dan de schrijvers van oudere experimentele romans wil hij voor alles voorkomen dat de lezer voortijdig afhaakt. ‘Het is een vorm van acrobatiek, die ik beoefen, en die heeft zijn grenzen. Ik houd ervan tussen scenes heen en weer te schakelen, tussen echt gebeurde feiten en fictie, tussen vroeger en nu. Maar je moet het zo doen dat de lezer het niet merkt. Op het moment dat hij zich begint af te vragen wat er in het boek gebeurt, is er al iets fout gegaan.’
Hij tekent opnieuw met zijn vinger op tafel. ‘Ik bevind me bijvoorbeeld hier, op dit punt in het verhaal, en ik weet dat ik daarheen moet. Voor ik de lezer daar breng, laat ik hem echter een zijweg inslaan. Iedere meter die hij dan verder van de hoofdroute afkomt, weet ik dat ik hem kwijt kan raken. Als dat gebeurt, ben ik verloren. Daarom moet ik er voor zorgen dat hij blijft doorlezen. Ik moet bij hem blijven tot hij terugkomt op het punt waar hij het antwoord krijgt op de vraag uit het begin. Lukt dat, dan is hij een rijker mens. Want wie pas na een omweg bij het eindpunt aankomt, ervaart een grotere emotie dan wie rechtstreeks reist.’
Baricco noemt als voorbeeld van zijn schrijven met omwegen de komst van een stoomlocomotief in zijn debuutroman Land van glas. Het boek beschrijft een inventieve glasfabrikant die van zijn verre reizen voor zijn vrouw kleine cadeautjes meebrengt. Op een dag besluit hij haar een echte stoomlocomotief te geven. ‘Als ik dat gewoon had verteld, was de verrassing voor de lezer beperkt geweest. Een vrouw krijgt een stoomlocomotief. Daarom heb ik eerst een aantal – gedeeltelijk historische – verhalen over het begin van de spoorwegen verteld. Door die reis door de spoorweggeschiedenis wordt het geschenk voor de vrouw indrukwekkender. Op het moment dat je nu over de locomotief leest, ken je alle wonderen van de treinen. De locomotief wordt zo veel meer dan een object. Het wordt een beeld, een utopie, het staat voor een verlangen. De locomotief symboliseert in mijn boek de snelheid, het geloof in de toekomst.’
Alessandro Baricco vertelt eigenlijk tegen wil en dank in de literatuur te zijn terechtgekomen. Tot hij zes jaar geleden aan Land van Glas begon, had hij er nooit serieus over gedacht om fictie te gaan schrijven. ‘Ik heb ook nooit gedichten of korte verhalen geschreven.’
Na zijn afstuderen werkte hij eerst als muziekcriticus en als free-lance redacteur bij uitgeverij Einaudi. Zijn eerste publicatie in boekvorm was een studie waarin het muziektheater van Rossini in het klimaat van zijn tijd werd geplaatst. Voor zover hij in romans was genteresseerd, was dat uit filosofische belangstelling. ‘Ik las Musil vanwege zijn verwanschap met Nietzsche.’
In 1990 wilde hij van de ene op de andere dag iets nieuws aanpakken. Geen roman. Volgens Baricco is zijn debuut nooit als roman bedoeld geweest. Hij zou zijn Italiaanse uitgever zelfs hebben verboden het woord op de titelpagina te zetten. Land van glas is volgens de flaptekst een mengeling van filosofie, een in woorden vervatte film en een verhaal. De Italiaanse titel Castelli di Rabbia, zegt Baricco, was gebaseerd op een woordspeling. ‘Castelli di sabbia’ zijn in het Italiaans zandkastelen. In de ‘kastelen van woede’ moest iets doorklinken van vergeefsheid en desillusies. Zuchtkastelen dus.
Baricco: ‘Ik schrijf experimentele boeken die anders moeten zijn dan alles wat ik tot nu toe ken. In een roman zou je een vertelling moeten opnemen, een verhaal, en je zou je aan de regels van de roman moeten houden. Kijk naar Flaubert, en Proust, en Musil. Een roman moet een stilistische eenheid zijn, met een stem die het boek, ondanks alle verschillen, bijeenhoudt. Je hebt personages nodig en een psychologie. Dat luistert heel nauw.’
Alessandro Baricco geeft toe dat er in deze eeuw ook romans zijn verschenen die niet aan de door hem geformuleerde wetten gehoorzamen. Maar, zegt hij, die hebben geen bestaansrecht gehad. ‘De nouveau roman was meteen ten dode opgeschreven, omdat er geen verhaallijn inzat. De techniek waarmee het genre geschreven is, is interessant, omdat je deze kunt gebruiken voor nieuwe dingen, maar van de nouveau roman zelf is niets over gebleven.’ Baricco gelooft dat het grote verschil tussen de nouveau roman en zijn eigen boeken is, dat hij op het verhaal blijft letten.
Na afloop van ons gesprek laat een medewerkster het complex van de Scuola Holden zien. De geheel uit lesgelden betaalde school bevindt zich op een riante etage van een voormalige textielfabriek, schuin tegenover een vestiging van de Fiatfabrieken. De 500 vierkante meter bevatten een aula, twee klaslokalen, een bibliotheek en een gemeenschappelijke ruimte. De meeste studenten, zo vertelt ze, komen van buiten Turijn en wonen op kleine kamertjes. Tussen de lessen door kunnen ze op school een onderkomen vinden.
Baricco wil dat de studenten op school de effecten van verschillende vertelvormen uitproberen. Ze krijgen een verhaal te schrijven met n vertellende persoon, dat ze vervolgens door een andere persoon moeten laten vertellen. Of ze moeten een verhaal maken zonder adjectieven. ‘Een adjectief is geen vijand van de schrijver, maar hij moet het leren gebruiken.’
Volgens Baricco is de technische kant van het schrijven het enige wat te leren is, al is het zaak het geleerde daarna weer zo snel mogelijk te vergeten. ‘De techniek is een belangrijk onderdeel van ons werk, maar het echte talent bestaat eruit de techniek toe passen zonder dat je het weet.’
We komen in de bibliotheek. De medewerkster vertelt over de enorme cultus die in Italië rondom het werk van Baricco aan het ontstaan is. Ze kan daardoor niet zeggen welk boek het meest is aangeslagen en waarom. Baricco’s populariteit, zegt ze, is niet los te zien van zijn televisieoptreden. Een seizoen lang had hij vijf dagen in de week een serie over muziek. Daarna verzorgde hij tien weken achtereen elke week een programma over literatuur. Baricco las in die uitzendingen fragmenten voor uit de wereldliteratuur waar vervolgens commentaar op kwam.
Aan de drukgeschiedenis van zijn boeken is te zien dat dit optreden zijn verkoopcijfers geen kwaad heeft gedaan. ‘Vanaf het moment dat hij een televisiepersoonlijkheid werd, begon Baricco’s twee jaar eerder verschenen debuut als een razende te verkopen.’
Ik krijg een paar interviews mee uit Baricco’s tijd als televisiester. Tot mijn verrassing heeft de apostel van het nieuwe lezen een uiterst kritische houding tegenover de nieuwe media. In een knipsels van twee jaar geleden lees ik dat hij zijn eigen werk maar één keer op televisie heeft willen toelichten.
Baricco heeft zich op de Scuola Holden teruggetrokken om weer gesprekken met kleine groepen genteresseerden te kunnen voeren. Hij geeft een workshop over ‘complexiteit’ waaraan dertig beroepsschrijvers deelnemen. En dit cursusjaar geeft hij een werkgroep voor eerstejaars over ‘vorm en perceptie’. Hij leest daar het ‘geniale’ essay van Walter Benjamin over de schrijver Nicolai Leskov. ‘Ik wil ze weer laten zien hoe groots en belangrijk het gebaar van het vertellen voor de literatuur is.’
Alessandro Baricco: Land van glas. Vert. Manon Smits. Uitg. De Geus; Id. Oceaan van een zee. Vert. Manon Smits. Uitg. De Geus.
Het interview met Alessandro Baricco verscheen eerder in NRC Handelsblad van 20 december 1996