Interview met Samuel Beckett-biografe Deirdre Bair (1935-2020): ‘Ik heb nóg 200 bladzijden liggen over Beckett’
Door Reinjan Mulder
De Amerikaanse Deirdre Bair (1935-2020) schreef enkele geruchtmakende biografieën, onder anderen van Samuel Beckett en Simone de Beauvoir. Van de als eenzelvig bekendstaande Beckett kreeg ze daarbij alle medewerking, terwijl haar contacten met de zoveel socialere Beauvoir in ruzie eindigden: ‘Samuel Beckett werd geboeid door alles wat met techniek te maken had, bandrecorders vond hij fascinerend. Maar alleen als machine: van mijn gesprekken met hem mocht ik niets opnemen.’ Een teruggevonden gesprek met de biografe, die zei ooit nog 200 ‘meer persoonlijke bladzijden’ aan haar met de National Book Award bekroonde Beckett-biografie te willen toevoegen.
Toen de Amerikaanse Deirdre Bair in 1991 de eerste geautoriseerde biografie van Simone de Beauvoir publiceerde, wekte die hier en daar verbazing. Veel trouwe lezers van Beauvoir waren gechoqueerd door een aantal onthullingen over Beauvoirs verhouding met Jean-Paul Sartre. Het paar Sartre-Beauvoir had in feministische kring lange tijd gegolden als ideaal paar: beide partners zouden elkaar in amoureus opzicht volledig vrij hebben gelaten, terwijl ze elkaar tegelijkertijd, op een veel hoger niveau, tot aan hun dood toe trouw zouden zijn gebleven. Dat was dus, voor wie het nog niet wist, een mythe. Beauvoir bleek door Sartre stelselmatig te zijn misleid, haar filosofische en literaire werk was vaak ondergeschikt gemaakt aan dat van Sartre en wat misschien nog het ergste was: haar seksuele leven bleek aanzienlijk minder vrolijk dan algemeen werd aangenomen. Sartre, zo schrijft Bair in haar biografie, was in al die jaren dat de vriendschap duurde eigenlijk nooit ‘enthousiast’ geweest in bed.
Een andere groep lezers die zich geschokt toonde, waren de bewonderaars van de schrijver Samuel Beckett. Over hem had Deirdre Bair al in 1978 een veelbesproken en met de National Book Award bekroonde biografie gepubliceerd. Velen konden niet goed begrijpen hoe een biografe die zo in Beckett geïnteresseerd is vijf jaar van haar leven kon wijden aan iemand die in bijna alle opzichten zijn tegendeel was. Beckett en Beauvoir hadden tijdens hun leven ook zo weinig met elkaar op gehad. Ze hebben, blijkt uit beide biografieën, slechts een keer met elkaar te maken gehad, en toen was het ook meteen mis. Sinds 1947 haatten de twee elkaar.
Toen ik Deirdre Bair tijdens een bezoek aan Amsterdam de grote verschillen tussen haar twee modellen voorlegde, wekte ze niet de indruk voor het eerst met deze bedenkingen te worden geconfronteerd. En ook het antwoord dat ze gaf, moest ze al heel wat keren hebben gegeven. Ze zag ondanks alle verschillen ook overeenkomsten tussen Beckett en Beauvoir. ‘Beide schrijvers hebben een revolutie bewerkstelligd. Beckett heeft met zijn stukken zoals Wachten op Godot het toneel een volledig ander aanzien gegeven. En Beauvoir heeft met haar boek De tweede sexe een revolutie veroorzaakt binnen het gezinsleven. Zonder Beckett zou er nu ander toneel worden gespeeld. Zonder Beauvoir zou de man-vrouw-verhouding anders zijn.’
Voor de rest gaf ze meteen toe dat er, inderdaad, geen groter verschil denkbaar is dan tussen Beckett en Beauvoir, de niet-geëngageerde schrijver van experimentele romans en toneelstukken en de geëngageerde schrijfster van vrouwenboeken. De eerste levend in het verborgene, de tweede een publieke persoon.
Het zijn deze verschillen die maakten dat ook de doeleinden en de gevolgde methode bij het schrijven van de twee biografieën sterk uiteenliepen. Bij Beckett moesten eerst zulke eenvoudige zaken als zijn geboortedatum, zijn ouders en zijn onderwijsinstellingen worden uitgezocht. Bij Beauvoir wist iedereen al bijna alles van haar en ging het er nu om te controleren of alles wat ze in haar autobiografisch werk schreef, wel juist was. ‘Als Beauvoir schreef dat op een manifestatie twintigduizend mensen bijeen waren geweest, kon ik gaan kijken hoeveel mensen er in de hal konden waar alles had plaatsgevonden. Als ik dan merkte dat er maar vierduizend in konden, wist ik dat ze een beetje overdreven had.’
Tot haar eigen verrassing moest Deirdre Bair echter constateren dat ze juist over Samuel Beckett veel meer te weten kon komen dan over Beauvoir. Bij Beckett kon ze bijvoorbeeld over veel meer schriftelijke bronnen beschikken. Beckett bleek vanaf zijn jeugd een fervent briefschrijver te zijn geweest, waardoor ze, na enig speurwerk, gebruik kon maken van vele duizenden brieven. Beauvoir bracht daarentegen voor een groot deel van haar leven door in cafés. De schrijfster die zich altijd opwond over het lot van de wereld zat in werkelijkheid hele dagen te praten met Sartre en de andere leden van de ‘familie’. Buiten haar kleine kringetje kende ze vrijwel niemand. Ze ging hoogst zelden naar het buitenland, kende geen vreemde talen en was ook eigenlijk nauwelijks geïnteresseerd in wat er buiten haar directe omgeving gebeurde.
Ook de intensiteit van de geschriften die Bair voor haar biografieën verzamelde, verschilde enorm. Samuel Beckett die de naam had een geïsoleerde, bijna autistische man te zijn, bleek overal goede vrienden te hebben, met wie hij jarenlang zeer uitvoerige correspondenties onderhield. Beauvoir die in haar boeken een veel socialere indruk maakte, kende daarentegen uitsluitend oppervlakkige vriendschappen. Als ze al brieven schreef was het vaak niet veel meer dan een onpersoonlijke kattebelletje. Ze heeft zichzelf in wat ze schreef, zegt Bair, uiteindelijk veel minder bloot gegeven dan Samuel Beckett.
Het zijn deze ervaringen die Deirdre Bair sterkten in haar overtuiging dat er geen algemene richtlijnen voor het schrijven van een biografie zijn te geven. Het is volgens haar ook het aantrekkelijke van het genre. Ze gaf later cursussen over biografieen aan de Ohio State University en daar zaten ze dan elke week drie uur met elkaar te praten, en na afloop praatten ze door in het cafe. ‘Maar het enige wat we aan het eind weten is dat er op de vragen die de studenten stellen, geen antwoord mogelijk is.’
Toen Deirdre Bair in 1971 het plan opvatte haar eerste biografie te schrijven, en wel over Samuel Beckett, wist ze bijna niets over hem. Ze had Engels gestudeerd aan de Universiteit van Pennsylvania en ze was gepromoveerd op een proefschrift over Beckett, maar van de man zelf wist ze niet veel meer dan dat hij een Ierse schrijver was uit de omgeving van James Joyce. ‘Ik had geen idee, ik was zo naief.’ Ze was verschillende keren in Ierland geweest en ze had daar ontdekt dat het Ierse landschap in het werk van Beckett een belangrijke rol speelde. ‘Ik wilde dit aspect verder uitdiepen. Ik had het gevoel dat Beckett niet de ‘dichter van de vervreemding’ was waarvoor velen hem in die tijd hielden.’
Hoewel de Amerikaanse kranten, zeker na de toekenning van de Nobelprijs aan Beckett, in 1969, al het nodige over hem geschreven moeten hebben, wist Bair, naar ze zich herinnerde, niet eens dat haar onderzoeksobject al sinds tientallen jaren in Frankrijk woonde. En ze wist daardoor ook niet dat hij bijna al zijn belangrijke boeken in het Frans schreef. ‘Omdat hij zijn werk meestal zelf in het Engels vertaalde, verkeerde ik in de veronderstelling dat hij een Engelse schrijver was.’
Ook over het schrijven van biografieen wist ze vrijwel niets. Biografieen stonden in die tijd op Amerikaanse universiteiten niet erg in aanzien. ‘De auteur van een boek was bij ons dood.’ Haar voornemen wekte bij haar promotor dan ook een lichte schok. Hij zei dat het professionele suïcide zou zijn. ‘Het enige waar je in die tijd naar mocht kijken was het werk.’
Deirdre Bair zette echter door. ‘Ik ben nu eenmaal geïnteresseerd in het creatieve proces. Ik hoef niet zo nodig te weten wat een boek betekent. Ik wil weten hoe het komt dat iemand iets bijzonders schrijft. Wat heeft er voor gezorgd dat Beckett Wachten op Godot schreef?’ In een tijdschriftje van Modern Language Association had Bair het adres van de schrijver in Parijs gevonden – hij was erelid van de vereniging en stond als zodanig op de adreslijst – en ze schreef hem, zonder enige introductie, een uitvoerige brief met het verzoek mee te werken aan een biografie. Ze vertelde wie ze was en wat ze had gedaan en dat zijn werk volgens haar ‘geworteld was in de werkelijkheid’. Enige kennis over zijn leven zou daarom het inzicht in zijn werk kunnen vergroten.
Achteraf gezien was Bairs kinderlijke onwetendheid haar redding. Als ze meer van de schrijver had geweten, had ze haar brief waarschijnlijk nooit geschreven. Niet alleen kende ze geen woord Frans, en realiseerde ze zich pas later dat ze voor haar onderzoek eerst deze taal zou moeten leren. Ze wist ook niet dat Beckett al jaren een volledig teruggetrokken leven leide. Hij gaf nooit kranteninterviews.
Samuel Beckett haatte foto’s. En er mochten ook nooit film- of bandopnamen van hem worden gemaakt. Bair: ‘Het was bij hem niet zomaar een kwestie van privacy. Het lag veel gevoeliger. Beckett had een pathologische angst dat er na zijn dood iets van hem zou blijven bestaan. Als hij begraven werd, vond hij, moest er helemaal niets overblijven.’
Desondanks antwoordde de schrijver vrijwel per kerende post. Hij vroeg zich in een kort briefje af of haar voornemen wel zinvol was: ‘De professoren weten meer van mij en mijn werk dan ik zelf. Mijn leven is saai en zonder belang.’ Maar als ze in Parijs was, schreef hij, moest ze maar eens langs komen. Ze was welkom. Achteraf denkt ze dat Beckett waarschijnlijk is getroffen door de ongebruikelijke, nuchtere toon van haar brief. Vele tientallen onderzoekers, zo weet ze inmiddels, hadden zich al met een zelfde verzoek tot de schrijver gewend, maar hij was er nooit op ingegaan. Van een vriend hoorde ze later dat Beckett haar ook tijdens hun eerste ontmoeting erg down to earth had gevonden. De meeste onderzoekers die in die tijd tot hem probeerden door te dringen, zouden vooral worden gedreven door ‘persoonlijke motieven’. Bair: ‘Ze projecteerden zichzelf in zijn boeken. Voor een aantal mensen was hij werkelijk bang. Hij vertrouwde hun meningen niet. Ze waren er in de eerste plaats op uit om bij zijn kringetje te horen, ze wilden zijn volgeling worden, om hem heen hangen, zijn beste vriend zijn. Iedereen dacht in die tijd dat Beckett van hem was.’
Een dergelijke bezitterige houding was Bair, moeder van twee kinderen en pas op latere leeftijd afgestudeerd, naar haar eigen zeggen in ieder geval volledig vreemd. ‘Ik zocht geen roem voor me zelf. Ik wilde alleen maar een goed boek schrijven.’
In de visie van Bair is al Becketts werk in hoge mate autobiografisch en in haar biografie laat ze dan ook zien hoe de schrijver voor zijn persoonlijke ervaringen na lang zoeken een eigen vorm heeft gevonden.
Ze is er van overtuigd dat Beckett dit inzicht deelt. Ook hij had volgens haar iets tegen het leger van onderzoekers dat in zijn werk allerlei motieven probeerde te ontdekken die de schrijver er nooit in had gelegd. Bijna alles wat er in de academische wereld over hem geschreven werd vond hij onzin. Het is zoals Beckett aan het slot van de roman Watt schreef: ‘No symbols where none intended.’
Toen Samuel Beckett aan Bair zijn medewerking toezegde, moet hij er op hebben vertrouwd dat Bair zijn privéleven terughoudend zou beschrijven. De biografie zoals die er nu is, is een discrete biografie. ‘Beckett heeft me nooit gevraagd bepaalde dingen niet op te schrijven. Maar ik heb zelf besloten op het punt van de persoonlijke relaties zeer terughoudend te zijn.’ Bair heeft vrijwel niets vermeld over mensen, vrienden, collega’s en kennissen die bij het verschijnen van het boek nog in leven waren. De beschrijving van zijn privéleven is vrijwel geheel beperkt tot wat essentieel is voor het werk, zijn jeugd in een voorstad van Dublin.
Deirdre Bair vertelt dat ze in haar huis in Connecticut nog ongeveer tweehonderd bladzijden heeft liggen over Samuel Beckett’s leven na de oorlog. Het zijn bladzijden die ze zelf heeft achtergehouden. ‘Veel mensen die er in voorkomen leefden nog toen het boek verscheen, en ook nu is het naar mijn gevoel nog te vroeg om het te publiceren. Over een jaar of twintig kunnen ze zo in het boek worden ingevoegd. Er hoeft niets meer aan te gebeuren.’ Volgens Bair is het geen spectaculair materiaal, maar het vult de leemtes op die nu nog in het boek voorkomen. ‘Het is van belang om Samuel Beckett’s rijpe, volwassen leven te begrijpen.’
Het vertrouwen dat Samuel Beckett had in de werkwijze van Deirdre Bair nam niet weg dat hij zich tijdens haar vele bezoeken altijd hardnekkig tegen elke vorm van registratie is blijven verzetten. Niets van wat hij zei mocht ze rechtstreeks vastleggen. ‘Ik mocht tijdens onze sessies zelfs geen aantekeningen maken.’ Toen ze het een keer toch probeerde, reageerde hij meteen. ‘Ik heb een slecht geheugen voor getallen en ik wilde wat cijfers op een stukje papier noteren, maar Beckett werd zichtbaar geirriteerd. Mevrouw Bair, zei hij, dat is tegen onze afspraak.’
Deze sterke afkeer die Samuel Beckett heeft van registraties lijkt vreemd voor een auteur die Krapp’s Laatste Band heeft geschreven. In dit toneelstuk kijkt een oude man terug op zijn leven aan de hand van geluidsbandjes die hij op jongere leeftijd heeft ingesproken. Ik vraag Bair of Beckett in dat stuk zijn angsten voor bandopnames bezweert. Ze aarzelt. ‘Je moet niet vergeten dat Beckett erg geboeid werd door alles wat met techniek te maken had. Dat was een perverse fascinatie. Hij werd geïntrigeerd door mechanische problemen. Bandrecorders vond hij fascinerend, als machine.”
Deirdre Bair vertelt hoe Samuel Beckett haar een keer langdurig heeft uitgehoord over de manier waarop ze hun gesprekken later reconstrueerde. Ze legde hem uit hoe ze de gewoonte had om na elke ontmoeting snel terug te gaan naar haar hotel, of als dat te lang duurde naar een w.c., om alles wat ze zich nog herinnerde in te spreken in een dictafoon. Beckett vond het prachtig. ‘Hij wilde steeds meer details weten. Hij vroeg me welke toon ik aansloeg. Probeerde ik zijn manier van spreken helemaal na te bootsen of bracht ik alleen verslag uit?
Ik vertelde toen hoe ik het deed. Ik zei bijvoorbeeld: we hebben hier en hier over gepraat en ik herinner met dat hij over deze onderwerpen letterlijk dit en dat zei.’
Hoe reageerde Samuel Beckett toen de biografie uitkwam? Bair: ‘Beckett zei altijd dat hij nooit las wat er over hem geschreven werd. Maar ik weet uit wat hij me vertelde dat dat niet waar was. Toen het boek er eenmaal was, heb ik hem een exemplaar gestuurd. Een paar weken later kreeg ik een klein briefje terug: geachte mevrouw Bair, uw boek lijkt me een biografie te zijn die een heel knappe indruk maakt. Hij had het dus alleen over de indruk die het boek maakte, over de inhoud zweeg hij.’
Toch vermoedt Bair dat Samuel Beckett wel degelijk heeft gelezen wat er over hem geschreven is. Een aanwijzing daarvoor ziet ze in de novelle Company, die in 1982 verscheen. Daarin komt een beschrijving voor die vrijwel letterlijk gelijk is aan een alinea in de biografie. Het is de scene waarin een klein jongetje zich opzettelijk hoog uit een boom laat vallen die in de tuin van zijn ouders staat. Bair: ‘Het is uiterst onwaarschijnlijk dat Beckett zich deze scene nog herinnerde. Ik had hem, zoals in een voetnoot te lezen is, gehoord van een van zijn nichtjes. Sommige vrienden houden nu vol dat die scene natuurlijk al heel lang deel uitmaakt van Beckett’s mythisch universum. Maar anderen hebben me gezegd dat dit waarschijnlijk zijn manier was om te laten merken dat hij het boek gelezen heeft.”
Toen Bair in 1980, na de publikatie van de Beckett-biografie, een briefje aan Simone de Beauvoir schreef, met het verzoek ook over haar een biografie te mogen schrijven, moest ze ervaren dat de houding van een object tegenover zijn biograaf kan verschillen als de dag van de nacht. Bemoeide Beckett zich principieel nooit met wat ze in haar boek zou schrijven, Beauvoir kwam meteen bij de eerste ontmoeting met een lange lijst wensen en eisen. “Ik mocht dit niet, en ik mocht dat niet, en ik moest dit doen en ik moest dat doen. Ik heb haar toen meteen gezegd dat ik dan nog niet zo zeker wist of ik nog wel een biografie wilde schrijven.’
Beauvoir vroeg haar hoe ze het dan met Beckett had gedaan. Bair vertelde dat Beckett haar al die jaren volledig vrij had gelaten. Het was voor Beauvoir een reden om haar dan ook maar de volledige vrijheid te geven. ‘Ze wilde niet voor Samuel Beckett onderdoen.’ Anders dan bij Beckett mocht Bair bij haar echter wel een bandrecorder gebruiken. Sterker: ‘Beauvoir drong er zelf op aan dat alles wat ze zei werd opgenomen.’
Deirdre Bair geeft toe dat de feiten die zij bij haar onderzoek naar het leven van Simone de Beauvoir boven water haalde, haar nogal teleurgesteld hebben. Ze was aan de biografie begonnen omdat ze dacht in Beauvoir een van de zeldzame voorbeelden te kunnen tonen van een vrouw die belangrijk werk heeft kunnen doen zonder dat haar priveleven daar onder leed. Dat bleek een vergissing. Beauvoir was in de ogen van Bair helemaal niet de gelukkige schrijfster en filosofe met een boeiend liefdesleven.
Het was een conclusie die tot een heftige ruzie leidde met de ontluisterde schrijfster. Beauvoir die voor de buitenwereld graag de indruk van het perfecte paar in stand had gehouden, overlaadde Bair met persoonlijke verwijten en bleef hardnekkig volhouden dat ze met Sartre wel degelijk gelukkig was geweest.
Het was voor Bair een van de vervelendste momenten. Wat begonnen was als een soort vriendschap – Bair en Beauvoir waren zelfs van plan geweest om de biografie samen af te schrijven – eindigde in haat. Bair besloot toch maar op te schrijven wat ze had gevonden. Een biograaf is in haar visie ‘een schrijver onder ede’. Een biografie moet de waarheid laten zien. Belangrijk bij deze beslissing was het feit dat Simone de Beauvoir met haar eigen beschrijvingen van haar priveleven ook nooit terughoudend was geweest. De informatie over de verhouding van Sartre en Beauvoir was rechtstreeks van belang voor een beter begrip van het werk. Bovendien had Beauvoir in de loop van haar leven ook zelf nooit geaarzeld om als dat zo uitkwam mensen in het diepst van hun gevoelens te kwetsen. ‘Een belangrijk reden waarom ze me indertijd de biografie liet schrijven was dat ze over veel onderwerpen net zo dacht als ik.’
Naschrift. Nadat ik Deirdre Bair mijn interview in NRC Handelsblad had toegestuurd, kreeg ik een werkelijk alleraardigste reactie van haar.
24 April, 1991
Dear Reinjan,
Thank you so much for that splendid story (and all that wonderfull space!).
I really enjoyed being interviewed by you and was glad we got to talk + drink a bit after the lecture. I hope the Beckett Festival planned for next year in Amterdam takes place because I’ve been invited, and I want to return – more to see Amsterdam + the friends I have made than to talk about Beckett!
Don’t forget to come + see us when you get to New York – uou are always welcome here.
All best,
Deirdre.
Naschrift 2. Na dit interview met Bair interviewde ik in 1992 de latere Beckett biograaf James Knowlson, in Reading, die heel wat minder onder de indruk bleek van Deirdre Bairs baanbrekende werk. Toen ik dat daarna in het verslag van dit interview had opgenomen, belde hij me de volgende dag hevig geschrokken op. Dat had hij weliswaar allemaal tegen me gezegd, over Bair, ‘you did a really good job’, maar dat had ik natuurlijk nooit in de krant moeten zetten. Knowlson zag met angst en beven uit naar het moment dat Bairs Amerikaanse uitgever hem voor deze schadelijke uitspraken voor de rechter zou slepen – wat voor zover ik weet nooit is gebeurd.
Deirdre Bair: Simone de Beauvoir. Biografie. Vert. Christine Quant en Jabik Veenbaas. Uitg. Anthos-Lannoo, 824 blz.
Deirdre Bair: Samuel Beckett. A biography. Summit Books, 736 blz.
Het interview met Deirdre Bair waaruit hierboven wordt geciteerd verscheen eerder in NRC Handelsblad van 12 april 1991. Meer Beckettiana zijn te vinden in de bijgewerkte herinneringen aan de schrijver in Das Zahngold.