De man die toch zijn vader werd: recensie van Leon de Winter’s roman ‘Supertex’
Door Reinjan Mulder
Recensie van: Leon de Winter, Supertex. Uitg. De Bezige Bij. 252 blz.
Max Breslauer, de jood in de Porsche, heeft bijna de jood gedood die het geloof wilde gaan belijden. Symbolischer kan het niet. Hij belt in paniek een psychiater. De nieuwe roman van Leon de Winter, Supertex is een verslag van wat Breslauer de psychiater vertelt. De Winter had in eerdere boeken al bewezen de techniek van het roman-schrijven goed te beheersen, maar zijn thematiek was nooit eerder zo duidelijk.
In Supertex beschrijft Leon de Winter (1954) een zakenman die in moeilijkheden is geraakt. De zaken gaan nog altijd goed, maar zijn geest is verward. Zijn ervaringen komen niet langer overeen met zijn opvattingen. De man over wie het gaat is een rationalist, een kind van de naoorlogse tijd, maar op steeds meer fronten wordt hij geconfronteerd met verwijzingen naar het irrationele. Hij is een agnosticus, die ziet dat de religie in zijn naast omgeving nog steeds een belangrijke rol speelt, een academicus die moet toegeven dat zijn minder begaafde broer meer van het leven begrijpt dan hij. En hij begint het relatieve belang van zijn welvaart in te zien. Hij heeft een penthouse van anderhalf miljoen en een snelle Porsche, maar hij merkt dat er meer op de wereld is dan geld en goed. En al is hij een vlotte en begeerde versierder, de ware liefde vindt hij desondanks niet.
Het is een interessant thema dat De Winter in Supertex aan de orde stelt. De man over wie hij schrijft, denkt een groot aantal rationele keuzes te hebben gemaakt, maar achteraf moet hij toegeven dat wat hij heeft gedaan toch op een of andere manier past in een mysterieus patroon dat al voor zijn geboorte aanwezig was: ‘Het schijnt dat een vrouw zich zo voelt als zij haar dertigste gepasseerd is en alsnog een kind wil baren: je gaat iets doen waarvoor je geboren bent.’ Als kind was hij vroeg zelfstandig, maar eenmaal volwassen geworden merkt hij dat hij altijd het kind van zijn ouders is gebleven. Supertex is, kortom, een roman over continuïteit.
Het patroon dat Max Breslauer gevangen houdt, bestaat grofweg uit drie concentrische cirkels. In de binnenste cirkel bevindt zich zijn directe familie en het bedrijf dat door zijn vader is opgericht. In de tweede cirkel bevindt zich de familie van de vader, uit Galicië afkomstige joden die voor een groot deel zijn omgekomen in de oorlog. In de derde cirkel, tenslotte, bevindt zich zo ongeveer het hele jodendom: meer dan vijfduizend jaar geschiedenis. Die jaren mogen we zo te zien tamelijk letterlijk nemen. Als de hoofdpersoon op een gegeven moment een steen naar iemand wil gooien, realiseert hij zich, half in ernst, dat hij de Bijbelse traditie van steniging kennelijk nog in zijn bloed heeft. ‘Ook ik kon gooien.’ Zijn afkomst hindert hem wanneer hij in zijn Duitse auto stapt: wat doet een jood in een Porsche? Wanneer hij overweegt naar Israël te emigreren, krijgt hij te horen dat ze daar leven zoals ‘wij’ al duizenden jaren doen.
Kenmerkend is dat Max Breslauer desondanks naar rationele verklaringen voor zijn manier van leven zoekt. Hij denkt dat het in zijn genen zit of dat hij van jongs af aan een bepaald patroon heeft overgenomen. Hoe het ook zij hij is in de voetsporen van zijn vader getreden. Hij is hem niet alleen tegen alle verwachtingen in opgevolgd als directeur van een grote textielketen, met honderden personeelsleden en werkplaatsen tot ver in Azië, tot zijn ontzetting leidt hij deze miljoenen-zaak ook nog eens op de zelfde, harde manier als zijn vader. Wat hij ook heeft geprobeerd, hoeveel mooie plannen hij in zijn jonge jaren ook heeft gehad om arme mensen te gaan helpen, hij is uiteindelijk de zoon gebleven van een sjacheraar en een ploeteraar: ‘een sjmoezer met oplichtersneigingen’. ‘k had het niet gewild, was er bang voor geweest en had zijn straatvechtersmentaliteit – die hem als jongetje door de hel had gesleept – vervloekt en bespot.’ Maar hij merkt dat hij dezelfde karaktereigenschappen heeft als zijn vader en dat deze hem steeds meer hinderen. ‘Ik was dezelfde wrede handelaar als hij.’
De manier waarop Leon de Winter de worsteling van Max Breslauer in Supertex ontvouwt, is geraffineerd. Het grootste deel van het boek speelt zich af op één dag. Het is de dag des oordeels, de dag waarop de man met zichzelf in het reine wil komen. ’s Morgens vroeg is hij ingestort. Hij heeft ruzie gemaakt met een zakenrelatie, hij heeft zijn vriendin afgebekt, zijn secretaresse is op staande voet ontslagen, en hij heeft met zijn Porsche zo hard door de Lairessestraat gereden dat hij een chassidische jongen heeft geschept die op weg was naar de sjoel. En dan komt hij tot inkeer.
De jood in de Porsche, zo moet hij beseffen, heeft bijna de jood gedood die het geloof wilde gaan belijden. Symbolischer kan het bijna niet. Hij belt in paniek een psychiater. Die maakt meteen een hele dag voor hem vrij en dan vertelt de man zijn levensloop: “ik had de verhalen nog niet eerder in één stroom samengebald. Misschien was dat de waarheid van dit gesprek: de geboorte van een structuur die een reeks anekdoten zou verenigen.” Op de eerste bladzijde van het boek loopt hij de spreekkamer met de sofa binnen, en als hij na een dag praten afscheid van zijn psychiater neemt, is het verhaal zo goed als uit.
Opvallend, en wat mij betreft heel geslaagd, is dat de op het eerste gezicht misschien wat gemakzuchtige setting van een psychiatrisch bezoek voor Leon de Winter uiteindelijk niet meer is dan een kader waarin hij de uiteenlopende gebeurtenissen een plaats heeft kunnen geven. Het bezoek aan de psychiater dat hij beschrijft is slechts bijzaak, een betrekkelijk toevallige vorm. Het had ook een verslag aan een vroegere geliefde kunnen zijn.
Supertex is dan ook geen letterlijk op schrift gestelde sessie, zoals in Portnoy’s Complaint van Philip Roth. Als je goed oplet, zie je dat het verhaal niet, zoals bij Roth, rechtstreeks aan de psychiater wordt verteld. De Winter heeft een duidelijke distantie ten opzichte van zijn personage aangebracht. Met kleine aanwijzingen laat hij meteen aan het begin van het boek merken dat het bezoek aan de psychiater dat hij beschrijft al weer enige tijd geleden plaats heeft gevonden. De crisis van de hoofdpersoon is inmiddels voorbij. Er kan nu in alle rust over gesproken worden.
Het verhaal is sterk gestileerd. Er komt weinig spreektaal in voor, Leon de Winter parafraseert nu wat zijn hoofdpersoon ongeveer bij de psychiater zal hebben verteld. De vele gesprekken waarnaar tijdens de sessie wordt verwezen zijn nu heel levendig weergegeven, in de tekst zijn ze vaak als dialogen terug te vinden.
Leon de Winter zal zelf waarschijnlijk de eerste zijn om toe te geven dat het probleem dat hij in zijn boek aan de orde stelt, een hoofdpersoon op zoek naar zijn joodse identiteit, een van de lastigste en meest beladen onderwerpen is waarover je een boek kunt schrijven. Waarom denkt iemand dat hij alleen met een joods meisje gelukkig zou kunnen worden? En waarom wil dat meisje zich per se in Israël vestigen? Het antwoord op dit soort vragen blijft Leon de Winter ons schuldig. Dat maakt het boek er alleen maar sympathieker op. Supertex is nu meer een roman over het raadsel van het joods-zijn geworden dan een roman over het joods-zijn zelf. Er komen verschillende personen van joodse origine in voor, die allen tot de conclusie komen dat de assimilatie waar ze rationeel misschien naar streven voor hen onmogelijk is, maar hun argumenten verschillen.
Voor Leon de Winter zelf lijkt alleen acceptabel hoe de hoofdpersoon, Max Breslauer, zijn keuze voor een joodse identiteit rechtvaardigt. Deze ziet zichzelf in de eerste plaats als een schakel die de tradities van zijn familie voor vergetelheid moet behoeden. Voor Breslauer gaat het niet zozeer om de religieuze rituelen van het chassidische jodendom, maar om de woorden en de redeneringen die daaruit zijn voortgekomen. Max Breslauer voelt zich een hoeder van het jiddische erfgoed, zijn vaders taal en wijsheid.
Leon de Winter had in eerdere boeken al bewezen de techniek van het roman-schrijven goed te beheersen, maar zijn thematiek was nooit eerder zo duidelijk. In Supertex laat hij zien losse scènes zoals de aanrijding van de chassidische jongen tot een klein toneelstukje te kunnen maken, maar hij heeft zich nu minder dan ooit laten verleiden tot goedkope effecten. Supertex is daardoor een heel ingetogen en integer boek geworden. Aanvankelijk is dat misschien wat onwennig, ook ik zat bij de eerste lezing te wachten tot de vlam eindelijk eens in de pan zou slaan, maar nu dat niet gebeurt, is dat geen teleurstelling.
‘U heeft mij niet nodig,’ zegt de psychiater terecht aan het eind van de lange dag.
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 13 september 1991