– Reinjan Mulder over De dans van de dubbelgangers – Waarom en hoe ik mijn roman ‘Coffee Company’ schreef
Afgelopen zondag hield Reinjan Mulder voor de Nederlandse Club in Wallis (NCW) een in-, of liever gezegd uit-leiding bij zijn boek Coffee Company. Hieronder zijn verhaal.
Door Reinjan Mulder
Met het idee om de roman Coffee Company te schrijven, die u de afgelopen weken hebt gelezen, liep ik al wat langer rond, en ik had ook al wat langer een motief dat ik wilde uitwerken, maar pas toen ik door mijn vertrek bij uitgeverij Meulenhoff wat meer rust kreeg in mijn hoofd, ben ik er aan begonnen.
Dat motief dat mij al langer fascineerde, laat ik dat maar meteen verklappen, was dat van de dubbelganger. Wat, als er iemand op deze aarde rondloopt die net zo is als ik? Ben ik dan nog wie ik ben? En wat, meer concreet, als iemand naar mij verlangt omdat ik hem of haar zo aan een ander doe denken, of omdat ik zijn of haar ’type’ ben? Ben ik dan nog iemand?
Hoe kwam ik op dat motief? Dat is een lang verhaal. Maar ik zal het kort houden. Toen ik
in de jaren negentig als literatuurredacteur bij NRC Handelsblad werkte, had ik bedacht om na een paar ‘Vlaamse nummers’ ook eens een heel nummer van CS Literair aan Waalse Literatuur te wijden. Ik vroeg stukken daarover aan Benno Barnard en Geert van Istendael, en ook aan onze correspondent in Brussel, de latere hoofdredacteur Folkert Jensma. Maar om goed voorbereid te zijn bezocht ik eerst de bakermat van de Belgische francofonie: de Foire des Livres in Brussel. Na afloop van die Beurs sprak ik nog even met twee aardige Brusselse dames die ik kende, en die mij misschien nog wat achtergronden voor ons nummer konden geven: een vertaalster die de Waalse literatuur goed bijhield en de chef van de Weekendbijlage van de Waalse krant Le Soir, met wie ik sprak over de positie van het Frans in België.
Die twee gesprekken liepen echter nogal vreemd uit de hand, omdat de beide dames mij, behalve over Wallonië, ook veel over hun privé-leven
vertelden. Het vreemde daaraan was dat er in beide gevallen één keer een grote, hartverscheurende liefde was geweest voor mannen, en nu komt het, van wie ik al snel het idee kreeg dat ze één en dezelfde man waren.
Ik was moe van een dag op de beurs, en het leek wel of ik hallucineerde. Ik zat ’s avonds laat op een terras in de Brusselse Galerij met een charmante Waalse collega te eten, en kreeg in geuren en kleuren een hoogstpersoonlijke liefdesgeschiedenis te horen, die ik… een paar uur eerder al net zo van een ander had gehoord.
Dat was des te vreemder omdat beide dames elkaar kenden en ik beiden ook in verschillende sferen had ontmoet: de ene bij een diner in Amsterdam en de andere in de metro in Parijs.
Hoe was zoiets mogelijk? Was hier toeval in het spel, en had ik in de miljoenen vrouwen tellende Waalse hooiberg nu net die twee spelden gevonden met één en hetzelfde liefdesverleden?
Had de voor mij onbekende Waalse man misschien met heel veel (alle?) vrouwen uit Brussel een heftige relatie gehad, zodat ook mijn twee gespreksgenoten hun vroegere geliefde wel moesten delen?
Toen schoot me nog een andere, betere verklaring te binnen, al zou het nog even duren voor ik die helemaal zou doorzien: de man over wie mijn beide informanten die dag zo besmuikt hadden gesproken, kon een Waalse dubbelganger van mij. Dat is niet zo’n gek idee, in een miljoenenstad als Brussel. Hun eerste geliefde zou iemand kunnen zijn die, afgezien van zijn taal, in veel op mij leek. Doordat hij beide dames op een gevoelig moment in hun jonge leven een overgetelijke ervaring had bezorgd, waren zij daarna op zoek naar weer zo iemand, die hun dat gevoel zou kunnen teruggeven.
Toen ze mij ooit op verschillende momenten van mijn leven leerden kennen, hadden zij daarom misschien beiden – zonder dat ik het doorzag en zonder dat ze het wellicht zelf doorzagen – aangestuurd op een nieuwe ontmoeting met mij, waarvan zij beiden misschien ook wel meer hadden verwacht dan ik, in mijn professionele onschuld.
Of deze veronderstelling nu klopte of niet, ik vond het een mooi gegeven, te mooi om niets mee te doen, en besloot het ten grondslag te leggen aan mijn eerste roman. In zo’n roman zou ik een al wat oudere Nederlandse man deze merkwaardige Brusselse ervaring van mij, plus alle consequenties, op een onderhoudende manier aan de lezer laten vertellen.
Maar dan was het misschien wel zo mooi om dat in een setting te laten gebeuren, waarin ook weer een dubbelganger optrad. Als in een spiegelpaleis.
En zo kwam ik op ‘de man met de rode montycoat’ uit Coffee Company. Deze man, tegen wie de verteller zijn verhaal over de liefde voor een Brusselse dubbelganger nu kwijt kan, krijgt opzettelijk geen naam, want hij bestaat eigenlijk niet. Hij is slechts een spiegelbeeld. Maar de verteller ziet hem wel en praat met hem, en krijgt daarbij bepaalde, ongemakkelijke gevoelens op die hij niet meteen kan benoemen. De man in de montycoat geeft hem de ervaring die je soms hebt wanneer je een foto van jezelf ziet die je niet meteen herkent. Of wanneer je voor een spiegel staat en denkt: ik zou die man daar moeten kennen, maar wie is hij toch?
Sommigen van u zeiden net dat de uitgever in het boek, de ik-persoon, waarschijnlijk een aantal autobiografische elementen bevatte, omdat ik ook lang uitgever was, en dat is ook zo. Maar vergis u niet: de man met wie hij praat is zeker zo autobiografisch. Met zijn tweeën vormen ze in het boek een onlosmakelijk duo, als Dr. Jekyll en Mr. Hyde, waarbij de ene zichzelf in alles geslaagd vind wat hij ondernam, en de andere in alles mislukt.
Of omgekeerd… Want wanneer ze hun verhaal eenmaal hebben verteld, kan de lezer zich afvragen wie van de twee nu eigenlijk het meest geslaagd is, en wie het meest mislukt.
Ik weet niet of u dat gevoel wel eens hebt, maar ik heb het vrij vaak: op het ene moment kan ik denken dat alles goed is gegaan in mijn leven en een minuut later vind ik het tegenovergestelde.
En het gekke is: het is allebei waar!
Soms kan ons grootste succes in ons falen zitten, en het grootste falen in ons succes.
Toen ik de constructie waarin ik dit idee wilde uitwerken, eenmaal had uitgedacht, was het alleen nog zaak om de twee antagonisten wat meer ‘body’ te geven, hun levens verder in te vullen, en te zorgen voor een aardig decor. Daarbij gaf ik de ene man wat persoonlijke ervaringen van mijzelf mee die je als zeer succesvol zou kunnen betitelen, terwijl de andere vooral de mislukkingen kreeg toebedeeld. De ik-figuur, de uitgever, laat ik pochen over de vele Nobelprijswinnaars die hij in zijn fonds heeft en het aantal keren dat hij de beurs in Frankfurt heeft bezocht, en de andere, de geleerde, is uiteindelijk aan lager wal, als zzp’er geëindigd: zonder personeel, zonder werkplek, zonder baas, zonder vrouw en zonder al te vaste woonplaats, met als enig wapenfeit het gegeven dat hij als kind een cilinderbureau heeft gehad dat misschien – maar misschien ook wel niet – van Nederlands eerste Nobelprijswinnaar prof. J.H. van ’t Hoff is geweest.
Kan het schrijnender? Een beroemd cilinderbureau dat ook weer een dubbelganger heeft, dat in een museum staat.
Maar ook: kan het eigenlijk beter?
Daarna is dit alles met wat overdrijving en fantasie verder uitgewerkt. Want zoals alleen maar succes niet echt interessant is, zo is ook de volledige mislukking niet al te interessant. Beide mannen balanceren uiteindelijk voortdurend op de grens tussen slagen en falen – en aan het eind van het boek zijn hun rollen misschien wel omgekeerd.
Als decor voor mijn verhaal over de dubbelgangers koos ik, zoals u niet zal zijn ontgaan, de Coffee Company. Ik was net aan het boek begonnen, toen mijn vaste koffie-stek, De IJsbreker, aan een lange, ingrijpende verbouwing begon. Daardoor moest ik uitwijken naar iets anders in de buurt, waar ook goede koffie werd geschonken en waar, mijn grote hobby, ten minste een redelijke voorziene leestafel was. Dat werd toen de Coffee Company, op de hoek van Van Woustraat en de Ceintuurbaan.
Ik was daar tot op dat moment nooit eerder geweest, maar juist daardoor viel me op hoe fraai en veelzeggend het dagelijkse koffie-ritueel zich daar steeds weer ontrolde. Op de Ceintuurbaan klapte ik na een paar keer oefenen, net als de anderen, elke ochtend geroutineerd mijn zilveren lap-top open en deed dan of ik heel hard zat te werken. Maar ondertussen hield ik nauwgezet het publiek en, vooral, de barista’s in de gaten: die leuke maar inwisselbare jongens en meisjes in hun zwarte t-shirts met Sleep is overrated erop, die mij in de maanden die volgden in belangrijke mate inspireerden tot wat uiteindelijk de roman Coffee Company werd.
De roman Coffee Company is verkrijgbaar bij de betere boekwinkel, bol.com, of door overschrijving van € 17,95 op Bankrekening NL06 INGB 0004674536 t.n.v. Reinjan Mulder Research & Editing. Vermeld bij het overschrijven ‘Coffee Company’ alsmede het volledig adres waar het boek naar toe moet.