In memoriam – ‘De hangmat, ach, ja, de hangmat…’ – over de roman ‘Russisch Blauw’ van Rascha Peper (1949 – 2013)
Door Reinjan Mulder
Laat ik beginnen met een citaat: ‘De eerste dag op het vreemde, angstaanjagende lyceum in de vreemde, angstaanjagende stad. De kinderen die zich verdrongen voor het lokaal dat op zijn papiertje vermeld was, waren dus zijn nieuwe klasgenoten. Iedereen stond met iemand te praten. Iedereen kende elkaar al. Hij ging zwijgend, de zware, nieuwe tas voor zijn buik geklemd, terzijde van de groep een paar posters aan de muur staan bekijken, totdat hij in het gelach en gepraat om hem heen een stem hoorde die hem deed opkijken.’
In haar derde en meest bekende roman Russisch blauw was de zaterdag overleden Rascha Peper zoals zoveel schrijvers van haar generatie op zoek naar de wetten van de verbeelding. Een jonge historicus past in zijn geboortedorp op een villa en probeert zich daar voor te stellen dat hij iemand anders is. Een man die beter in zijn vel zit, makkelijker in contact komt met meisjes, een man die beter in zijn tijd en omgeving past.
Hij wordt daarbij geholpen door zijn dromerige aard. Hij heeft, zoals het boek laat zien, van jongs af aan de neiging om af te dwalen. Zie het citaat.
Maar al gauw wordt duidelijk dat de fraaie villa zijn fantasie op drift
doet geraken. Het in de jaren twintig in grootse stijl gebouwde huis, dat Peper met veel aandacht en liefde voor het tijdperk beschrijft, helpt de hoofdpersoon zich in te leven in het bestaan van de beter gesitueerden in het dorp. Zelf afkomstig uit een benauwend naoorlogs communistisch gezin, begint hij zich bijvoorbeeld verschrikkelijk op te winden over de bouwvakkers die zonder toestemming de parkachtige tuin zouden kunnen binnendringen.
Op dezelfde manier helpt het fraai uitgevoerde privé-zwembad naast de villa hem om zichzelf als een gezonde, atletische figuur te zien. In het water kan hij enige afstand nemen van de hemofilie waaraan hij lijdt en de daarmee gepaard gaande angst voor bloedingen, kneuzingen en besmettingen. Pas bij het zwembad overwint hij ook zijn verlegenheid tegenover meisjes. Het bad is voor hem een tweede baarmoeder geworden, beschermend en bevrijdend tegelijk.
Van geheel andere aard is een andere verplaatsing, die veel meer aandacht krijgt in het boek, naar de Russische adelstand aan het begin van de eeuw. Van een vroegere hoogleraar krijgt de historicus tijdens zijn verblijf in de villa het verzoek een hoofdstuk te schrijven voor een boek over de twintigste eeuw. Zijn taak is om zich in de recente publikaties over de moord op de Russische tsaren te verdiepen.
Deze historische bronnen blijken zijn verbeelding nog eens extra te prikkelen. Rijker worden, gezonder en voornamer, dat is, kort gezegd, wat Pepers hoofdpersoon voor ogen staat, maar pas als hij de historische tekst van de dagboeken van de tsaar in huis heeft, lijken zijn verlangens de verwezenlijking nabij. De verhalen over de tsaar en zijn familie en zijn eigen geschiedenis beginnen steeds meer door elkaar te lopen, wat nog versterkt wordt door de wetenschap dat de zoon van de tsaar aan dezelfde bloedziekte heeft geleden als hij: wat, als hij nu eens de achterkleinzoon van de tsaar zou zijn?
De gedeelten waarin Rascha Peper haar hoofdpersoon laat wegdromen in het leven van de tsaar vond ik, toen ik het boek achttien jaar geleden voor NRC Handelsblad recenseerde, de sterkste gedeelten. De schrijfster had hier een gevarieerde, levendige stijl getroffen die destijds veel indruk op mij maakte en noodde tot doorlezen. ‘De hangmat, ach, ja, de hangmat,’ zo begint het tweede hoofdstuk, waarin de historicus na jaren van niets doen over de treurige geschiedenis van de tsaren begint na te denken. Hij geeft een citaat uit een brief die de tsaar in 1914 aan zijn vrouw schreef, en vertelt hoe hij kort na de Russische revolutie in de tuin van zijn tijdelijk verblijf in zijn hangmat placht te schommelen. ‘Nicolaas de Bloeddorstige,’ zo denkt de historicus, ‘door zijn vijanden naar zijn laatste gevangenis overgebracht, en wat is het eerste dat hij doet? Hij hangt zijn hangmat in de tuin. Om buiten Tsjechov te lezen of de bijbel.’
Ook de – kortere – gedeelten over het geluk dat de hoofdpersoon in de beschutting van het water vindt, vond ik meestal erg geslaagd. Daar in het water, denkt hij, komt hij in aanraking met wat hij ‘de kern van alle dingen’ noemt. Rascha Peper wist hier naar mijn idee goed te treffen hoe haar historicus op zulke momenten, in een bijna gewichtloze toestand los komt van het aardse getob.
Tegenover deze sterke gedeelten staan helaas een paar beschrijvingen die wat prozaïscher en naar mijn idee ook wat minder zijn. Peper gaat in haar boek bijvoorbeeld vrij uitgebreid in op het kleinburgerlijke milieu waarin de historicus is opgegroeid en waarin hij steeds weer terugkeert. Dat levert soms stukken op die ‘schrijnend van saaiheid’ zijn. Hoewel ze haar best doet om ze door middel van mild ironisch commentaar van de historicus nog wat op te vrolijken, houden ze toch iets grauws en ongeïnspireerds.
Datzelfde geldt voor de schaarse gedeelten in Russisch Blauw waar Rascha Peper, zonder een zweem van ironie, in een of ander populaire frase vervalt. Als ik over een arme weduwe met een ongelukkige zoon ook nog eens moet lezen dat ze een ‘prachtige, droevige, sensuele glimlach’ heeft, moet ik toch echt even wat wegslikken voor ik verder kan.
Gelukkig zijn dit, vergeleken met wat er allemaal wel is gelukt, slechts kleinigheden. Rascha Peper bevestigde met Russisch blauw dan ook haar reputatie als een geroutineerd en onderhoudend schrijfster die, al was het dan niet hemelbestormend, ook nog wat te zeggen had. Haar boek had ook een verrassende opbouw en het zat vol kleine, goed gekozen observaties. Peper had daarbij de vele momenten van spanning zorgvuldig over de roman weten te spreiden en maakte uitgekiend gebruik van een aantal veelzeggende en steeds weer terugkerende beelden. Zo wordt in Russisch Blauw de aarden geluidswal die tijdens het verblijf van de historicus in de villa achter het hek wordt opgeworpen, niet alleen weerspiegeld door het steeds maar hoger wordende hek om het huis waar de tsaar voor zijn dood gevangen werd gehouden, het staat ook symbool voor het toenemende isolement waarin de historicus raakt.
Ook door de verwerking van enkele krantenberichten over de vondst van het stoffelijk overschot van de tsarenfamilie werd het boek steeds intrigerende. Binnen de roman ontstond zo een bijna op zichzelf staande reconstructie van de laatste dagen van de tsaar en zijn familie. Met veel gevoel voor drama beschreef Rascha Peper in deze gedeelten hoe de revolutionairen in een kelder de gehate tsaar en zijn gevolg om het leven brengen, waarna ze een bizarre tocht over het duistere platteland aanvangen om de resten van de Romanovs voor de oprukkende volgelingen onvindbaar te maken.
Hier was de verbeelding al bijna geen verbeelding meer.
Op deze plaatsen was Russisch Blauw voor mij echter dan echt.
De recensie van Russisch Blauw waarop deze necrologie gebaseerd is, verscheen eerder in NRC Handelsblad van 27 oktober 1995.