Bij de dood van Dubravka Ugresic: Wat blijft er van je over, als je niet meer kan bewijzen dat je hebt geleefd?
Door Reinjan Mulder
Gisteren kreeg ik bericht dat de Joegoslavische schrijfster Dubravka Ugresic (1949-2023) is overleden. Ik had dat niet zien aankomen, al had ik het kunnen weten. Ze was ziek. Een tijdje terug belde ze me plotseling op omdat ze met me praten wilde. We maakten een afspraak en ik fietste naar haar huis in Nieuw West, nog altijd hetzelfde, vlak bij de Moskee.
Ik was daar een paar keer eerder geweest, en er was weinig veranderd. Dubravka gaf me haar laatste in het Engels vertaalde boek, vol stukken die 25 jaar eerder in ons Cultureel Supplement hadden gestaan, en zei zich zorgen te maken over haar archief. Dat had ze naar de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam gebracht, maar ze hoorde daar maar niets van.
Ik beloofde er eens naar te informeren en al een paar maanden later kreeg ik het voorstel te zien dat de Bijzondere Collecties haar archief nu, in 2023, al wil laten inventariseren. Dat leek me een goed teken. Haar archief was, net als het mijne, een ‘levend archief’, vol met teksten en correspondenties en vatbaar voor aanvullingen en uitbreidingen, maar die naam is nu helaas verouderd. Al zijn er vast nog genoeg zaken in haar huis, die het verdienen bewaard te worden, leven doet haar archief niet meer.
Dubravka was een bijzondere schrijver, bekend over de halve wereld, maar overal zonder groot publiek. Daarbij had ze voor ons het nadeel dat ze geen Nederlands sprak. Ze was een talenwonder, afgestudeerd als slaviste, en sprak vele talen, maar toen ze eenmaal naar Nederland verhuisde, waren haar leerjaren kennelijk voorbij. Ze begreep het Nederlands een beetje, maar spreken deed ze het niet, althans niet in mijn bijzijn. Dat maakte het lastig om je geliefd te maken in je nieuwe vaderland.
Ik leerde haar kennen via haar uitgever Henk Figee, in het begin van de jaren negentig, toen de burgeroorlog in Joegoslavië op zijn hevigst woedde. Die oorlog zou tot haar ontzetting meteen ook het einde van dat mooie land inluiden.
Dubravka voelde zich Joegoslaaf, en daarnaast wereldburger, maar geen Kroatische, wat voortaan haar officiële identiteit zou worden. Ze was, ontsnapt aan alle haat en het geweld, voor even neergestreken in Amsterdam, die dag, en beloofde een actueel stuk voor ons Cultureel Supplement te schrijven. En toen dat eenmaal binnen was, vond de kunstredactie dat we haar dan ook maar een column moesten geven, al vertrok ze kort daarop naar Amerika. Een stem uit een land dat bezig was op te houden met bestaan en voor mij een land waar ik sinds 1963 de gelukkigste vakanties van mijn leven doorbracht, dat kon alleen maar interessant zijn.
In haar boek Nationaliteit: geen (1993) kijkt Dubravka Ugresic met vleiende dankbaarheid terug op die verwarrende tijd:
‘Ik kon toen nog niet weten dat zij – de mensen van de redactie, die ik niet kende – mij het leven hebben gered. Misschien is dat wat te sterk uitgedrukt, ik bedoel eigenlijk: dat ze me in zeker zin het leven hebben gered. (…) Hoe kunnen duizend woorden een leven redden? … Wat mij het leven redde waren die gewone, dagelijkse handelingen: een vel papier in de schrijfmachine draaien, een tekst schrijven, het geschrevene naar Amsterdam sturen, naar Zagreb bellen…’
Een paar jaar spraken we elkaar nog geregeld, en leverde ze trouw haar prachtige stukken voor ons in bij haar vaste vertaler Roel Schuijt, tot ze voor een tijdje naar Berlijn verhuisde, in 1995, en er bij Nijgh & Van Ditmar een boek van haar met korte stukken verscheen, ‘De cultuur van leugens’.
Ik reisde haar toen voor een weekendje na, en maakte een interview met haar, tijdens een maaltijd in een Berlijns restaurant, waar we, toevallig of niet, Frank Berberich tegen het lijf liepen, de hoofdredacteur van het befaamde ‘Lettre International,’ waarvan Dubravka inmiddels regelmatig medewerker was.
Die kennismaking leidde voor mij weer naar nieuwe interviews, met onder anderen Lettre Internationals beminnelijke oprichter Antonin Liehm, en voor haar uiteindelijk naar een paar contracten met uitgeverij De Geus, waar ik in 1998 uitgever werd, en waar ik ik maar al te graag instemde met het voorstel van onze royale directeur Eric Visser om Dubravka een onderdak te geven, toen ze zich bij Nijgh & Van Ditmar niet meer thuis voelde. Bij De Geus stond winst maken niet voorop, zoals op het Singel, destijds.
Dat leidde wat mij betreft tot een paar mooie, nieuwe boekprojecten van Dubravka Ugresic, waarvan ik me vooral ‘Amsterdam, Amsterdam’ herinner, in opdracht van Felix Meritis, met een door haar aangedragen omslag, waarop ik meende haarzelf te ontwaren, terwijl ze met haar enorme lijf tegen een steile Amsterdamse brug op fietst.
Dat beeld was achteraf gezien heel treffend voor haar situatie. Ze deed haar uiterste best zich te redden in ons lastige Amsterdam, waar ze nu ook een huis had gekocht, een galerijflat in Nieuw West, maar vanzelf ging dat niet. Ze moest hard trappen.
Toen ik daarna, in 2003, naar Meulenhoff overstapte, verflauwde het contact weer enigszins, maar toch hielden we contact. Zo kwam ze een paar jaar geleden nog bij ons in ons nieuwe huis aan de Gijsbrecht van Aemstelstraat eten.
Haar leus, ooit genoteerd op een ansichtkaart uit Boston, was: ‘Keep in touch with the Dutch’.
Vandaag zocht ik het NRC-interview met Dubravka Ugresic terug dat ik in 1995 met haar in Berlijn maakte, over het voorgoed uiteenvallen van Joegoslavië, en haar boek ‘De cultuur van leugens‘.
De titel boven mijn interview is actueler dan ooit: ‘Wat blijft er van je over, als je niet meer kan bewijzen dat je hebt geleefd?’
Haar archief blijft nu van haar over, maar ook al haar boeken. Dubravka Ugresic werd inmiddels in heel wat talen vertaald. En bij mij blijft boven al over: de herinneringen.
Ik ga nog één keer naar mijn mailbox om te zoeken naar berichtjes van haar. Van tien jaar geleden stamt dit korte, lieve mailtje:
It is so nice to be remembered by friends (and forgotten by enemies).
WAT BLIJFT ER VAN JE OVER ALS JE NIET MEER KAN BEWIJZEN DAT JE HEBT GELEEFD? – een interview uit 1995
VOOR DE OORLOG IN HET het voormalige Joegoslavië was de Kroatische schrijfster Dubravka Ugresic (1949) voornamelijk geïnteresseerd in autonome, formalistische literatuur. Maar door de oorlog voelde ze zich gedwongen om over politiek te gaan schrijven. Al snel werd ze daarom door Kroatische kranten tot een ‘vijand van het volk’ uitgeroepen en week ze uit naar Berlijn.
Haar nieuwste essaybundel, De cultuur van leugens, is op dit moment alleen nog maar in het Nederlands te lezen. Maar over een half jaar verschijnt bij uitgeverij Suhrkamp de Duitse vertaling en daarna komt er een Engelse en Amerikaanse editie. Maar Ugresic’ landgenoten zullen – als ze geen vreemde talen lezen – voorlopig moeten gissen wat de schrijfster over haar geboorteland te beweren heeft. Dat is, zegt ze, haar eigen wens. De schrijfster is bang de reacties in Kroatië niet goed aan te kunnen. De cultuur van leugens bevat een reeks kritische artikelen over de veranderingen die de afgelopen jaren in het vroegere Joegoslavië hebben plaatsgevonden en Ugresic vreest dat deze aanleiding zullen zijn voor een heksenjacht. Ze heeft daar voorlopig geen behoefte meer aan. Nadat ze in 1992 op een PEN-congres de aandacht had gevraagd voor de verkrachtingen in haar land heeft ze, naar ze zegt, al het nodige over zich heen gekregen. Een Kroatische krant drukte verschillende keren haar privé-telefoonnummer in zijn kolommen af, waarna ze in Zagreb geen rustig ogenblik meer heeft gehad. ‘Zagreb is een kleine stad. Iedereen kent je. Zo’n actie betekent dat iedere idioot je wat kan aandoen.’
Soms denkt ze dat ze er misschien toch voor moet zorgen dat mensen in Kroatië, al zijn het er maar tien, of twintig, haar boek kunnen lezen en begrijpen. Maar dan realiseert ze zich hoe ongewoon de situatie daar nu is. De gewone lezer is niet in haar boek geïnteresseerd, ‘die wil alleen maar weten of ik positief of negatief over Kroatië schrijf’, met het gevolg dat het alleen maar zal worden gebruikt om aan te tonen dat het land vijanden heeft. ‘Voor wie zou ik dan mijn boek publiceren?’
In een aantal Kroatische kranten werd Dubravka Ugresic de afgelopen jaren uitgeroepen tot een ‘vijand van het volk’. De atmosfeer rond haar persoon dwong haar, naar ze zegt, haar baan aan de Universiteit van Zagreb op te geven en naar het buitenland uit te wijken. Het afgelopen jaar woonde ze dank zij een beurs van de culturele uitwisselingsorganisatie DAAD in een appartement in Berlijn en ze is nu op zoek naar een nieuwe verblijfplaats. De beurs van de DAAD is op, en er is alweer een nieuwe gast naar haar appartement onderweg.
In De cultuur van leugens geeft Ugresic een beeld van de stelselmatige vernietiging van wat zij ziet als haar culturele identiteit. Niet alleen zijn in haar geboortestreek sinds het begin van de oorlog in 1991 de namen van straten, pleinen en steden veranderd en zijn de schoolboekjes uit de Tito-tijd vervangen door Kroatisch materiaal, het land begint zich ook steeds meer af te sluiten voor de buitenwereld. Er zijn aan alle kanten grenzen gekomen waarachter vijanden wonen, landkaarten zijn plotseling anders ingekleurd, en woorden die ze jarenlang heeft gebruikt, vallen plotseling als ‘etnisch onzuiver’ in ongenade. Wat dat voor haar geestesgesteldheid betekent beschrijft ze in een klein verhaaltje. ‘Stel [de] burger van het vroegere (-) land zit in een leunstoel en leest een boek. Opeens heeft hij het gevoel dat hij de letters niet herkent, dat hij niets meer begrijpt. Ook het boek is niet langer hetzelfde, of is hij niet langer dezelfde lezer? Hoe kan dat toch, in nog geen drie jaar… Onze lezer heeft opeens het gevoel dat hij zich niet meer kan herinneren wat van daarvóór is en wat van daarna. Hij is plotseling doodmoe…’
Volgens Ugresic muntte de Joegoslavische cultuur, die nu stelselmatig wordt vernietigd, uit door een grote openheid tegenover vreemde invloeden. Zij begrijpt daarom niet waarom na het verdwijnen van het communisme nu ook het land Joegoslavië zou moeten verdwijnen. ‘Joegoslavië was het gemeenschappelijke domein van verschillende culturen en literaire tradities die zich met elkaar vermengden en met elkaar in contact stonden. Voor een Joegoslavische schrijver betekende dit dat je het cyrillische en het Latijnse alfabet moest kennen, dat je in Zagreb woonde en een uitgever had in Belgrado, dat je je boeken in Sarajevo liet drukken en dat ze gelezen werden in Ljubljana, Skopje en Pristiina. In de praktijk betekende het dat je in verschillende culturen tegelijk leefde en die ervoer als een deel van jezelf.’
In het huidige Kroatië vallen dergelijke opvattingen niet in goede aarde. Daar probeert men juist het eigene van iedere nationaliteit te benadrukken. Ugresic: ‘Toen ik aan de aanvallen dacht die ik bij de verschijning van dit boek in Kroatië weer over me heen zou krijgen, heb ik me afgevraagd of ik daar alweer aan toe was. Wilde ik me nog een keer aan een lynchpartij door de media onderwerpen?’
Ugresic vraagt zich ook af of er in haar nieuwe vaderland nog wel een publiek is voor haar werk. Vóór het uiteenvallen van Joegoslavië werden haar boeken met vele tienduizenden door het hele land verkocht, ze was een van de meest gelezen hedendaagse schrijfsters, maar een dergelijke verspreiding is nu ondenkbaar. ‘Een oplage van duizend is voor een klein land als Kroatië al heel veel. In Zagreb zijn maar een paar boekwinkels, er is er nog een winkel in Split, één in Pula en drie in Rijeka. Dan heb je alles gehad.’
Op een stukje papier tekent ze het schema dat een Kroatische krant indertijd van haar en vier andere dissidente vrouwen publiceerde. Achter elke naam staat wanneer de schrijfster geboren is, waar ze woont, of ze getrouwd is, welke nationaliteit haar echtgenoot heeft, in welke landen ze is geweest, en wat ze over Kroatië heeft geschreven. Volgens Ugresic zijn dit soort stukken er ook op gericht om andere mensen bang te maken. ‘Aan ons konden ze zien wat er gebeurde als ze te kritisch tegenover de overheid werden.’
In De cultuur van leugens komen de campagnes tegen Ugresic en haar lotgenoten slechts zijdelings voor. ‘Ik wilde niet het hele verhaal opnieuw vertellen.’ Later geeft ze toe dat het schrijven van het boek haar vanwege haar eigen betrokkenheid al moeite genoeg kostte. Bijna alles wat ze beschrijft heeft op de een of andere manier met haarzelf te maken. Omdat ze wilde dat het verhaal haar eigen geschiedenis overstijgen zou, was het soms moeilijk om steeds de juiste toon te vinden.
Ook tijdens ons gesprek lukt het haar niet altijd haar emoties te beheersen. Aanvankelijk reageert Ugresic nogal terughoudend op mijn vragen, maar gaandeweg lopen haar antwoorden uit op felle aanklachten tegen de politieke leiders in Kroatië, die door haar worden aangeduid als ‘mafiosi’, ‘fascisten’, ‘leugenaars’ en ‘moordenaars’.
Wat ze de Kroatische machthebbers in haar boek vooral verwijt is dat zij de cultuur en het nationalisme hebben misbruikt om hun regime te legitimeren. Terugkerend element in haar betoog is haar weigering de nieuwe Kroatische ideologie te accepteren. ‘Ik word nu gedwongen te accepteren dat Kroatië mijn land is en dat dit het enige land is dat ik ooit heb gehad en zal hebben. Dat is niet zo. Joegoslavië was mijn land. Voor mij is Joegoslavië altijd iets heel natuurlijks geweest, niet een of ander fanatiek communistisch idee. Het was ook nooit een kunstmatig concept, zoals wanneer je bijvoorbeeld Servië en Nigeria in één land zou samenvoegen. De mensen in Joegoslavië hebben altijd samengeleefd, hun taal was hetzelfde en ze voelden zich nauw met elkaar verbonden.’
Met veel warmte praat Ugresic over het intellectuele klimaat in haar vroegere land en over de vrijheid die ze in haar studententijd en daarna aan de Universiteit van Zagreb heeft gehad. Ook aan de atmosfeer waarin ze, aan het begin van de jaren zeventig, haar eerste boeken publiceerde, heeft ze nog steeds de beste herinneringen. ‘Wij waren altijd erg op het buitenland gericht. Wat betreft het aantal vertalingen uit andere talen was Joegoslavië te vergelijken met Nederland. Bijna alles van belang kwam direct in het Servo-Kroatisch uit. Je kon overal de mooiste boeken vinden.’
Ik vraag of alle kritiek op Tito dan uit de lucht gegrepen is. Er was toch geen vrije pers in Joegoslavië? Volgens Ugresic stelden de beperkingen in de praktijk weinig voor. ‘Voor een schrijver waren er maar twee echte taboes. Het ene was Tito, minder als persoon dan als metafoor van Joegoslavië, met zijn idealen van broederschap en eenheid. Het andere taboe was het nationalisme. Als schrijver was ik in geen van beide onderwerpen erg geïnteresseerd. Ik heb nooit wat in het nationalisme gezien, en ik zal daar ook nooit wat in zien. Misschien begrijp ik die dingen niet, heb ik daarvoor een blinde vlek. En ik ben ook nooit in Tito geinteresseerd geweest. Hij was geen Ceauçescu, of Stalin. Voor mij was hij niet meer dan een figuur, die goed was voor het spektakel, voor de optredens.’
Het verwarrende van de huidige situatie in Kroatië is volgens Dubravka Ugresic dat er nu twee dingen door elkaar heen spelen. ‘Er is de oorlog, die gaat om de vraag: wie is de sterkste. Tegelijk wordt er een nieuwe Kroatische staat opgebouwd. Die twee verschijnselen vragen om tegengestelde reacties. In een oorlog kun je sympathiseren met de slachtoffers: de moslims, de Bosniërs of de bewoners van Vukovar. Maar dat betekent nog niet dat je ook sympathie hebt voor de nieuwe staten. Op Tsjechië en Hongarije na hebben alle post-communistische landen nu regimes die aan de oppervlakte, op symbolisch niveau, de westerse regels volgen, terwijl hun innerlijke structuur door en door mafioos is, met een strakke hiërarchie, en een verlangen naar persoonlijke verrijking bij de leiders.’
Dubravka Ugresic is vooral dank zij haar politieke essays op dit moment in Europa een van de bekendste Joegoslavische schrijvers. Gedeelten uit haar boek verschenen eerder in Lettre International, The Times Literary Supplement, Die Zeit, Les Temps Modernes, The Partisan Review, Vrij Nederland en NRC Handelsblad. De ironie wil echter dat zij van huis uit in het geheel niet in politiek is geïnteresseerd. Een paar jaar geleden zou ze iedereen voor gek hebben verklaard die haar had voorspeld dat ze later politieke essays in vooraanstaande buitenlandse bladen zou schrijven.
Voor een deel is haar onervarenheid op dit gebied ook de kracht van haar werk. Haar essays zijn duidelijk het werk van iemand die weigert de versluierende taal van de machthebbers te spreken. Ze staat kritisch tegenover hun nieuwe begrippen en stelt zich in haar analyses op als de verontruste en wantrouwige buitenstaander die zich door geen enkele retoriek wil laten meeslepen. Moordpartijen uit naam van één of ander nationaal gevoel blijven bij haar moordpartijen heten. Met de methodes van een taalkundige ontleedt ze de eigenaardigheden en de ingrediënten van de nieuwe Kroatische ideolgie die nu doorbreekt.
Tot 1992 was Dubravka Ugresic onderzoekster aan het Instituut voor literatuurtheorie van de Universiteit van Zagreb en schrijfster. Ze had vergelijkende literatuurwetenschap en Russisch gestudeerd en stond aan het hoofd van een internationaal project dat zich bezighield met de Russische avant-garde. Ze stelde onder meer bloemlezingen samen met modern Russisch proza en schreef artikelen over de schrijvers Leonid Dobytsjin en Daniil Charms en de beeldend kunstenaar Ilja Kabakov.
Als schrijfster was ze vooral geïnteresseerd in experimenten met verschillende literaire genres. Ze schreef variaties op bestaande detectives en maakte gebruik van triviale literatuur. ‘Zagreb,’ zegt ze, ‘was, anders dan bijvoorbeeld Belgrado, voor de oorlog het centrum van een autonome, niet in politiek geïnteresseerde literatuur. Mijn eerste boeken waren uiterst literair. Ik heb mijn eerste lessen gekregen van de Russische formalisten. Mijn eerste romans gingen vooral over literatuur. Ik was er niet op uit om grote thema’s te behandelen, ik was meer geïnteresseerd in het maken van literaire teksten dan in die teksten zelf.’
‘Het komt allemaal door de oorlog,’ zegt ze als ik haar vraag wanneer ze zo radicaal van richting is veranderd. Tijdens een kort verblijf in Amsterdam, in september 1991, vroeg ik haar een stuk voor het Cultureel Supplement te schrijven over haar gevoelens van dat moment – de vijandelijkheden in Joegoslavië waren net in alle hevigheid losgebarsten – en sinds die tijd komt de oorlog voor in alles wat ze schrijft. In haar in 1993 verschenen boek Nationaliteit: geen, een bundeling van haar columns in NRC Handelsblad, beschrijft ze hoe dit stuk haar over een dood punt had geholpen. Ugresic: ‘In mijn columns vanuit Amerika wilde ik eigenlijk steeds over iets anders schrijven dan de oorlog, maar het thema kwam er toch steeds weer tussen door. Het was niet te vermijden. Het werd mijn trauma, die oorlog.’ In haar essayistische werk beperkt Dubravka Ugresic zich nog altijd voornamelijk tot haar eigen ervaringen en gevoelens. ‘Ik ben geen oorlogsverslaggever. Het patroon dat ik ook in mijn laatste boek volg, is het patroon van mijn eigen omgeving.’ Over Sarajevo heeft ze bijvoorbeeld bijna niets geschreven. ‘Ik ben daar niet geweest en het valt daarom buiten mijn directe ervaring.’
We lopen in het donker over de Savignyplatz op zoek naar een restaurant. Ugresic vertelt dat ze, voor ze hier kwam wonen, één keer eerder in Berlijn is geweest. Ze heeft er een sterke herinnering aan overgehouden. Ze logeerde bij een Joegoslavisch gastarbeidersgezin dat haar op een dag meenam naar Oost-Berlijn. Het werd een dag van ongekende weelde. Haar gastheer had op de zwarte markt geld gewisseld en liet in een gerenommeerd restaurant een groot feestmaal aanrichten. Het duurste van het duurste werd besteld, tot en met geflambeerde bananen aan het slot.
Dubravka Ugresic ziet inmiddels wat de betekenis van het uitstapje was. Joegoslaven die in West-Berlijn een zeer ondergeschikte positie innamen hadden zich één keer even superieur kunnen voelen. ‘Ze gedroegen zich in Oost-Berlijn precies zoals de Westduitsers zich altijd tegenover hen gedroegen.’
Op dit moment werkt Ugresic aan een boek waarin ze veel van dergelijke beelden wil gebruiken. Het moet een roman worden, waarbij Berlijn als een soort raamwerk dient, een boek zonder plot, een aaneenschakeling van verhalen en fragmenten op een manier zoals we die van Kundera kennen. De beide genres die Ugresic tot nu heeft beoefend komen daarin bij elkaar. En ook de geschiedenis van Berlijn en de geschiedenis van Joegoslavië zullen bij elkaar worden gebracht op een manier waardoor de parallellen zichtbaar worden. ‘Het zal vooral gaan om de herhaling van motieven. Dat kan heel goed werken, maar ook rampzalig. Alles hangt af van de manier waarop het wordt gemonteerd.’
In het jaar dat ze in Berlijn heeft gewoond is ze op zoek gegaan naar de stille getuigen van het Duitse verleden. ‘Alles is hier geschiedenis, geschiedenis, geschiedenis.’ Ze bezocht het verwaarloosde joodse kerkhof in Oost-Berlijn, ze zag overal de kogelgaten in de muren. Ze las veel literatuur waarin Berlijn voorkomt. En op vlooienmarkten kocht ze fotoalbums van overleden Duitsers.
Het begrip biografie dat ze in haar essaybundel uitwerkte, zal in de roman een belangrijk motief zijn. Ugresic gaat er van uit dat de Kroatische leiders van mensen zoals zij de biografie hebben afgenomen. Wat blijft er van je over als je niet meer kan bewijzen dat je hebt geleefd, vraagt ze zich af. Als de scholen die je hebt bezocht weg zijn, als je leerboekjes zijn verdwenen.
Ze merkt dat de gebeurtenissen in Kroatië haar gevoeliger hebben gemaakt voor wat er in Berlijn en in Duitsland is gebeurd. ‘Als je geen beroepshistoricus bent, laten veel feiten in deze stad je aanvankelijk onverschillig, tot het moment aanbreekt waarop ze ook jouw verhaal worden. Dan komen ze tot leven. Toen ik hier vorig jaar aankwam, had ik mijn verhalen van de oorlog in Joegoslavië bij me, waardoor de Duitse geschiedenis plotseling heel dichtbij kwam.’
Dubravka Ugresic: ‘Ik weet nu dat de Duitsers niet het auteursrecht hebben op het fascisme. Ik kom uit een land waarvan ik dacht dat het anti-fascistisch was. Ik leefde in de overtuiging dat wij aan de goede kant stonden, met Tito en de partisanen. Ik dacht dat we over het historische serum tegen het fascisme beschikten. Nu blijken we er zelf een versie van te hebben.’
De vraag hoe alles wat er in nazi-Duitsland is gebeurd, mogelijk was, is voor Dubravka Ugresic veel actueler geworden sinds ze in Joegoslavië heeft gezien wat er allemaal mogelijk is. ‘Ik heb nu de mechanismes gezien waarmee het collectieve geloof ontstaat dat je aan de goede kant staat, terwijl er op hetzelfde moment massamoorden worden begaan.’
In Joegoslavië heeft Dubravka Ugresic gezien hoe ‘elastisch’ de mens is. Hoe hij veranderd kan worden volgens de inzichten van de leiders. Met De cultuur van leugens heeft ze willen demonstreren zelf in ieder geval geen ‘stom vlees’ te zijn, geen figurant die instemt met de haat die de regering verkondigt. ‘Mijn boek is de bevestiging van een individu dat zich niet wil laten zeggen dat hij bepaalde personen moet haten alleen maar omdat hij in een bepaald land woont.’
Dubravka Ugresic: De cultuur van leugens. Vert. Roel Schuyt. Uitg. Nijgh & Van Ditmar. Eerdere boeken in vertaling: Nationaliteit: geen. Vert. Roel Schuyt. Uitg. Nijgh & Van Ditmar. Steffie Steek in de klauwen van het leven (Rainbow pocket); Het leven is een sprookje (Rainbow pocket). De sleutelroman ontsloten (Amber). Bij De Geus verschenen later onder meer nog: Amsterdam, Amsterdam, Verboden te lezen, Niemand thuis en Het ministerie van pijn.
Het interview verscheen oorspronkelijk in NRC Handelsblad van 17 februari 1995.