Belladonna van Hugo Claus: een caleidoscopische roman
Door Reinjan Mulder
Recensie van: Hugo Claus: Belladonna. Uitg. De Bezige Bij, 350 blz.
Toen vorig jaar de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Gent na een langdurige restauratie feestelijk werd heropend, gebeurde dat met Onder de torens, een hilarisch gelegenheidsstuk over de verloedering van de Vlaamse culturele wereld. In een groot aantal scènes hekelde Hugo Claus hierin onder meer de argumenten die worden aangevoerd bij het verstrekken van opdrachten aan kunstenaars. Tegelijk gaf het stuk een vermakelijk beeld van de motieven en gebruiken in het Vlaamse theater.
In zijn zojuist verschenen roman Belladonna gaat Hugo Claus op dit gegeven door. Nu gaat het niet over een toneelstuk dat moet worden aanbesteed maar over de vervaardiging van een film. Een commissie die subsidies uitdeelt voor Vlaamse films heeft de verfilming van Elsschots Villa des Roses onverwacht afgewezen vanwege de Franse titel (!) zodat er op korte termijn een vervanging moet komen. In grote haast wordt een klungelige, folkloristische film over het leven van de schilder Pieter Brueghel in elkaar gezet waarbij zo ongeveer alles wat fout kan gaan ook werkelijk fout gaat. Maar voor de producent maakt dat in de visie van Hugo Claus niet zoveel uit. Met een bekende televisieacteur in de hoofdrol, met roddels en insinuaties in de boulevardpers en met een première in aanwezigheid van de Prins weet hij de onderneming zelfs op te vijzelen tot een nationale gebeurtenis. Dat de recensies daarna vernietigend zijn, doet er dan al niets meer toe. Omdat de film als typisch Vlaams produkt kan worden doorverkocht aan het buitenland, zijn de geldschieters en de politici dik tevreden.
De voorbereidingen voor de film en de beslommeringen van de vele medewerkers en hun aanhang maken het grootste deel van het boek uit. Ze bieden Claus de gelegenheid om een groot aantal facetten van het sterk verpolitiekte Vlaamse culturele leven tegen het licht te houden. De filmindustrie krijgt er van langs, die met een veel te groot aantal co-auteurs films maakt. Claus laat de absurditeit van het literaire prijzencircus zien, in de roman gesymboliseerd door de fel begeerde Michelinprijs voor literatuur van de stad Dendermonde. Met citaten uit gefingeerde (of echte) recensies hekelt Hugo Claus de geheimtaal van de kunstcritici. Hij beschrijft de gang van zaken in talkshows. En doordat de scenarioschrijver van de film in het dagelijks leven conservator is van een plaatselijk museum kan hij zijn kritiek op het Vlaamse museumwezen kwijt. Met groot sarcasme laat Hugo Claus zijn museumpje de speelbal zijn van collectioneurs, notabelen en politici. Zodra de directeur hun spel niet meer wil meespelen, wordt hij door hen aan de kant gezet.
Het is een veelkantig en uitbundig verhaal dat Hugo Claus in Belladonna vertelt, in een al even veelkantige en uitbundige stijl. Belladonna (het middeltje dat de steracteur gebruikt om in een film over Stalin zijn oog kwaadaardig te laten fonkelen) is opgebouwd uit een honderdtal korte hoofdstukken die steeds van toon en benadering veranderen. Aanvankelijk wordt het verhaal verteld door een volledige buitenstaander. Maar al na een paar hoofdstukken wordt zijn betrokkenheid met het verhaal groter. Hij verwijst naar zichzelf totdat hij plotseling volledig uit het zicht verdwijnt. Er komen andere genres en andere perspectieven op. Hoofstukken die volledig uit dialogen bestaan. Brieven van personages. Pastiches van de roddelpers. En zo ontstaat een caleidoscopisch beeld van een verzameling beklagenswaardige stakkers die zo dom zijn geweest zich met de verdorven wereld van de kunst in te laten.
Door zijn onderwerp en zijn humor doet Belladonna meer dan eens denken aan Dubbelster van Gerrit Komrij, de roman over het verborgen leven van een televisiepersoonlijkheid. Maar het boek van Hugo Claus is gevarieerder. Het gaat verder in zijn stijlexperimenten. Belladonna voert ook zwaarder geschut aan. Claus voert in zijn roman mannen op die zich ziekelijk vol met eten proppen, vrouwen die zich hysterisch op hun idolen storten, politici die hun eigen belangen goed in het oog houden, en zakenlieden die ronduit doortrapt zijn. Belladonna is grotesker. Waarschijnlijk is Claus ook kwader. Terwijl Komrij zich al lang veilig heeft teruggetrokken in Portugal, verkeert hij nog steeds dagelijks tussen de mensen die voor zijn roman model hebben gestaan en dat is te merken. Hij heeft zich niet neergelegd bij de gang van zaken. Waar Komrij vooral verbaasd is over de domheid van zijn personages, is Claus verontwaardigd over hun slechtheid.
Of Hugo Claus met zijn roman nog iets meer voor ogen heeft gehad dan satire en een aanklacht tegen de kunstwereld is niet helemaal duidelijk. In ieder geval wordt er nog aanzienlijk meer overhoop gehaald dan alleen hiervoor nodig was. Er wordt uitvoerig ingegaan op de persoonlijke tragiek van de scenarioschrijver die tevens museumdirecteur is, op zijn mislukte huwelijk en de gecompliceerde verhouding met zijn zoon die in de reclame werkt. Maar in de satirische context van de roman komt dat aspect naar mijn gevoel veel minder goed tot zijn recht.
Dat geldt ook voor de schaarse verwijzingen naar zulke zware thema’s als de jodendeportaties en het verzet. Op een paar plaatsen maakt Hugo Claus daar toespelingen op, maar wat hij daarmee precies voorheeft, is mij vooralsnog een raadsel. Zo komt er een nogal onsympathieke vrouw met een hond in het boek voor die terugdenkt aan haar deportatie. Over haar merkt de plaatselijke postbode op: ‘Achter prikkeldraad zou ze het best op haar plaats zijn.’ En hij vervolgt: ‘het is oorlog geweest voor iedereen, maar als iedereen daarom profiteert om zijn evennaaste te kloten, dan zijn we ver van huis.’
Hekelt Hugo Claus met dit soort verwijzingen het anti-semitisme? Keert hij zich tegen de morele voorschriften die kunstenaars nu kwellen? Wil hij de plichtmatige verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog in moderne romans belachelijk maken? Of streeft hij juist iets na wat op geen enkele manier te duiden is?
Ik kan me niet goed voorstellen dat een geroutineerd schrijver als Hugo Claus deze verwijzingen ondoordacht heeft opgenomen. Hij moet zich bewust zijn van de connotaties waarmee ze in verband worden gebracht en die hebben geaccepteerd. Maar waarom laten ze mij volledig onberoerd? Ze hebben voor mij in deze vorm iets gewilds, een paar snelle verwijzingen naar de oorlog, waarvan zelfs niet duidelijk wordt of ze alleen maar bestaan in de verbeelding van de personages of in hun herinnering.
Ze lijken afbreuk te doen aan een roman die zeker niet het hoogtepunt in het oeuvre van Hugo Claus is, maar die wel een nieuw, satirisch facet laat zien van zijn ongekend grote veelzijdigheid.
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 11 november 1994.