De onmogelijkheid van contact – Margriet de Moor verdient de AKO-prijs voor ‘Eerst grijs dan wit dan blauw’

Door Reinjan Mulder
Recensie van: Margriet de Moor: Eerst grijs dan wit dan blauw, Uitg. Contact, 1991
Het is wonderlijk gesteld met het nieuwe boek van Margriet de Moor. Eerst grijs dan wit dan blauw, haar eerste roman na twee verhalenbundels, doet op het eerste gezicht sterk aan een thriller denken. Al na vijftien bladzijden stuiten we op een lugubere moord. Een vrouw ligt badend in het bloed op de grond naast haar bed.
Lees je echter verder dan blijft er weinig over dat in de categorie spanning en sensatie thuis hoort. Allereerst is de stijl van het boek heel anders dan in de meeste thrillers. Margriet de Moor schrijft een sterk melodisch en metrisch Nederlands, waarvoor ze terecht al door velen is geprezen, maar daarnaast veroorlooft ze zich nogal wat vrijheden bij de opbouw van haar verhalen, waardoor je in haar boeken maar langzaam doordringt. Heden en verleden lopen door elkaar heen, een stuk in de eerste persoon kan zonder duidelijke overgang worden afgewisseld door een stuk in de derde persoon, en beschrijvende stukken kunnen ongemerkt overgaan in korte dialogen of in mijmeringen.
Daar komt in dit geval nog bij dat het thema van het boek aanzienlijk gecompliceerder is dan je op grond van de moord aan het begin zou denken. Wil je onder woorden brengen waar de roman uiteindelijk over gaat dan kom je bij zoiets uit als de onmogelijkheid om met iets of iemand in contact te komen. Kijken of luisteren is in de visie van Margriet de Moor niet genoeg, voor contact is altijd meer nodig: redeneringen, interpretaties of desnoods lijfelijk geweld.
Op dit moment leven we in een tijd waarin het gebruikelijk is om elkaar zoveel mogelijk verhalen te vertellen, in de hoop zo met elkaar in contact te komen. Dat vindt in ieder geval een van de hoofdpersonen in het boek, een 47-jarige oogarts die op straat de vrouw van zijn beste vriend tegen het lijf loopt. Onze tijd is volgens hem de tijd van de autobiografie. Iedereen wil tegenwoordig zoveel mogelijk bekennen. “Na een dag waarin we ons volledig hebben blootgegeven aan minstens één vertrouweling, zetten we ’s avonds de televisie aan, nemen een kopje koffie en laten een wildvreemd persoon aan het woord die ons vertelt dat hij is verkracht, dat hij heeft gemoord, dat hij in een brandend warenhuis de hand van een kind dat hij heeft willen redden heeft moeten loslaten…”
Het probleem van de vrouw die de oogarts op straat tegenkomt is echter dat ze niet met deze mode mee kan gaan. Ze voelt er niets voor om iedereen alles te vertellen. Integendeel, ze koestert haar geheimen, ze sluit zich ook voor haar beste vrienden af en zelfs tegenover de man met wie ze al twintig jaar getrouwd is, heeft ze zich over enkele belangrijke gebeurtenissen een “spreekverbod’ opgelegd. Een groot gedeelte van het boek gaat over een zojuist afgesloten episode waarin zij alleen en zonder enig bericht achter te laten op stap is geweest. Ook als ze weer bij haar man terug is weigert ze te zeggen waar ze in die tijd heeft uitgehangen.

De cultuur van de autobiografie komt in verschillende toonaarden in het boek voor. Waarom accepteren de dorpsgenoten niet dat de vrouw zwijgt over de tijd dat ze is weggeweest? Zijn ze nieuwsgierig en willen ze weten of er indertijd terecht zoveel ophef is gemaakt over de mysterieuze verdwijning? Of zijn ze juist jaloers op haar en voelen ze zelf “die dwingende eis van avontuur, van onbegrensdheid en verstandsverbijstering’?
In de visie van Margriet de Moor gaat het waarschijnlijk eerder om een andere vraag. De belevenissen van de vrouw hebben wellicht uit esthetische of emotionele overwegingen een afsluiting nodig in de vorm van een verslag. In deze visie, die in het boek wordt verdedigd door de oogarts, krijgt een gebeurtenis pas zin als er over verteld wordt. Wat niet wordt verteld, bestaat immers niet. Als je ’s morgens bij het ontwaken niet snel je droom vertelt, zegt hij, ben je hem binnen een paar seconden voorgoed kwijt. Zo moet je ook meteen over je geheimste avonturen vertellen om te voorkomen dat ze in het niets verdwijnen. Als een vrouw met wie de arts iets heeft meegemaakt overlijdt, is het in zijn ogen dan ook alsof met de belangrijkste getuige nu ook de ervaring zelf weg is. Alleen de herinnering is voor hem niet genoeg. “Mijn geheugen kan zo veel beweren.”
Het idee dat iets wat waargenomen is eerst rationeel verwerkt moet worden om betekenis te krijgen komt, in andere bewoordingen, terug wanneer de oogarts over zijn specialisme nadenkt. Ook een oog dat technisch in staat is om te zien, zonder dat de hersenen iets met de waarneming kunnen doen, zo realiseert hij zich, is voor de eigenaar van weinig nut. Een mens die kijkt is te vergelijken met schilders of beeldhouwers die van hun waarnemingen schilderijen of beeldhouwwerken maken. Ook hun ogen pikken het geziene op, waarna hun hersens het thuis brengen waarna hun handen het onderwerpen aan een uitgebreid systeem.
Eerst grijs dan wit dan blauw is een boek dat je door zijn veelzijdigheid niet gauw los laat. In de flaptekst wordt de roman aangeduid als een vierluik en daar zit wel iets in. Niet alleen bestaat de tekst uit vier verschillende delen, die vier delen hebben ieder ook nog eens hun eigen onderwerp en hun eigen karakter. De delen vullen elkaar zo aan door hun verschil in distantie en hun verschil in perspectief. In de eerste twee delen wordt een reeks gebeurtenissen bijvoorbeeld beschreven uit het gezichtspunt van twee mannen, de oogarts en zijn vriend, een schilder die zakenman is geworden. In de laatste twee delen worden hun beider vrouwen gevolgd.
Door deze werkwijze krijg je de gelegenheid het verhaal uit verschillende hoeken te benaderen. Wat er in de eerste twee delen voor de mannen onopgehelderd blijft, wordt in de laatste twee delen alsnog uit de doeken gedaan. Nadat we eerst over de achtergrond van de ene vrouw in onzekerheid zijn gelaten, lezen we in het derde deel plotseling wat zij in de twee jaar dat ze zoek was heeft meegemaakt. Het boek neemt ons daar mee op een lange reis naar het verleden, langs alle plaatsen die in haar leven een rol hebben gespeeld.
Bij het verschijnen van De Moors vorige boek, Dubbelportret, schreef deze krant dat de schrijfster de AKO-prijs moest hebben. Het zal wel weinig uithalen, vrees ik, maar ik wil deze mening na het lezen van Eerst grijs dan wit dan blauw graag nog eens herhalen.

Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 11 november 1991. Daarna kreeg Margriet de Moor inderdaad, zoals voorspeld, voor Eerst grijs dan wit dan blauw de AKO-prijs.  

 

 

Geef een reactie