Interview met Suhrkamp-directeur Siegfried Unseld: Waarom Nederland de beste schrijvers ter wereld heeft
Door Reinjan Mulder
De Duitse uitgeverij Suhrkamp gaf in 1993 meer vertalingen uit het Nederlands uit dan uit het Frans of Italiaans. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de Nederlandse literatuur nu de sterkste stem is in het Europese literaire concert,’ zei directeur Siegfried Unseld daarover bij de opening van de Frankfurter Buchmesse van 1993. Nederland was daar dat jaar gastland, en de bekende beurs stond geheel in het teken van ons land. Siegfried Unseld speelde daarin een belangrijke rol, niet alleen omdat hij de uitgever was van de in Duitsland zeer populaire Cees Nooteboom, maar ook omdat hij zoveel lovende woorden liet horen op de feestelijke openingsmanifestatie van de Messe. Een paar dagen voor de beurs begon, zocht ik hem op in zijn kantoor.
‘Ik vermoed wat u weten wilt,’ zegt Siegfried Unseld als ik nog maar net in zijn kamer in het enorme Suhrkamp Huis in Frankfurt ben gaan zitten. ‘Waarom nu? En waarom zo plotseling?’
Het is duidelijk waarover het gesprek zal gaan. Ook Siegfried Unseld heeft zich de laatste maanden moeten afvragen waarom er in Duitsland plotseling zoveel aandacht is voor Nederlandse literatuur. Cees Nooteboom haalde jarenlang bescheiden oplagen, maar nu heeft Unseld in twee jaar tijd 400.000 boeken van hem verkocht, waarvan 300.000 in het laatste half jaar. En in het kielzog van Nooteboom trekken steeds meer andere Nederlandse schrijvers de aandacht van de pers en het publiek.
Ik spreek de 69-jarige uitgever aan het begin van de Frankfurter Buchmesse, een dag voor hij in de Alte Oper de Nederlandse avond Ebene Erhebungen moet inleiden. Hij zegt dat er sprake is van een ware boom, alleen te vergelijken met wat hij indertijd heeft meegemaakt met de Zuidamerikanen. Ook toen waren er enkele grote namen die een hele literatuur voorgoed in het centrum van de belangstelling wisten te plaatsten.
Vergeleken met toen is één ding echter volstrekt nieuw. Ook eerder uitgegeven boeken worden weer besproken, alsof het nieuwe titels zijn. ‘In 1985 heb ik een vertaling uitgegeven van de roman Rituelen van Cees Nooteboom. Die heeft toen weinig gedaan. Maar nu ik het boek opnieuw heb uitgebracht, besteden de critici er plotseling alle aandacht aan. Een oud boek! Het is zelfs terechtgekomen op de Bestenliste, een lijst van de Südwestfunk waarop 27 critici hun favoriete boek mogen invullen.’
Siegfried Unseld heeft dan ook alle reden om door te gaan met het uitbrengen van Nederlanders. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de Nederlandse literatuur nu de sterkste stem is in het Europese literaire concert.’ Unseld geeft op dit moment meer nieuwe vertalingen uit het Nederlands uit dan uit het Frans of Italiaans. Ja zelfs in het Engelse taalgebied ziet hij minder boeken die hij in zijn fonds wil hebben. ‘Die literaturen zijn nu niet veel waard.’
Prof. dr. dr. Siegfried Unseld (het tweede doctoraat is een eredoctoraat) is een begrip in de internationale uitgeverswereld. Sinds 35 jaar is hij directeur en de belangrijkste eigenaar van Suhrkamp Verlag, één van de grootste uitgeverijen op het gebied van literatuur en politieke filosofie in Duitsland. Hij stond samen met zijn voorganger Peter Suhrkamp in de jaren vijftig en zestig aan de wieg van de naoorlogse Duitse schrijversgeneratie. Hij introduceerde mensen als Uwe Johnson, Martin Walser, Peter Handke en Thomas Bernard. Hij bracht oudere Duitse schrijvers als Herman Hesse en Bertolt Brecht opnieuw onder de aandacht. Al vroeg bracht hij Duitsland in aanraking met de moderne internationale literatuur door werk uit te geven van Beckett, Cortázar, Vargas Llosa en Isabel Allende. En hij bouwde een toonaangevend populair-filosofisch fonds op van tweeduizend delen, de Edition Suhrkamp, waarin onder anderen Adorno, Wittgenstein, Habermas, Benjamin, Marcuse en Peter Sloterdijk zijn opgenomen. Wegens die laatste uitgaven wordt hij wel gezien als de man die de jaren zestig van munitie voorzag. Unseld leverde de ideeën voor de revolte.
‘Ik moet u meteen zeggen: er is geen definitief antwoord,’ zegt hij in antwoord op zijn eerste vraag. Hij zit beweeglijk achter zijn grote bureau. ‘De Nederlandse literatuur heeft zich hier in verschillende fasen verspreid en er is toch ook een groot aantal belangrijke auteurs die niet de ontvangst hebben gehad die Nooteboom nu krijgt.’
Siegfried Unseld pakt de bloemlezing Die Fähne van zijn bureau, waarin de Münchener neerlandicus Carel ter Haar in een nawoord een verklaring probeert te geven voor het Nederlandse succes. ‘Ter Haar schrijft dat de Nederlanders worden verbonden door hun plezier in het vertellen. Dat is ook voor mij een belangrijk aspect. Ik mag natuurlijk niet generaliseren, maar de Duitse literatuur van dit moment is sterk reflexief. Men schrijft verhalen en zegt er meteen bij waarom. De Nederlanders zijn veel meer geneigd om te spelen. Nooteboom zegt: de schrijver is geen verteller, hij is een leugenaar. De Nederlandse literauur is fantastischer, het gaat over de realiteit en het richt zich tegen de realiteit. De Duitse literatuur is ook wel goed, zeker, maar nu het publiek het fabuleren heeft ontdekt, het vertellen, zijn er hier weinig schrijvers die dat kunnen. Martin Walser heeft die kracht, maar hij is dan ook een van de weinigen.’
Unseld ziet voor de binding van de Nederlanders aan de realiteit een diepere oorzaak: de Nederlandse taal. ‘Als ik in Amsterdam van het vliegveld kom, zie ik daar altijd op een gebouw “Ziekenhuis” staan. Dat woord doet me denken aan “Siegh”, het oude Duitse woord voor ziek. Dat vasthouden aan oude woorden vind ik typisch Nederlands. Zij zijn meer aan hun wortels gebonden dan wij. Daaruit ontstaat hun fantasie, of die nu betrekking heeft op de werkelijkheid van nu, de historische werkelijkheid of de mythische werkelijkheid. De Duitsers zijn in dat opzicht veel metafysische.’
Maar waarom nu, en waarom zo plotseling? Unseld vermoedt dat het te maken heeft met het niveau van de vertalingen dat nu wordt bereikt. ‘U moet dat niet zien als kritiek, maar de vroegere vertalers van de Nederlandse literatuur waren autodidacten, amateurs. Het waren geen professionals.’ Unseld ziet dat als de belangrijkste reden waarom Harry Mulisch nooit echt is doorgebroken. ‘Als ik hem was, zou ik nieuwe vertalingen laten maken van al mijn oudere boeken.’
Wat daarbij nog meespeelt is dat de vertalingen elkaar door hun grote aantal kunnen gaan versterken. Unseld legt me zijn “strategie’ uit. Het is de strategie van de auteurs-uitgeverij. ‘Vroeger hadden uitgevers van Nederlandse schrijvers nogal eens de gewoonte zich te beperken tot het vertalen van losse boeken. Wij geven geen boeken meer uit, wij geven auteurs uit. Datzelfde zie je bij andere grote uitgevers. Klett Cotta doet nu hetzelfde met Hugo Claus, en Hanser met Harry Mulisch.’
Ook met A.F.Th. van der Heijden, van wie Suhrkamp nu twee titels heeft uitgebracht, wil Unseld op deze manier doorgaan. Deze week werd het contract getekend voor de vertaling van Advocaat van de hanen. ‘Wij hebben ons nu op het Nederlands toegelegd en daar gaan we mee door, net als we vroeger met de Latijnsamerikanen deden. Toen lukte het ons.’
Van Cees Nooteboom heeft Suhrkamp inmiddels elf titels op het programma staan, van zijn debuut Das Paradies ist nebenan (Philip en de anderen) tot zijn laatste boek Wie wird man Europäer? Hij is het paradepaardje van het Nederlandse fonds. Unseld wijst op een affiche aan de muur waarop alle vertalingen uit het Nederlands worden opgesomd naast een grote foto van Cees Nooteboom. ‘Natuurlijk, hij is de locomotief, zoals Mulisch dat bij Hanser is.’
Onvermijdelijk komt het gesprek op Marcel Reich-Ranicki, de Duitse cultuurpaus die met zijn televisieprogramma Das literarische Quartett op de zender ZDF een steeds grotere invloed heeft op de verkoop van boeken. Ik vraag waarom Mulisch het niet zo goed doet als Nooteboom. Volgens Unseld is hij van een vergelijkbaar niveau. ‘Hij heeft de pech dat Das literarische Quartett zich onfair over hem heeft uitgesproken.’ Unseld weigert zich daar echter bij neer te leggen. Hij leest uit zijn aantekeningen de zin voor die hij de volgende dag als presentator van de Ebene Erhebungen zal uitspreken (en die daar een klein applausje zal oogsten). ‘Mulisch is een schrijver die niet door een paar Quartett-minuten kan worden vernietigd.’
Zou het, vraag ik, toch niet zo kunnen zijn dat het succes van Nooteboom op dezelfde willekeurige manier, door een paar wilde uitspraken van een grillige televisiepersoonlijkheid, is bepaald? In de Volkskrant heeft Reich-Ranicki vorige week verteld hoe hij op straat door Cees Nooteboom werd aangehouden met de vraag of hij ook niet wat voor Rituelen kon doen. Meteen daarna begon het te lopen.
Unseld wuift dit idee resoluut weg. ‘Nee, nee, nee, dat is geen willekeur van één man. Reich-Ranicki heeft alleen maar een aanzet gegeven tot het succes. Als een boek daarna geen lezers vindt bij wie het het hart raakt, wordt het niets. Alleen een lovende opmerking in het Quartett is niet voldoende. De lezers gaan het controleren en kunnen dan tegen elkaar zeggen: ja, hij heeft gelijk. En dan gaat het als een sneeuwbal verder.’
Hoe beslist een Duitse uitgever welke Nederlandse boeken hij uitgeeft? Kan hij het lezen? Als ik dit onderwerp ter sprake breng, stelt de uitgever voor zijn redacteur Raimund Fellinger er bij te halen. Hij verdwijnt door een schuifdeur naar het balkon en klopt op het raam van een kamer verderop. ‘U ziet nu meteen hoe ons interne communicatiesyteem werkt.’
Siegfried Unseld vertelt ondertussen dat zijn eigen kennis van het Nederlands gebrekkig is. Hij komt vaak in Nederland, hij kan de krant lezen, maar een oordeel geven over literaire teksten kan hij niet. Dat laat hij aan zijn redacteur over.
Raimund Fellinger komt nu onze kamer binnen, door de gangdeur, en schuift aan. Hij blijkt zeer goed op de hoogte van de Nederlandse literatuur. Hij spreekt en leest Nederlands en kent vele auteurs persoonlijk. Fellinger vertelt dat hij zich voor een belangrijk deel op recensies in Nederlandse kranten baseert. Mijn recensie van Margriet de Moor die twee jaar geleden in het Literair Supplement van NRC Handelsblad verscheen, blijkt hij nog precies te kennen. ‘Het Literair Productiefonds is wat dit betreft een goudmijn voor ons. Zij sturen ons meteen de belangrijkste reacties.’
Natuurlijk gaat Fellinger niet blindelings op zulke recensies af. Sommige Nederlandse auteurs doen het heel goed in Nederland maar zijn in Duitsland onverkoopbaar. ‘Van Een vlucht regenwulpen van Maarten ’t Hart heb ik nog niet 1 procent verkocht van wat er in Nederland van is weggegaan.’ Maar met zijn ervaring en kennis van Nederland hoopt hij zo langzamerhand toch te kunnen zien of een boek interessant is voor de uitgeverij. Daarbij wordt niet alleen op het boek gelet, maar ook op de schrijver. ‘Bij Stella Klein van Hermine de Graaf zagen we meteen dat de schrijfster een profiel had dat met succes gebruikt zou kunnen worden. De Nederlandse recensies waren gemengd, maar we hebben het toch gekocht. We zagen dat ze nog niet zo oud is, ze is geboren in 1951, zodat we van haar nog wat kunnen verwachten.’
Soms komen beslissingen rechtstreeks in de contacten met schrijvers tot stand. Fellinger vertelt dat hij Renate Rubinstein indertijd zo goed kende dat ze hem al geruime tijd voor haar dood zei dat ze aan een boek werkte over haar geheime verhouding met Carmiggelt. ‘Ze zei: “voor ik het publiceer moet er eerst een weduwe dood gaan.” ‘
Rubinstein kwam aan het eind van de jaren zeventig bij Suhrkamp binnen via de Duitse socioloog Norbert Elias. Daarna ontwikkelde zich al snel een persoonlijke vriendschap met de uitgeverij. Na Cees Nooteboom is ze nog altijd de best verkochte Nederlandse auteur van Suhrkamp. Van haar Nichts zu verlieren und dennoch Angst werden 30.000 exemplaren verkocht, ook voor Duitsland een groot aantal.
Het aardige van de Duitse kritiek, zegt Fellinger, was dat men van de persoonlijke achtergronden van de schrijfster niet zo veel wist. Mein besseres Ich, haar boek over haar relatie met Simon Carmiggelt, gaat voor de Duitse lezers over de liefde van een oudere gehandicapte vrouw voor een bejaarde getrouwde man. Het wordt in Duitsland ook vooral door vrouwen gekocht die willen weten hoe dat is. ‘Er is hier een hele sterke vrouwenbeweging. Daar worden de boeken van Renate Rubinstein thematisch gelezen in plaats van literair.’
Woensdag, een paar uur voor het programma Ebene Erhebungen in de Alte Oper begint, ben ik uitgenodigd voor een receptie bij Siegfried Unseld thuis. Het is de befaamde Kritikerempfang. Sinds 34 jaar organiseert de uitgever op de eerste dag van de beurs een borrel voor een aantal critici. Als ik de villa om kwart over vijf binnenkom, merk ik dat het zeker niet alleen critici zijn die er komen. Unseld gebruikt de gelegenheid ook om zijn auteurs bekendheid te geven. Er verdringen zich zeker tweehonderd mensen in de rijk met kunst gedecoreerde kamers. Ik besef dat het voor Duitse critici een erezaak is om hier uitgenodigd te zijn. Ik herken er een paar van Die Zeit, iemand wijst me de feuilletonchef van de Frankfurter Allgemeine Zeitung aan, de Süddeutsche Zeitung is er. En dan de schrijvers. In de gang ontdek ik Cees Nooteboom, aan tafel zit de baardige Roemeen Franz Hodjak, de Zwitser Gerold Späth loopt rond, Joachim Sartorius, de invloedrijke voorzitter van de jury van de Europese literatuurprijs, is in een druk gesprek gewikkeld, en ik zie Martin Walser, de Duitse sterauteur van het fonds.
In de huiskamer staat Marcel Reich-Ranicki. Er heeft zich een groepje om hem heen gevormd. Tegen een criticus van Die Zeit zeg ik dat hij in een Nederlandse krant heeft gezegd nooit naar feestjes te gaan. Hij antwoordt: ‘Die? Overal waar Reich-Ranicki komt, is het alleen al daardoor meteen een feest.’
Om half zes neemt Siegfried Unseld het woord. Met veel enthousiasme prijst hij ons zijn laatste debutant aan, de Zwitser Peter Weber. Twee weken geleden is zijn boek Der Wettermacher verschenen. ‘Nog nooit is het zo makkelijk geweest om een jonge schrijver onder uw aandacht te brengen.’ De 25-jarige schrijver gaat aan een klaptafeltje zitten en begint voor te lezen. Hij is duidelijk de jongste in dit gezelschap. Hij heeft een grijs T-shirt aan en spreekt een onmiskenbaar Zwitsers Duits. Alle aanwezigen kijken naar hem, maar of ze willen of niet, hun blik dwaakt steeds af naar de man die naast hem is gaan zitten. De huisgod, de criticus Marcel Reich-Ranicki, heeft een ereplaats. Als hij even tevreden lacht, weten we dat het goed zit met Peter Weber.
Ik kom de Suhrkamp-redacteur Raimund Fellinger weer tegen. Hij vertelt dat de boekenbijlage van Die Zeit zojuist is uitgekomen met op de voorpagina een groot, juichend stuk over Margriet de Moor. Ik vraag waarom Suhrkamp het boek niet uitgeeft. Fellinger: ‘Wij wilden het ook graag doen, maar we wilden er een pocket van maken. Het zou haar eerste boek in Duitsland zijn. Een tweede boek zouden we dan gebonden kunnen doen. Maar uitgeverij Hanser bood aan er meteen een gebonden boek van te maken. De Nederlandse uitgever heeft toen voor hen gekozen.’
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 8 oktober 1993.