Nederland-Duitsland – Tessa de Loo over het onverteerbare succes van ‘De Tweeling’
Door Reinjan Mulder
UPDATE – Welke rol kan literatuur spelen bij het verbeteren van de betrekkingen tussen twee landen? Over die vraag, en met name over de lange tijd nogal troebele betrekkingen tussen Nederland en Duitsland, organiseerde het Amsterdamse Goethe-Institut in 1994 het debat ‘Buren door Boeken’. Opvallende afwezige bij dat debat – en ook tijdens de rest van de manifestatie – was de schrijfster Tessa de Loo. Des te opvallender was dat omdat haar roman De Tweeling (1993) niet alleen de eerste Nederlandse roman na de oorlog was die de Nederlands-Duitse verhoudingen tot expliciet thema had, het boek was in Nederland het jaar daarvoor ook nog eens als de spreekwoordelijke bom ingeslagen. Binnen een jaar nadat het – nota bene in het Goethe-Institut – was gepresenteerd, waren er in Nederland en België meer dan 115.000 exemplaren van verkocht, waarmee De Tweeling meteen de best verkochte roman van 1993 was. En dat succes zou tot de dag van vandaag niet meer ophouden.
Het wrange aan De Loo’s afwezigheid was dat haar boek De Tweeling in het jaar na zijn verschijnen al overal in Nederland, in leesclubs en gespreksgroepen, was aangegrepen voor intensieve discussies over het Nederlands-Duitse vraagstuk. Het boek bracht voor het eerst Nederland en Duitsland als ‘buren’ bij elkaar. Door haar boek, schreef ik in 1994 in NRC Handelsblad, had Tessa de Loo in Nederland in één jaar tijd waarschijnlijk meer begrip voor Duitsland gekweekt dan het speciaal daarvoor opgerichte Goethe-Institut in tien jaar tijd.
De week voor het debat in het Goethe Institut zou plaatsvinden, ik neem aan met steun van het Nederlands Productie- en Vertalingen Fonds, had ik met de schrijfster in de Amsterdamse Bodega Keyzer afgesproken om haar kant van het verhaal te horen. Toen ik haar daar bij een kopje koffie uitlegde waarom zij volgens het door de Duitse Bondsrepubliek gesubsidieerde Goethe Institut niet voor de thema-avond over ‘Buren door Boeken’ werd uitgenodigd, moest ze zichtbaar wat wegslikken. Haar boek, zo had een woordvoerster van het instituut mij door de telefoon laten weten, zou ’te clichématig’ zijn om serieus te nemen.
Waarschijnlijk verraste deze boude reactie Tessa de Loo op dat moment al niet echt meer. De voorafgaande maanden was ze vaker met dit soort harde, ongenuanceerde kritiek geconfronteerd. Zo waren er critici van grote kranten, de Volkskrant voorop, die haar zwaar hadden aangevallen om haar stijl en haar ‘stoffige metaforen’. Nederland-Duitsland als tweeling, wat je stoffig noemt.
Maar uit de hoek van het Goethe Institut had Tessa de Loo een dergelijk verwijt niet verwacht. En ook niet mogen verwachten. Naar mijn gevoel was hun verwijt absoluut niet terecht. Wat je ook van De Tweeling kunt zeggen [klik hier voor mijn eigen recensie in NRC Handelsblad], het heeft na de oorlog als weinig andere boeken op een oorspronkelijke en toegankelijke manier de in Nederland bestaande cliché’s over Duitsland op losse schroeven gezet. In haar 435 bladzijden dikke roman beschrijft Tessa de Loo het leven van twee bejaarde Duitse tweelingzusters die elkaar lange tijd uit het oog hebben verloren. Aan het eind van hun leven komen ze elkaar onverwacht tegen in een Belgisch kuuroord. Maar dat had veel clichématige kunnen zijn.
In lange sessies vergelijken ze in het nu hun beider lotgevallen. Daarbij komt de vraag naar de schuld van de individuele Duitser aan de gruwelen in de oorlog steeds weer terug. De ene zuster heeft altijd in Duitsland gewoond, waar ze het lijden van de Duitsers van nabij heeft meegemaakt. De andere is op jonge leeftijd naar familie in Nederland verhuisd, waar ze getuige was van het lijden door toedoen van de Duitsers. De beslissingen die de beide zusters tijdens hun leven hebben moeten nemen worden op hun oude dag meedogenloos tegen het licht gehouden. Vragen die daarbij opkomen zijn: had het anders gekund, waar gaat goed gedrag over in fout gedrag, en: waar begin ieders eigen verantwoordelijkheid?
Tessa de Loo vertelde me die middag in Keyzer dat ze De Tweeling opzettelijk zo had opgezet, dat de lezer zich ‘legitiem’ kon identificeren met de Duitse lotgevallen: ‘Voor het eerst wordt het leed van het Duitse volk uit de taboesfeer gehaald.’
Tessa de Loo was, toen ik haar sprak, net weer voor een kort bezoek in Nederland. Sinds een paar maanden woonde ze in het Portugese Coimbra, in een appartement in een groot Middeleeuws pand met metersdikke muren. Het toenemende succes van De Tweeling had ze daardoor alleen maar uit de verte kunnen volgen.
Maar voor we daarover verder praatten, hadden we het eerst over de heftige reacties die het boek hier en daar in Nederland had teweeggebracht. Tessa de Loo: ‘De ergste zonde die ik volgens de kritiek heb begaan, is dat het boek zo traditioneel is. Er zou niets vernieuwends in zitten. Het is inderdaad een louter episch boek in de naturalistische traditie, dat de lezer meesleept, en dat vinden ze ouderwets.’
Bij veel lezers had De Tweeling echter, juist doordat het vrij traditioneel was geschreven, iets los gemaakt. Tessa de Loo, die bij haar debuut als een wilde jonge meid was gepresenteerd, merkte uit brieven dat ze er door De Tweeling vooral veel oudere bewonderaars had bijgekregen: ‘Eén vrouw schreef dat ze met het boek in haar handen had zitten huilen.’ Jonge lezers lazen de roman volgens haar vooral als een mooi, aangrijpend boek, maar ouderen bleken er diep emotioneel door geraakt te worden.
Tessa de Loo: ‘Vaak gaat het bij de reacties om mensen die zelf van Duitse komaf zijn, die een Duitse moeder hebben, of een Duitse man, en die tot nu toe nooit hun verhaal kwijt hadden gekund.’
We praatten die gedenkwaardige middag in Keyzer nog wat door over de vreemde ontstaansgeschiedenis van De Tweeling. Tijdens een vakantie in 1985 had Tessa de Loo in een pension in Frankrijk een oudere Duitse vrouw ontmoet met wie ze innig bevriend raakte. Haar levensverhaal zou de basis gaan vormen voor de passages over de in Duitsland achtergebleven tweelingzuster in het boek. Samen met de Duitse begon ze aan een reconstructie van haar veelbewogen leven. Met z’n tweeën reisden ze naar de streken waar de vrouw had gewoond en gewerkt, in Duitsland, Polen en Oostenrijk, en geleidelijk kwam er steeds meer bij haar boven. ‘Het werd meteen een reis door haar verleden.’
Tessa de Loo vertelde dat ze er op uit was geweest om zo de in Nederland minder bekende kanten van het Duitse geschiedenis te laten zien. Hoewel haar eigen overgrootmoeder Duitse was – ze stond model voor tante Elisabeth, een bijfiguur in het boek – was ze zelf, zoals zoveel Nederlanders, grootgebracht met een fikse dosis anti-Duits sentiment. ‘Het kwaad”, zoals ze dat noemde, werd bij haar thuis gesymboliseerd door Duitsland. Ze was vertrouwd met oude foto-albums waarin haar ouders haar de vrienden aanwezen die in kampen waren omgekomen. Ze begreep nu dat er nog een andere kant was.
Om de complexiteit van het onderwerp tot zijn recht te laten komen, besloot Tessa de Loo de verhalen van de Duitse af te wisselen met de verhalen van haar eigen Nederlandse familie. De hevige discussies met haar Duitse vriendin boden haar meer dan voldoende stof voor zo’n confrontatie. De op dat moment 69-jarige vrouw was politiek zeer bewust, en een van de taken die ze zichzelf had gesteld was juist om in gesprek te komen met de vroegere vijand. Zo had ze bijvoorbeeld Frans geleerd om direct met Fransen te kunnen praten.
Tessa de Loo: ‘Ze was niet verongelijkt over wat Duitsland in en na de oorlog was overkomen, maar wel over de manier waarop het Westen nu tegen Duitsland aankijkt. Duitsland werd volgens haar teveel in een schuldpositie gedrongen.’ Toen De Loo haar voor het eerst sprak, had ze ook zelf als door een wesp gestoken gereageerd op het Duitse verlangen naar begrip. Verstandelijk wist ze natuurlijk dat niet alle Duitsers met het nazi-regime geidentificeerd kunnen worden, maar emotioneel had die kennis geen enkel effect. ‘Ik merkte hoe onder mijn rationalisaties alle negatieve sentimenten nog aanwezig waren.’
In de recensies van De Tweeling is Tessa de Loo’s poging tot nuancering van de eenzijdig negatieve opvattingen over Duitsers in de Tweede Wereldoorlog niet altijd even goed begrepen. Zo zag de criticus Hans Warren, zelf afkomstig uit een NSB-nest, het boek als een ondubbelzinnige verdediging van de Duitsers. In de Provinciale Zeeuwse Courant schreef hij: ‘Het arme Duitse volk heeft zich laten verblinden, heet het. De Duitsers zelf hebben zwaar geleden “gedurende twaalf jaar tirannie,” vernemen we. Je moet maar durven.’
Tessa de Loo kon voor dit soort kritiek maar weinig begrip opbrengen: ‘Ik word hier als een landverraadster gepresenteerd, terwijl ik juist aldoor de beide kanten laat zien. Het boek is doordrenkt van mijn eigen geschiedenis en die van mijn familie. De lezer is getuige van een botsing tussen twee werelden.’
Ik vroeg Tessa de Loo waarom de Duitse zuster met al haar levenswijsheid dan zoveel sympathieker overkomt dan de nog altijd onverzoenlijke Nederlandse? De Loo voerde dit terug hun verschillende verleden. ‘De Duitse heeft een sterk, eenduidig karakter. Je kunt je daar als lezer makkelijk mee identificeren. Ze staat ergens voor, is consequent. De andere zuster heeft dat niet en dat heeft te maken met haar geschiedenis. Doordat ze in Nederland is opgevoed, was ze gedwongen haar Duits-zijn te onderdrukken. Daar komt haar onwrikbaarheid, haar halsstarrigheid uit voort. Ze is moreel gezien ook in een moeilijker positie. Ze denkt dat er door haar toedoen joden zijn overleden. Ze voelt zich schuldig, een dubbele verraadster.’
Tessa de Loo was er 21 jaar geleden al van overtuigd dat er, hoe ze het ook zou doen, altijd wel mensen ontevreden over haar boek zouden zijn. ‘Ik ben van na de oorlog. Ik ben er niet emotioneel door beschadigd. Het beschrijven van schurken is voor mij daarom te simpel. Ik wil weten hoe ze in elkaar zitten. Ik wil het duivelse in hen ontkrachten door het te begrijpen. Maar als ik de Nederlandse vrouw verzoenender had gemaakt tegenover haar Duitse zuster, was er waarschijnlijk weer een andere groep geschokt geweest: die van de oudere Nederlanders die veel hebben meegemaakt. Voor zulke mensen, die door de oorlog traumatisch beschadigd zijn, is het heel moeilijk om niet in haat te blijven steken.’
Mijn interview met Tessa de Loo zou nog een staartje krijgen. Op dezelfde pagina waarop in het CS Literair van NRC Handelsblad mijn interview met De Loo stond, op 16 september 1994, had ik ook een stuk over De Tweeling geplaatst van de Duitse criticus Dirk Schümer. Ik kende Schümer tot op dat moment alleen via mijn Duitse FAZ-collega Matthias Rueb die ik wel eens in Straatsburg had ontmoet, en van hem wist ik dat Schümer als een van de weinige Duitse critici Nederlands kon lezen. In mijn eigen recensie van het boek, een paar maanden eerder, had ik al verzucht dat ik wel nieuwsgierig was hoe Duitsers op dit boek zouden reageren, en na enige aarzeling had ik daarom besloten om tegelijk met mijn interview de daad bij het woord te voegen, en ook een Duitser naar zijn mening over De Tweeling te vragen.
Dat hebben we geweten. Op het moment dat ik Dirk Schümer om de bespreking vroeg, kende hij het boek nog niet, zei hij, maar toen ik hem had verteld waarover het ging, wilde hij er maar wat graag over schrijven. En dat deed hij, en hoe!
En niet alleen voor ons schreef hij een mooie recensie, tegelijk met zijn stuk voor CS Literair schreef hij nog een tweede, al even enthousiast stuk, maar nu voor zijn eigen krant, de in Duitsland zeer gezaghebbende Frankfurter Allgemeine Zeitung.
Toen Schümers zijn stuk eenmaal in de FAZ gepubliceerd was, op 30 augustus 1994, had Tessa de Loo’s succes ook een internationale dimensie gekregen. En dat alles miste zijn effect dat jaar in Frankfurt niet. Waren de Duitse uitgevers tot dan toe zeer terughoudend geweest om het boek aan te kopen, met als argument ‘zielige verhalen over de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog hebben we zelf al genoeg’ (dixit de in Nederlandse literatuur gespecialiseerde, kleine Berlijnse uitgeverij Twenne Verlag), na het stuk van Dirk Schümer vochten ze op de Buchmesse om de rechten.
Vervolgens was het Nederlands Literair Productie en Vertalingen Fonds er natuurlijk als de kippen bij om dit internationale succes van Tessa de Loo met terugwerkende kracht op hun conto te schrijven.
Wat hadden ze de Nederlandse literatuur in het buitenland weer goed onder de aandacht gebracht!
Ik heb toen nog vaak teruggedacht aan de strenge woorden die het Goethe Institut nauwelijks een paar maanden eerder aan het boek van Tessa de Loo had gewijd, en aan de vernietigende recensie waarmee de vaste tekstschrijver van het Literair Productie- en Vertalingen Fonds, Volkskrant redacteur Arjan Peeters, De Tweeling in zijn krant de grond in had geboord.
En ik moest daar dan stilletjes even om lachen.
Het interview waarnaar ik hierboven verwijs stond op 16 september 1994 in het CS Literair bij NRC Handelsblad. Klik hier voor de recensie van ‘De Tweeling’ in NRC Handelsblad.