W.F. Hermans’ beste vrienden – Reis door mijn boekenkast
Door Reinjan Mulder
Klaas Koppe heeft er nog een mooie foto van gemaakt: W.F. Hermans druk tegen mij pratend naast de man die tot zijn dood met hem bevriend zou blijven: Freddy de Vree. En daarnaast de twee mannen die misschien ook wel zijn beste vriend wilden zijn, maar daar op de een of andere manier nooit helemaal in slaagden: de Hermanskenner Frans A. Janssen en de latere directeur van het W.F.Hermans-instituut, de neerlandicus Raymond Benders.
De foto werd gemaakt op 27 november 1992, na een lezing die Hermans had gehouden in het Haagse Letterkundig Museum, bij de presentatie van de LiteRom, een CD Rom met tienduizenden literaire recensies. In die lezing zei Hermans bedroevend weinig over het merkwaardige fenomeen dat deze LiteRom was, maar des te meer over zijn ervaringen met NRC Handelsblad, waar hij kort tevoren – naar zijn idee althans – zo smadelijk zou zijn weggepest. De kwade genius achter al die pesterijen, aldus de lezing, zou ik zijn geweest, in die dagen literatuurredacteur bij de krant. Een verwijt dat nergens op sloeg, en dat was waarschijnlijk dan ook de reden waarom Frans Janssen mij na afloop van de lezing vroeg om even mee naar Hermans te gaan, om te zien of we de zaak niet uit konden praten. Terwijl ik daar zo goed en zo kwaad als dat ging mee bezig was, luisterde, zoals we op de foto kunnen zien, Frans zelf als potentiële biograaf aandachtig mee, evenals de twee andere mannen die in die dagen als de paladijnen van Hermans bekend stonden, Freddy de Vree en Raymond Benders.
Na Hermans dood was het echter alleen Freddy de Vree die al vrij snel met een alleraardigst boek over Hermans kwam, De aardigste man ter wereld, dat op 11 april 2002 in Den Haag werd gepresenteerd, in aanwezigheid van onder anderen Robbert Ammerlaan en Freddy’s vriendin Sylvia Kristel. Ik was ervoor uitgenodigd, en ik kon niet anders constateren dan dat Freddy – anders dan W.F.Hermans – zelf waarschijnlijk de aardigste man ter wereld was. Ik was soms nogal streng tegen hem geweest als hij wat instuurde, veel strenger dan tegen Hermans, ik heb wel eens een heel artikel van hem… geschreven, in zijn geest, omdat wat hij zelf had ingeleverd zelfs met een krachtige redactie niet meer te redden was. Maar ik heb daarover nooit een klacht van hem gehad, en het werd dan ook een bijzonder gezellig weerzien in Den Haag. Mijn exemplaar van zijn boek werd die dag ‘van harte’ opgedragen aan ‘NReinjanC’.
Waarmee ik overigens niet wil zeggen dat ook Frans Janssen en Raymond Benders, de andere heren op de foto, géén aardige heren waren. Want dat was misschien wel het grootste probleem met Hermans, hij ing alleen om met wie er aardig tegen hem deed maar wie niet altijd heel erg aardig tegen hem was, en veel over zijn kant liet gaan, hield het toch nooit zo erg lang meer uit aan zijn zijde.
Uiteindelijk kunnen we constateren dat Freddy de Vree het van de drie paladijnen het langst aan Hermans zijde heeft uitgehouden. Ook in dat opzicht is de foto nog altijd veelzeggend. Het was mede om hem dat Hermans uiteindelijk naar Brussel verhuisde, en hij bleef tot het eind on speaking terms met de door hem bewonderde meester. Toen we op NRC Handelsblad in 1995 het gerucht vernamen dat W.F. Hermans was overleden, was hij het ook die het verlossende bevestigend woord sprak. Ik had eerst Frans Janssen om een bevestiging gebeld, maar hij wist zelfs nog helemaal van niets. Ook niet dat Hermans in het ziekenhuis lag. Ik had Frans bij die gelegenheid ook nog gevraagd of hij niet wat schrijven wilde over Hermans, maar hij vond dat op dat moment ongepast. Een paar jaar eerder had ik hem over zijn activiteiten bij de biobiotheek van Joost Ritman geïnterviewd, en toen had hij zich laten ontvallen dat hij, toen hij moest kiezen tussen de biobliotheek en Hermans, duidelijk voor de eerste had gekozen. Ik weet dat Hermans hem die opmerking nooit heeft vergeven.
Freddy de Vree koos altijd onvoorwaardelijk voor Hermans, en dat heeft hem uiteindelijk ook geen windeieren gelegd. Hoeveel hij ook heeft geschreven en gedaan, hij is nog jaren met een biografie van Hugo Claus bezig geweest, zijn belangrijkste bijdrage aan de literatuur zal altijd zijn vriendschap met Hermans blijven, en zijn belangrijkste publicatie zijn boek over Hermans, die hij, en alleen hij, ‘de aardigste man ter wereld’ vond.
Naschrift: Zelf heb ik over het merkwaardige gesprek met Hermans en zijn drie paladijnen in het Letterkundig Museum tot nu toe nooit iets geschreven. Ik vond het veel interessanter dat er onder het oog van de overheid, het Museum en W.F. Hermans voor het eerst in de geschiedenis een massale roof van kranten-copyrights plaatsvond. Op de LiteRom die op de bewuste dag in Den Haag werd gepresenteerd, stonden vele duizenden literaire recensies uit dag- en weekbladen, waarvoor mij en mijn collega critici nooit enige toestemming was gevraagd. Een dag later zat ik al bij Inge Brakman van de NVJ op kantoor voor commentaar en begon er vervolgens een reeks slepende onderhandelingen die er uiteindelijk in resulteerden dat de rechten op mijn honderden recensies voor een paar duizend gulden werden afgekocht. W.F. Hermans lag daar kennelijk op geen enkele manier van wakker. Hij vond het belangrijker wat hem – in mijn persoon – door NRC Handelsblad zou zijn aangedaan.
Lees hier meer over de vriendschap van Frans A. Janssen en W.F. Hermans, en waarom die vriendschap ten einde kwam.
Beste Reinjan,
Maar wat besprak je toen met Hermans, of beter gevraagd: hoe reageerde hij destijds?
Beste Bob,
Het geheugen is feilbaar, zoals Willem Otterspeer terecht stelt, maar als ik het me goed herinner, had W.F. Hermans in zijn toespraak betoogd dat hij bij NRC Handelsblad op een schandelijke manier was weggepest, en dat ik daar achter zou zitten. En dat hield hij na afloop natuurlijk vol. Ongelijk bekennen was niet één van zijn sterkste kanten. Hij vond het nog steeds een grote schande.
Frans Janssen vond dat we een man met de statuur van Hermans in ieder geval zijn gang hadden moeten laten gaan, of hij nu gelijk had of niet, een Hermans weigerde je niet, en Freddy en Raymond luisterden vooral toe.
Die lezing is later trouwens nog ergens gepubliceerd, dus Hermans’ stellingname is nog altijd te achterhalen.
Ik wist maar al te goed dat ik binnen NRC helemaal niet de positie had om Hermans te stoppen of om hem carte blanche te geven. Dat kon – en deed in dit geval – alleen de hoofdredactie, in nauwe samenwerking met de chef Kunst. Maar ik geloof niet dat Hermans in een stemming was om daarover wat dan ook aan te horen of te overdenken.
Helaas wil Klaas Koppe niet dat ik de foto overneem waarover ik schrijf, maar die staat, hoop ik, nog altijd op zijn eigen site.
Rj