Vouziers 1917: de Franse Ardennen door de Duitsers bezet – Honderd jaar na de grafiekmap van Richard Birnstengel
Door Reinjan Mulder
Voor kunstverzamelaars is het leven sinds Internet een stuk gemakkelijker geworden. Jaren lang had ik een onopvallende map met litho’s in mijn kast, waarnaar ik nooit zo goed gekeken had en waar ik al die tijd geen weg mee wist. Maar nu zijn ze dankzij Google opeens tot leven gekomen.
‘Vouziers’ stond er op de grauwe omslag van de map. Er zaten 15 getekende stadsgezichten in, ooit meegekomen in een wat groter lot met boeken over Rik Wouters op een boekenveiling van Van Gendt. Op het eerst gezicht weinig opvallend, totdat ik merkte welke verhalen er bij de portefeuille horen. Ik ken die verhalen nog altijd maar half, maar ik vind er al surfend steeds weer nieuwe stukjes van, en ik kom er niet meer zo goed van los.
Zo weet ik nu dat Vouziers tegenwoordig een vriendelijk klein stadje in de Franse Ardennen is, net over de grens met België, met 5.085 inwoners, twee gastentafels en één plattelandsherberg. Er is nog geen eigen museum, maar er is wel een VVV, die het wandelen, het paardrijden en het fietsen in de streek aanprijst.
Ook de kunstenaar die hier ooit zijn litho’s maakte, ken ik nu wat beter. Richard Birnstengel, letterlijk ‘perensteel’, was een Duitse schilder die in 1881 in een arm gezin in Dresden werd geboren. Dit jaar honderd jaar geleden
moet hij in het Franse Vouziers zijn geweest. Onder de fraaie en technisch knappe litho’s die hij daar vervaardigde, en die nu in hun map op tafel voor mij liggen (Emil Richter Verlag), staat het te lezen: Vouziers, 1917.
Het zijn allesbehalve gewone prenten van Vouziers. Er is iets vreemds mee aan de hand. Ze laten afbeeldingen zien van een slaperig Frans plaatsje, waar hier en daar wat mensen op straat rondhangen, maar als je beter kijkt, zie je dat veel van die mensen militairen zijn. Ze zijn niet boers of burgerlijk gekleed, in de mode van honderd jaar geleden, maar ze dragen lange militaire jassen, die ter hoogte van hun middel stevig zijn vastgesnoerd.
Soms hebben ze ook nog hoge petten op, en hoge, strakke laarzen aan hun voeten. Zo lopen ze over de stoepen te slenteren, ze steken een plein over, en op één prent buigen ze zich over de motorkap van een fraaie oude auto – die in de tijd dat de litho’s gemaakt werden natuurlijk nog een prachtige, nieuwe auto was.
Verder zijn er in de straten van het stadje opvallend veel paarden te zien.
Pas als ik op één van de prenten de woorden ‘Deutsches Gasthaus’ op een gevel zie staan (de huidige plattelandsherberg?), dringt tot me door wat ik nu precies te zien krijg. Een stad onder een vijandige bezetting. Richard Birnstengel moet met het Duitse bezettingsleger van Noord Frankrijk zijn meegekomen en daar souvenirs voor de militairen hebben gemaakt. De militairen op zijn prenten zijn allen Duitsers. Vouziers lag in de Eerste Wereldoorlog lange tijd net boven het front, en hij moet deze map, eenmaal thuisgekomen in Dresden, als een prettig aandenken voor zijn makkers hebben gemaakt.
Uit wat ik verder nog over Birnstengel op Internet vind, kan ik het hele verhaal achter de prenten nu wel min of meer reconstrueren. In geen van de biografieën die ik tegen kom, wordt, wat achteraf ook wel te begrijpen is, de map met litho’s genoemd, hoewel het waarschijnlijk de enige uitgave is, die er tijdens zijn leven van zijn werk is gemaakt. Maar wel vind ik dat hij aan het begin van de twintigste eeuw nog in het cultureel toonaangevende Dresden woonde, waar hij toelatingsexamen voor de befaamde koninklijke kunstacademie van zijn stad heeft gedaan. En daarvoor slaagde hij. Richard Birnstengel kon kennelijk al jong goed tekenen.
Terwijl ik de feiten noteer schiet me ineens een curieuze coïncidentie te binnen. Deed de schilder Max Beckmann (Leipzig, 1884) toen ook geen toelatingsexamen in Dresden?
Ja, zegt mijn Knaurs Lexikon Moderner Kunst, dat deed hij, in 1900, één jaar voor Birnstengel. Maar terwijl Beckmann aan de Akademie van Dresden wegens zijn eigenzinnige smaak werd afgewezen, zodat hij de stad Dresden teleurgesteld verliet en deze daarna levenslang meed en elders furore maakte, werd Richard Birnstengel in zijn geboortestad wel tot de begeerde schildersopleiding toegelaten.
Een klein verschil, dat grote gevolgen zou hebben.
Pas WO I, de Grote Oorlog, zou de twee Saksische schilders weer op een vreemde manier samenbrengen. Maar hoe verschillend hadden ze zich toen inmiddels ontwikkeld. Beiden gaan na het uitbreken van die oorlog in militaire dienst, Beckmann als vrijwilliger en Birnstengel als dienstplichtige, en beiden belanden ze zo tegen het eind van die oorlog in het zelfde, verre Vlaanderen. Maar terwijl Beckmann daar als ziekenverzorger diep geschokt wordt door alle gruwelen die hij op het slagveld en in de veldhospitalen ziet, een ervaring die hij nooit meer zou vergeten en die steeds weer terugkeert in zijn etsen van mortuaria, kreupelen en gewonden, ziet Richard Birnstengel in 1917 vooral de zonzijde van de oorlog. Tijdens een verlof terug in Dresden loopt hij daarom bij de kunstuitgever en galeriehouder Emil Richter aan de Prager Strasse in Dresden binnen, dezelfde die dan ook Käthe Kollwitz (!) en Kurt Schwitters brengt, met een reeks handige tekeningen van het Franse stadje waar hij is geweest en waar hij zoveel Duitse soldaten zich op de straten en pleinen heeft zien verpozen.
Hoe het Max Beckmann daarna in Duitsland is vergaan, weet iedereen we inmiddels. Zijn kunst werd in de jaren dertig in Frankfurt en Berlijn als ontaard verboden en hij week via Parijs naar Amsterdam uit, waar hij tot 1945 in zijn atelier aan het Rokin in hoog tempo sommige van zijn beste werken maakte – werken die inmiddels miljoenen opbrengen, zodat alleen de rijkste collecties van de wereld zich deze nog kunnen permitteren.
Richard Birnstengel, zo weet ik sinds vandaag, had wat dat betreft minder de wind mee. Hij kon jaren lang ongestoord in Duitsland blijven doorschilderen, waar hij waarschijnlijk geen al te grote problemen ondervond, hij had een atelier vlak bij het grote spoorstation van Dresden en ontwikkelde zich tot een specialist in landschappen van het Noord Duitse landschap bij de Oostzee, waar hij ook een tweede huis kocht, totdat hij aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, in 1945, bijna al zijn werk bij het gealieerde bombardement van Dresden verloor.
Terwijl bijna al Beckmanns werk in 1945 ongeschonden naar Amerikaanse musea verdween, werd zijn werk door Amerikaanse bommenwerpers vernietigd.
Nog één keer keerde het lot voor beiden. Max Beckmann stierf al vrij kort na de oorlog, in 1950, in het verre New York, waarna hij postuum tot een van de belangrijkste kunstenaars van de twintigste eeuw zou uitgroeien, maar Richard Birnstengel trof het wat dat betreft… wat is het, beter? Birnstengel leefde na de oorlog nog tientallen jaren door, schilderde vlijtig verder en stierf pas in 1968, in het communistisch geregeerde Dresden, 86 jaar oud.
In 2007 werd er, zie ik op Internet, bij een veiling in Dresden nog een groot en zeker niet slecht schilderij van hem uit die latere periode geveild, een ietwat broeierig Duits kasteel dat op een beboste berg boven een bochtige rivier oprijst. Opbrengst 950 euro, inclusief de sierlijke Jugendstil-lijst. En zijn aquarellen uit die tijd, zie ik ook, doen op veilingen nu zo’n twee- a driehonderd euro.
Dan zie ik dat ook één exemplaar van de map met litho’s die ik heb, op Internet te koop te wordt aangeboden. Voor een paar honderd euro’s zou ik bij een Duitse antiquaar een tweede map van Birnstengels Vouziers kunnen aanschaffen.
Ik ga digitaal nog een laatste keer terug naar Vouziers. Ik zoek verder door op het net en zie dat er, stil gehouden door de VVV, even buiten de stad een groot Duits oorlogskerkhof uit de Eerste Wereldoorlog ligt, waar vijfduizend Duitse soldaten begraven zijn.
Er liggen daar nu even veel dode Duitsers onder de grond als Vouziers tegenwoordig boven de grond aan levende inwoners heeft.
De vraag die me sinds die ontdekking bezighoudt, is: zouden die vijfduizend doden nu vóór of na het bezoek van Richard Birnstengel bij Vouziers zijn gesneuveld?
Verscheen eerder in 2011 op Das Zahngold. Geactualiseerd vanwege het 100-jarig jubileum van de map ‘Vouziers’.
Kom net een oude ansichtkaart van mezelf tegen die ik in 1976 (ik was toen 18) vanuit Vouziers naar mijn ouders stuurde. Ben wat over Vouziers gaan ‘rondneuzen’ op internet en kwam dit verhaal tegen. Leuk, goed geschreven en maakt nieuwsgierig naar meer.