De Hanna’s (fragment) – Bij het honderdste geboortejaar van Hanna Mulder-Hulscher
Honderd jaar geleden, op 30 mei 1922, werd in de Amsterdamse Vroedvrouwenschool in de Sarphatistraat de latere dansdocente Hanna Hulscher (1922-2013) geboren. Bijna veertig jaar lang gaf zij danslessen aan duizenden kinderen in Geldermalsen en Zaltbommel.
Als dansdocente leeft zij nog alleen voort in de herinneringen van haar Betuwse leerlingen, maar de honderden portretten die haar man Piet Mulder (1919-2001) van haar maakte, laten onverwacht een andere kant van haar zien. Een aantal van die portretten zijn nu gebundeld in het boekje ‘Piet Mulder – Hanna‘ dat ter gelegenheid van haar honderdste geboortedag bij uitgeverij De Weideblik verscheen.
In dit fragment uit het boekje beschrijft haar zoon Reinjan Mulder wie zijn moeder was en waarom zij in 1941 voor zijn vader bezweek.
Door Reinjan Mulder
Voordat er livestreams bestonden, lieten de meeste dansers na hun dood weinig na. Bijzondere choreografieën kon je met ingewikkelde notatiesystemen nog voor het nageslacht bewaren en er waren een paar mooie films van beroemde dansers gemaakt, maar totdat de partner van Hans van Manen zich ging toeleggen op het integraal filmen van de balletten van zijn man, soms al meedansend, vanaf de dansvloer, verdween zelfs het werk van de meest gelauwerde choreografen vaak samen met de herinneringen van hun dansers. Wie kijkt er nog naar de balletten van Nijinsky, wat weten we nog van een Noerejev?
Die vergankelijkheid geldt eens te meer voor dansdocenten. Hun producten zijn hun leerlingen, en als die leerlingen niet heel veel talent hebben, of iets te weinig doorzettingsvermogen, blijft er na hun dood niet veel meer over dan een stuk of wat verhalen, hoe goed en inspirerend hun lessen aan de barre ook zijn geweest. Mijn moeder Hanna Hulscher (1922-2001) was zo’n bevlogen dansdocent. Vanaf het begin van de jaren vijftig tot ver in de jaren tachtig gaf ze in Geldermalsen danslessen, waar meisjes van 4 tot een jaar of 18, en soms een enkele jongen, naar muziek leerden luisteren en mochten bewegen op die muziek. In haar beste tijd kwamen er elke week meer dan 150 leerlingen bij haar langs, eerst tussen de trotse vaandels in Ons Huis, waar normaal de harmonie oefende, en later in het gebouwtje van de Geldermalsense postduivenvereniging of bij haar thuis. Hanna leerde haar kinderen daar dansen, of in ieder geval bewegen, en menige leerling genoot ervan om uit de goed gevulde verkleedkist de mooiste jurken en gewaden naar boven te halen en aan te trekken en even weg te dromen van het dagelijkse schoolwerk.
Volgens de necrologie van Hanna Hulscher die in 2013 in de Volkskrant verscheen, was ze in die tijd een van de bekendste vrouwen van de Betuwe, en in een regio waar veel vrouwen niet veel meer dan het huishouden deden, klopte dat waarschijnlijk ook. Aan het eind van het cursusjaar gaf Hanna Hulscher druk bezochte uitvoeringen in Carabain of in de zaal achter Hotel Stockey in Geldermalsen, waar al haar groepen hun zorgvuldig ingestudeerde dansen lieten zien, en na de pauze volgde dan ‘het grote stuk’, een ballet uit verschillende delen, waarin zoveel mogelijk kinderen een grotere of kleinere rol hadden. Peter en de Wolf was zo’n terugkerend stuk, net als het melodramatische Wassilissa en haar pop, naar een oud Russisch sprookje.
Soms bedacht Hanna ook zelf grote stukken, zoals De Klokkenmaker, met zijn levende uurwerken die één voor één in slaap vielen en Het Vliegveld, waar een dansende kruier reizigers uit alle delen van de wereld welkom heette. In de lokale pers werd daar vaak uitvoerig verslag van uitgebracht, door een verslaggever die een ereplaats had in de zaal, vlak naast de burgemeester.
Hoeveel van de duizenden leerlingen die daaraan in de loop van de tijd hebben meegedaan, herinneren zich dat nu nog? Toen zij in 2013 overleed vonden Hanna Hulschers kinderen op de vliering en in het atelier van hun vader meer dan vijfhonderd schilderijen van hem, tientallen schetsboeken en stapels mappen met tekeningen, aquarellen en gouaches. De meeste daarvan hebben ze in de jaren daarna verkocht of ondergebracht in publieke collecties, zoals het Spoorwegmuseum, het Regionaal Archief Rivierenland (RAR) en het Flipje- en Streekmuseum. Maar één genre hielden ze nog altijd voor zichzelf. Dat waren de tekeningen en aquarellen die hun vader zestig jaar lang van hun moeder maakte, van Hanna. Sinds hij haar in 1941 op haar negentiende in een zomerkamp van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) wat beter had leren kennen, bleek hij haar vele honderden keren te hebben getekend of geschilderd.
Hanna in haar stoel naast de kachel.
Hanna grammofoonplaten draaien
Hann met haar kinderen
Hanna bordurend onder de schemerlamp.
Hanna met de poes op schoot.
Hanna met Reinjan aan de borst.
Hanna met haar kleindochter Floortje
Dat bijzondere werk was nog maar zelden naar buiten gekomen. Het was ook nooit verkocht. Dat deed je niet, moet Piet Mulder hebben gedacht. Alles is te koop, maar je eigen vrouw… die niet.
Wie al die afbeeldingen van Hanna naast elkaar legt, zou allicht kunnen denken dat Hanna wel een van zijn meest favoriete modellen moet zijn geweest. Maar wie beter kijkt, zal zien dat zij voor Piet Mulder eigenlijk nooit een echt model is geweest. Dat wilde ze waarschijnlijk ook niet. Na 1942, toen ze 20 was, heeft ze, waarschijnlijk nooit meer echt voor hem geposeerd. Dat moet haar tegengestaan hebben.
Het zijn ook geen echte portretten die er van Hanna werden gemaakt. Als Piet Mulder portretopdrachten kreeg, zette hij zijn modellen graag stevig op een stoel of op een krukje neer, zodat ze niet te moe werden, en liet hij ze langdurig naar hemzelf, naar de schilder, kijken. Voor een portret in opdracht moest er oogcontact met zijn, vond hij, zodat hij het karakter van zijn modellen kon vatten.
Hanna doet dat bijna nergens in de tekeningen van haar. Zij wordt weergegeven terwijl ze bezig is met iets of in gedachte is verzonken. En dan niet in gedachte bij de man die haar schildert, ze is eerder in zichzelf gekeerd – waarmee ze helemaal zichzelf wordt: Hanna.
Niet dat Hanna verlegen was of last had van schaamte. Ze kon er, anders dan Piet, goed tegen om te worden bekeken. Voor ze naar Geldermalsen kwam, had ze in Amsterdam jaren op het toneel gestaan, ze was gewend aan vreemde blikken. Ook in Geldermalsen leefde ze niet in het verborgene. Wat dat betreft, was ze een tegenpool van haar man.
Nee, dat ze na haar huwelijk nooit meer echt poseerde, had waarschijnlijk met haar jeugd te maken, toen ze van haar ouders móest poseren, voor hun kunstzinnige vrienden. Die vrienden hadden meestal geen geld om beroepsmodellen te huren en namen dan maar dat leuke, jonge meisje van wie ze de ouders kenden. Soms deden ze er ook wel eens wat voor terug. Zo kreeg Hanna van de vrouw van de beeldhouwer Pieter Starreveld gratis bijles in wiskunde. En bij Cephas Stouthamer, die haar in zijn koude atelier met een straalkacheltje warm hield, kreeg ze na het poseren soms wat klei om zelf iets te maken, wat de beeldhouwer dan in zijn bakte.
Dat poseren begon voor Hanna al met films en foto’s voor reclamedoeleinden. Zo bestaat er een oude reclamefilm voor melk, waarin een jeugdige Hanna uit een melkfles drinkt, en ook een campagne voor de beroemde Sanabros-tandenborstel, waarop haar schitterende gebit wordt vergeleken met het verrotte gebit van een oude man die in het ziekenhuis was gefotografeerd. Die foto moet nog bij menig drogist in de etalage hebben gehangen.
Maar het pijnlijkst is toch de foto die haar vader in 1934 van haar maakte, toen ze, twaalf jaar oud, langdurig naakt op haar tenen voor Marinus Vreugde moest poseren. De al wat oudere beeldhouwer had een opdracht gekregen om een beeld van een duikster te maken voor het Zonnehuis in Amsterdam Noord. De architect van dit Amsterdamse Tuindorp had bedacht dat vier naakte mensen achterop het nieuwe gemeenschapsgebouw het ideale, socialistische gezin van de toekomst konden verbeelden: een vader, een moeder, een zoon en een jong, nog onvolgroeid meisje, dat haar armen langs haar hoofd naar boven houdt, voordat ze een duik in het – denkbeeldige – water neemt. En voor dat meisje mocht Hanna poseren.
Hanna vond al dat blote poseren op haar twaalfde maar niets, vertelde ze later aan haar kleindochter: uren lang zonder kleren in een onmogelijke houding voor een dikke, vreemde man met een baard stil staan. Het moet haar voorgoed van het poseren voor kunstenaars hebben genezen: ‘Ik had het maar te doen,’ herinnerde ze zich toen ze bijna negentig was, ‘er werd nooit gevraagd of ik het wel wou.’
Lang heb ik gedacht dat het vooral een praktische kwestie was dat Piet Mulder zo vaak zijn vrouw Hanna schilderde. Ze woonden nu 56 jaar samen en als een man dan van schilderen houdt en niet zoveel geld heeft, neem hij al gauw zijn vrouw als voorbeeld. Die is in de buurt en die kost ook niets.
Later realiseerde ik me dat er meer in het spel moet zijn geweest. Noem het liefde. Piet Mulder had niet zomaar iemand getrouwd, of iemand die er alleen maar leuk uitzag. Ze zag er goed uit. Van haar kant moet Hanna moet ook wat in hém hebben gezien. Als zij niet was opgegroeid in een omgeving van kunstenaars, wereldverbeteraars en intellectuelen, had zij vast niet zoveel herkend in Piet Mulder. Toen zij elkaar in de zomer van 1940 leerden kennen, was hij al redelijk bekend met zijn tekeningen en foto’s. Hij blies op de signaalhoorn in het zomerkamp, hij had al eens een flink stuk in Het Volkgehad, en hij stond op het punt hoofdredacteur te worden van het maandblad Amoeba van de NJN.
Hanna Hulscher werd op 30 mei 1922 als oudste kind in Amsterdam geboren, op een kleine etagewoning aan de Ceintuurbaan, schuin tegenover Rialto. Of eigenlijk in de Vroedvrouwenschool aan de Sarphatistraat, waarheen haar moeder was overgebracht om te bevallen. Mijn oma Suus Canté was daar nauwelijks een jaar eerder, rond haar 21ste met haar man Carl Hulscher neergestreken, die vrijwel om de hoek bij haar had gewoond, in het hart van de oude Pijp.
Omdat haar vader in de jaren dertig vaak werkloos was, verhuisden ze veel en had haar moeder altijd kostgangers in huis. In haar herinneringen die ze kort voor haar dood op schrift stelde, beschrijft Hanna hoe ze pas aan het begin van de oorlog in de familie van Piet een stabiel rustpunt vond. Zijn vader werkte als goed betaald verificateur op het Entrepotdok in Amsterdam en bewoonde met zijn vrouw en drie kinderen een dubbele bovenwoning in de Laplacestraat, in de riante Watergraafsmeer.
Naarmate het langer geleden is dat Hanna Mulder-Hulscher is overleden, zullen er in de Betuwe minder mensen zijn voor wie haar danslessen nog wat betekenen. Ook de herinnering aan haar zelf, haar huis en haar sfeer zal onvermijdelijk vervagen, maar dan zijn er altijd nog haar portretten, de portretten van een langzaam ouder wordende, dansende vrouw, zoals haar man haar al die jaren zag, begeleid door de verhalen die daar bij horen.
Verscheen in het septembernummer van het Mededelingenblad van de Historische Kring West-Betuwe. Het boekje ‘Piet Mulder – Hanna‘, waaruit dit artikel ingekorte fragmenten bevat, is onder meer te koop bij Museum Het Schip in Amsterdam, bij bol.com en uitgeverij De Weideblik.
Het beeld ‘De duikster’ is behalve achterop het Zonnehuis in Amsterdam ook te bewonderen in het Amsterdamse School Museum Het Schip. Sinds Hanna’s dood is daar het bewaard gebleven gipsmodel van het stenen beeld van Marinus Vreugde te bekijken.