En ’t vendel trok voort – Bij de aankoop van Rembrandt’s ‘Vaandeldrager’
Door Reinjan Mulder
Vaandeldrager. Toen ik in het najaar van 1960 op het Stedelijk Gymnasium in Tiel was begonnen, werd ik op een dag door de praeses (voorzitter) van de Tielse Gymnasiasten Vereniging ontboden voor een tete a tete (onderhoud onder vier ogen). Wat bleek? Mij viel de eer de beurt om signifer (vaandeldrager) te worden van de illustere schoolvereniging.
Ik was net elf jaar, jonger dan de meeste van mijn klasgenoten en ik was een van de kleinsten van de school maar juist daarom zou het mijn taak nu worden om een jaar lang de zorg voor het fraai versierde Gymnasium-vaandel op me te nemen. Ik voelde me diep gevleid en stemde stotterend toe. Mijn eerste baantje!
Ik kreeg ook al meteen mijn eerste opdracht van onze praeses (voorzitter), een wat ouwelijke jongen die later nog aan het hoofd zou komen te staan van de Keizerlijke (!) Loges van Huis Doorn: bij de aanstaande inauguratie (inhuldiging) van de nieuwe leden zou ik een paar minuten met het vaandel boven de hoofden van de eerste klassers heen en weer moeten wuiven, terwijl iedereen uit volle borst het Tielse Gymniasiastenlied ten gehore bracht, totdat in de laatste regel het trotse ‘Vivat (leve) ’t Gymnasium, vivat (leve)/ Lang leve het Gym in Tiel’ had geklonken.
Een paar jaar geleden meldde het blad van de Tielse Oudleerlingenvereniging dat het oude vaandel van het Gymnasium waarvoor ik steeds zo goed had gezorgd, inmiddels, na bijna honderd jaar trouwe dienst, in een vergaande staat van ontbinding verkeerde. Ik voelde meteen weer zwaar de verantwoordelijk op mijn schouders drukken en stelde onmiddellijk honderd euro ter beschikking.
Het spreekt vanzelf dat ik als oud-vaandeldrager nu minstens eenzelfde bedrag heb bijgedragen aan het Rijksmuseumfonds, zodat ze nu – onder veel meer – ook Rembrandts ‘Vaandeldrager’ voor het vaderland kunnen redden.
Wij staan voor ons vak. Noblesse oblige (adel verplicht).
‘En ’t vendel trok voort; aan de kim, als een wacht,
Verhieven Holland’s duinen
In ’t avondrood hun kruinen.’