Honderd jaar Piet Mulder, schilder (1919-2001)
For an English translation, please click here.
Op 1 november 1919 werd in het Zeeuwse Sint Jansteen de schilder Piet Mulder geboren. Ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag in 2019 werden dat jaar in de hele West Betuwe waar hij sinds 1945 woonde, simultaan tien exposities georganiseerd. Van Asperen tot Ommeren toonden musea en culturele centra toen schilderijen, aquarellen en tekeningen van Piet Mulder:
– de Stapelbakker op Landgoed Mariënwaerdt in Beesd;
– Cultureel Centrum De Pluk in Geldermalsen;
– het Flipje en Streekmuseum in Tiel;
– de Gelderlandfabriek in Culemborg;
– Museum het Elisabeth Weeshuis in Culemborg;
– de Taveerne bij Fort Asperen in Asperen;
– het Stadskasteel in Zaltbommel;
– het Veerhuis in Varik;
– het Stroomhuis in Neerijnen en
– Museum Baron van Brakell in Ommeren.
Tevens toonde de boekhandel Het Open Boek in Den Burg die zomer een selectie uit het Texelse werk van Piet Mulder.
Van 15 tot 22 juni 2019 stond ook de Kunst- en Cultuurweek Geldermalsen in het teken van ‘Honderd jaar Piet Mulder’. Op verschillende locaties in het dorp waren toen meer toegespitste tentoonstellingen zijn te zien. Zo exposeerde de familie Buyserd in Tricht een week lang portretten van Piet Mulder.
Voor een overzichtsartikel over Piet Mulder en zijn werk, click hier. Voor een artikel in De Gelderlander over Honderd jaar Piet Mulder click hier.
Bij uitgeverij De Weideblik verscheen ter gelegenheid van het jubileumjaar het overzichtsboek Piet Mulder – Schilder van het Betuws landschap, met meer dan 150 afbeeldingen. Zijn zoon Reinjan Mulder haalt daarin bovendien herinneringen op aan zijn schilderende vader.
Hieronder daaruit het eerste hoofdstuk: De stad uit – Piet Mulders vertrek uit Amsterdam.
Reinjan Mulder: De stad uit
In de zomer van 1945 begon mijn vader, Piet Mulder (1919-2001), aan een tweede leven. Hij was bijna 26 en had al op heel wat adressen gewoond, in het Zeeuwse Sint Jansteen, waar hij op de Nederlands-Belgische grens als zoon van een douanecommieswas geboren, in grensplaatsen als Roosendaal en Winterswijk, en later in de havensteden Tiel, Leiden, Rotterdam en Amsterdam, maar in 1945 verhuisde hij met Hanna naar de plek waar hij nooit meer weg zou gaan: het Betuwse Geldermalsen.
Hij had eindelijk wortelgeschoten. De Nederlandse Spoorwegen, waar hij op de tekenkamer werkte, had hem naar het Gelderse rivierengebied gestuurd om bij het herstel van de bruggen te helpen die daar waren opgeblazen, en daar is hij tot zijn dood blijven wonen. In de hongerwinter 1944/1945 hadden de Duitse bezetters de laatste nog resterende spoorverbinding met het zuiden lamgelegd zodat de kolentreinen uit Zuid Limburg door de Betuwe naar de randstad moesten rijden, via Nijmegen en Tiel, maar ook daar lag nog heel wat in de vernieling. Mijn vader kreeg een auto met chauffeur en samen met de Britse Royal Engineers legde hij die eerste zomer in de Betuwe de ene noodbrug na de andere.
Maar dat mijn vader nooit meer weg is gegaan uit de Betuwe, kwam doordat hij van de spoorwegen in 1945 na een paar maanden een eigen huis kreeg toegewezen, dat hem beviel. Het Geldermalsense Tuindorp waar hij bij toeval terechtkwam, was in de jaren twintig in een aangename Amsterdamse Schoolstijl gebouwd voor mensen met lagere inkomens en dat paste wel bij hem: onopvallend wonen, in de luwte, met een grote tuin, vrij uitzicht op de velden en vlak bij het station.
Op Tuindorp woonden meer spoormensen in die tijd, een gepensioneerde spoorman, de seinhuiswachter van het station en de mensen van het loket waren zijn buren. In de 56 jaar dat hij er woonde, heeft hij een paar keer overwogen om naar een groter huis te verhuizen. Hij had een tijd een oogje op Flandria, een weelderig villa in de uiterwaarden achter Tricht en later op iets moderns in Buren, maar elke keer zag hij op tegen het verhuizen en tegen de lange fietstocht naar het station, en dan dacht hij: waarom zou ik? Hij had het toch goed voor elkaar? De treinforens die hij was, zou vanuit die andere huizen veel langer onderweg zijn naar Utrecht en die tijd besteedde hij liever aan tekenen en aan zijn gezin.
Vooral dat tekenen ging hem ter harte. Sinds hij bij de spoorwegen werkte, had hij in Utrecht avondlessen aan de Vrije Academie Artibus gevolgd, bij de schilder Mar Diemel, en dat had hem in zijn greep gekregen. Mijn vader had bijna zijn hele leven al getekend, dat viel al op op de lagere school in Winterswijk, maar bij Artibus was hij ook met beroepskunstenaars in aanraking gekomen en die stimuleerden hem. Samen met hen tekende hij naar model, wat hij daarna altijd is blijven doen, en hij exposeerde ook met hen. Utrecht had een traditie op het gebied van de beeldende kunst en in het blad van Artibus kwamen serieuze recensies van zijn werk te staan. In maart 1952 schreef academie-directeur Diemel bijvoorbeeld:
[Piet] Mulder heeft ons voor een verrassing geplaatst. Het lijkt erop dat hij zeer nadrukkelijk zijn weg gevonden heeft. Laten we daar echter niet al te zeker van zijn want Mulder is nog jong en heeft een aangeboren neiging tot het experiment. De beweeglijkheid en de onrust kenmerken hem als een typisch modern mens. Door zijn snel onbevredigd zijn, het gebruiken van verschillende technieken en materialen zou men de indruk kunnen krijgen dat Mulder van de hak op de tak sprong en naar alle richtingen keek. Het wil mij voorkomen dat dit slechts schijn is. (…) Zijn arbeid verdiept zich, zijn kleur wint aan kracht en zuiverheid. In al zijn technieken boekt hij winst en niemand kan zijn groeiende persoonlijkheid ontkennen.
Wat in deze eerste recensie die ik van hem ken, in het bijzonder opvalt, is het ‘aangeboren’ experimenteren dat mijn dan 33-jarige vader dan al van anderen onderscheidt. En ook dat Artibus persoonlijkheid in zijn werk ziet ontstaan.
Die persoonlijkheid, zo weten we inmiddels, zal uiteindelijk een voorkeur ontwikkelen voor het werken naar de natuur. Piet Mulder zal zijn leven lang blijven experimenteren, maar dat experimenteren zit vooral in de techniek en de suggestie die hij in zijn lijnen en penseelstreken legt, in het suggereren van sfeer en diepte, en niet in het loslaten van de herkenbare werkelijkheid.
Een half jaar na de recensie van Diemel schrijft zijn collega O. Kerssen in het blad van Artibus:
Zagen we het vorige seizoen veel experimenteel werk van Mulder, in het nu geëxposeerde kwam tot uiting de behoefte tot een heropnemen van het contact met het natuurbeeld. Als we altijd vanuit de realiteit, en regelmatig teruggrijpend op die realiteit, experimenteren, is dit stellig de gezondste weg. Zo alleen is het experiment zinvol en dat blijkt Mulder te beseffen.
Overigens heeft dit teruggrijpen hem niet misleid, waardoor hij zou zijn afgegleden naar het naturalistische sfeertje, er zit in dit minder onstuimige, maar even knappe werk stellig de winst van voorgaand experimenteren. Vorm en kleur zijn sterker opgevoerd en het totale vlak heeft meer waardering.
Enkele jaren terug bracht Mulder nog wel eens olieverf, de laatste tijd schijnt hij zich meer te bemoeien met luchtiger technieken als aquarel, gouache en ets, waarin hij zich prachtig weet uit te drukken.
Juist door het experimenteren van de eerste jaren, zo lijkt het, is mijn vader dichter bij de zichtbare natuur gekomen waar hij erg van hield. In 1954 lezen we in het blad van Artibus:
Zagen we eerder een sterke neiging naar het abstracte, nu staat de natuurlijke vorm weer centraal. Door het experimenteren heeft de kennis van de vorm en het karakter echter gewonnen en bij een beweeglijker lijnvoering zien we tevens een verdieping, een factor van niet te onderschatten belang.
In de twee jaar die tussen deze eerste en laatste recensie zijn verlopen, tussen 1952 en 1954, was ikzelf nog een kleuter en had ik andere zaken aan mijn hoofd dan het schilderen van mijn vader (ik schilderde liever zelf), maar toen moet het gebeurd zijn. Door zijn verblijf op Artibus was mijn vader vertrouwd geraakt met de moderne kunst. Hij had de abstractie ontdekt, maar negen jaar na zijn verhuizing naar de Betuwe kiest hij bewust voor iets anders, voor het werken naar de natuur.
Ook bij het werken naar de natuur, zal hij me later uitleggen, kun je abstraheren en je op vormen en kleuren toeleggen: ‘Schilders als Breitner of Turner zijn meesters in het experimenteren geweest, maar hun inspiratie haalden ze uit de werkelijkheid, en uit het verbeelden van die werkelijkheid.’
En die werkelijkheid was zijn leven op Tuindorp. Tot ver in de jaren vijftig zal hij de tekenavonden in Utrecht blijven bezoeken en als een bezetene blijven tekenen en schilderen, maar sommige motieven keren steeds weer terug. Die vindt hij in zijn naaste omgeving: op Tuindorp, waar inmiddels twee kinderen zijn geboren, mijn zusje Els (1946) en ik, bij zijn vrouw Hanna en de meisjes van haar balletklasjes, en op de landelijke wegen direct om Tuindorp heen, het Laageinde, de Meterse Mark, de Voetakker, de Lingedijk aan weerskanten van het station en de Meersteeg.
Mijn vader gaat later ook steeds meer buiten Artibus om exposeren. In de plakboeken die hij naliet, vond ik een uitnodiging uit 1955 voor een tentoonstelling in Kunsthandel Arti in Utrecht, waar hij met Frans Boers exposeert en met Johan Ponsioen, de Tielse schilder (1900-1969), met wie hij altijd bevriend zal blijven. Via zijn broer Rein exposeert hij in Amsterdam bij de cafés Hoffman en PéCé-corner in de P.C. Hooftstraat en via zijn schoonouders bij het Cinetol-theater in de Tolstraat.
In datzelfde jaar 1955 is er nu ook werk van hem te zien in Culemborg, op wat de eerste Betuwse groepstentoonstelling moet zijn na de oorlog. De VVV West-Betuwe en Bommelerwaard heeft die in het fraaie Stadhuis aan de Markt georganiseerd, met schilders als Ary Baggerman uit Vianen (1905-1972), Reijer Murman (1908-1981) uit Geldermalsen en de dan al oude Willem Witjes (1884-1962), die in een huisje in het Culemborgse veld woont. Ook met hen zal hij tot aan hun dood bevriend blijven.
Met name met zijn plaatsgenoot Reijer Murman zal het contact nog lang hecht blijven. Ik herinner me fietstochtjes met mijn zusje Els en mij naar Mariënwaerdt, waar ‘oom Reijer’, zoals wij hem noemden, in een parlevinkerbootje in de Linge bivakkeerde.
Ook herinner ik me een onvoorstelbaar groot project voor de Buurtvereniging Tuindorp-Laageinde waarvan zij beiden lid waren. Dagen achtereen werkte mijn vader toen met oom Reijer op de deel van een boerderij aan een reuzendoek van zeker 7 bij 7 meter, dat als decor moest dienen voor de sinterklaasfeesten van de vereniging. Op dit doek was een boerenstraatje te zien waaraan een paar oude huisjes en een ingezakte hooiberg lagen en over het straatje zeulde een man met veel geweld een varken naar huis.
Ik heb het doek nu al vijftig jaar niet meer in het echt gezien en ik weet ook niet waar het is, een oproep op Facebook leverde niets op, maar in mijn verbeelding is het inmiddels tot een Geldermalsense Nachtwacht uitgegroeid, met zijn meer dan 50 vierkante meter: een Nederlandse pendant van Ensors befaamde Intocht van Christus in Brussel.
Erg realistisch was het doek van mijn vader en oom Reijer niet. Aan de linkerkant was een zweefmolen geschilderd, waarin kinderen zaten die vrolijk de zaal in zwaaiden. In Geldermalsen kwam inderdaad weleens een zweefmolen, tijdens de jaarlijkse kermis, maar die stond dan op het kermisterrein, op de wei van Langendijk, onder aan de Lingebrug.
Wel was het straatje op het doek naar de werkelijkheid gemodelleerd, zo weet ik sinds kort. In het Regionaal Archief in Tiel vonden we recent de pentekening van mijn vader terug die als voorbeeld voor het immense doek moet hebben gediend. Een straatje in Tricht, aan de andere kant van de Linge, zonder boer en zonder varken. En inderdaad: de zweefmolen ontbreekt daar natuurlijk.
Mijn vader en Reijer Murman schilderden allebei graag naar de natuur, maar samen op de deel van de boerderij hadden ze voor één keer hun fantasie de vrije loop gelaten.
Het boek ‘Piet Mulder – Schilder van het Betuws landschap’, een uitgave van De Weideblik, is in elke goede boekhandel te koop of te bestellen. Omvang 160 blz. Prijs €25,-
Ter gelegenheid van zijn honderste geboortedag is er in de Betuwe tot begin oktober een Piet Mulder Kunstroute opgezet langs 10 locaties waar werk van de schilder te zien is:
– de Stapelbakker in Marienwaerdt;
– Cultureel Centrum De Pluk in Geldermalsen;
– het Flipje- en Streekmuseum in Tiel;
– de Gelderlandfabriek en het Museum Elisabeth Weeshuis in Culemborg;
– de Taveerne bij het Fort in Asperen;
– het Stadskasteel in Zaltbommel;
– het Veerhuis in Varik;
– het Stroomhuis in Neerijnen en
– Museum Baron van Brakell in Ommeren.
Tevens toont de boekhandel Het Open Boek in Den Burg deze zomer Texels werk van Piet Mulder.
Voor meer informatie over de tien Betuwse exposities, click hier.
Chronologie
1919 Jacobus Petrus (Piet) Mulder geboren in het Zeeuws-Vlaamse St. Jansteen als eerste kind van de douane-commies Antoni Mulder en Reintje Orgers.
1920-1932 Piet Mulder verhuist veelvuldig met het gezin omdat zijn vader steeds nieuwe posten krijgt.
1932 Het gezin vestigt zich in de Watergraafsmeer in Amsterdam, waar Piet Mulder de 5-jarige HBS aan de Nassaukade bezoekt en op de MTS (nu HTS) bouwkunde studeert.
1939 Leert in de Nederlandse Jeugbond voor Natuurstudie (NJN) zijn toekomstige vrouw Hanna Hulscher kennen.
1940-1942 Piet Mulder wordt redacteur van het blad Amoeba van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, waarin tekeningen en foto’s van hem verschijnen.
1941 Treedt in dienst bij de Nederlandse Spoorwegen als tekenaar op de afdeling bruggenbouw in het NS hoofdgebouw in Utrecht, verhuist naar Bilthoven.
1941-1950 Piet Mulder volgt schilderlessen op de (parttime) Vrije Academie Artibus in Utrecht onder leiding van Mar Diemel.
1944 Duikt in Amsterdam onder na het uitroepen van de Spoorwegstaking.
1945 Piet Mulder komt na de bevrijding weer bovengronds, trouwt met Hanna Hulscher met wie hij twee kinderen zal krijgen, Els (1946) en Reinjan (1949), en vestigt zich in Geldermalsen, eerst enkele maanden op de Stationsweg en daarna in een leestaand huis op Tuindorp 48.
1945-1947 Wordt medewerker van het dagblad De Waarheid, waarin hij een door hemzelf geïllustreerde natuurrubriek heeft.
1955 Doet mee aan de eerste groeptentoonstelling met Betuwse kustenaars in het Stadhuis van Culemborg.
1945-1964 Medewerker en illustrator (Prent van de maand) van Polytechnisch Tijdschrift.
1957 Oprichting Kontaktkring voor Beeldende Kunst tussen de Grote Rivieren (KBKGR) in Leerdam, waarvan Piet Mulder in 1959 voorzitter wordt; doet mee aan exposities en modelavonden in Geldermalsen, Tiel, Leerdam en Vianen.
1964 Wordt lid van de sociëteit van Beeldende Kunsten in Tiel, en doet mee met tentoonstellingen, modelavonden en kunstmarkten in Tiel.
1975 Piet Mulder koopt een atelier (maisonnette) aan de Marine Parade in Dovercourt/Harwich (VK) en legt zich toe op zeegezichten.
1979 Wordt gevraagd lid te worden van de Nederlandse Vereniging van Zeeschilders, en doet mee met groepsexposities van de vereniging in o.a. Katwijk, Enkhuizen, Bloemendaal, Harderwijk, Groningen, Rotterdam, Middelburg, Den Helder, Sneek, Hamburg (D.) en Mystic (VS).
1980 Piet Mulder Gaat met vervroegd pensioen en wijdt zich geheel aan het schilderen, koopt een huis aan het Laageinde 22, waar hij een atelier inricht.
1984 Krijgt tentoonstelling Betuwe Boomgaarden bij De Praktijk van Dirk Vermeulen in Amsterdam.
1989 De New York Times rekent zijn werk tot ‘de beste aquarellen’ van de Nederlandse Zeeschilders
1995 40 jaar Vrijheid – Piet Mulder exposeert in Kasteel Neerijnen voor het eerst etsen, linoleumsneden en gouaches uit de ‘donkere’ periode 1942-1952
1998 Stand met werk van Piet Mulder op de Landgoed Fair in Mariënwaerdt.
2001 Sterft in Geldermalsen op 81-jarige leeftijd na een ziekbed van twee jaar. Piet Mulders as wordt bijgezet op het kerkhof in Deil.
2002 Overzichtstentoonstelling Piet Mulder 1919-2001 in de Stadsgalerie in Woudrichem.
2005 Conservator Peter Schippers organiseert de tentoonstelling ‘Drieluik aan de Linge’ (met Reijer Murman en Jan van Anrooij) in Het Elisabeth Weeshuis in Culemborg.
2013 Hanna Mulder-Hulscher (91) overlijdt op 17 juni in het Rivierenland Ziekenhuis in Tiel.
2014 Tentoonstelling ‘De zee is saai’ in Stroomhuis Neerijnen; het boek De zee is saai – The sea is a bore verschijnt bij uitgeverij De Weideblik; het huis in Tuindorp wordt verkocht en het Notarishuis in Arnhem veilt ca. 300 werken uit de nalatenschap van van Piet Mulder.
2015 Tentoonstelling van Texels werk in Boekhandel ‘Het open boek’ in Den Burg; tijdens het Harwich Festival of the arts toont de hoge vuurtoren in Harwicht over 4 verdiepingen 50 Engelse schilderijen van Piet Mulder: A view of Harwich.
2017 ‘Piet Mulder op Texel’, tentoonstelling in Museum Waelstae De Wael.
2018 Expositie van Piet Mulders spoorwerk in de Gelderlandfabriek; expositie Winterse taferelen op 21 locaties in Geldermalsen.
2019 Manifestatie ‘Honderd jaar Piet Mulder’ in Geldermalsen, Beesd, Tiel, Varik, Asperen, Ommeren, Culemborg en Neerijnen; verschijning overzichtwerk Piet Mulder – Schilder van het Betuws Landschap
Naast ca. 60 groepsexposities had Piet Mulder tussen 1952 en 2019 meer dan 40 eenmansexposities, in o.m. Enkhuizen (De Westfriese Munt), Amsterdam (Cinetol, De Praktijk), Rumpt, (De sociëteit), Geldermalsen (Opus 5), Neerijnen (Het Stroomhuis) en Woudrichem (Stadsgalerie).
Werk van Piet Mulder bevindt zich in meer dan duizend privé-collecties en in het Flipje en Streekmuseum in Tiel, in het Spoorwegmuseum in Utrecht, de Jellinek Kliniek, het Literatuurmuseum in Den Haag, Het Cultuurhistorisch Museum Texel, Landgoed Mariënwaerdt en het Regionaal Archief Rivierenland (RAR). Hij maakte meer dan honderd kinderportretten.
Monumentaal werk (muurplastiek) bevindt zich in Geldermalsen.