Reinjan Mulder op de Landschapstriënnale 2017: ‘Onze werkelijkheid bestaat voor meer dan 90% uit landschap’
Op de Landschapstriënnale 2017 die nog tot 1 oktober in Nieuw Vennep wordt gehouden, was een van de expert-meetings gewijd aan het project ‘Objectief Nederland’ van Reinjan Mulder en Cleo Wächter. Twee uur lang discussieerde een honderdtal geïnteresseerden over de mogelijkheid met foto’s veranderingen in het landschap te signaleren, en over de plaats van Objectief Nederland binnen de Nederlandse kunsttraditie. Hieronder de inleiding die Reinjan Mulder hield.
Het spijt me dat ik het zeggen moet, op deze mooie, derde Landschapstriënnale in Nieuw Vennep, maar toen ik 45 jaar geleden aan mijn project Objectief Nederland begon, was ik eigenlijk helemaal niet zo in landschappen geïnteresseerd.
Mij ging het destijds om iets heel anders. Wat ik wilde, in die vroege jaren zeventig, was niets minder dan ‘de werkelijkheid’ te laten zien, een groots ideaal waarover vóór mij al menig kunstenaar zijn hoofd had gebroken.
Alles wat er maar was, zocht ik, alles wat ‘het geval’ was. Ik was er van overtuigd dat mensen hun kennis van de werkelijkheid niet baseren op wat ze zien, maar dat ze zien wat ze denken te moeten zien. Ze zien slechts wat ze al kennen.
En daarmee wilde ik breken. Daarom probeerde ik die mens met zijn geschiedenis, zijn tradities en zijn vooroordelen uit te schakelen. Ik wilde na eeuwen van tradities eindelijk eens, los van die mens, de objectieve werkelijkheid tonen.
Maar nu het goede nieuws! Dat is: die objective werkelijkheid die ik zocht, bestaat wel voor het overgrote deel uit landschap.
Wat precies landschap is, weet natuurlijk niemand. En dat verschilt ook van eeuw tot eeuw, en van jaar tot jaar. Is Vermeer’s ‘Gezicht op Delft’ een landschap? En zijn bekende ‘Straatje’? Alleen van Vermeers ‘Liefdesbrief’ kunnen we wel met vrij grote zekerheid zeggen dat het geen landschap is, maar eerder, ja wat? Een interieur, een genrestuk, of desnoods een portret?
Maar ook als we dit soort twijfelgevallen niet meerekenen, blijkt nog zeker meer dan 90% van alles wat er in werkelijkheid te zien is, van alles wat ‘het geval’ is: landschap. Landschap, zoals we dat in de musea op de ‘landschapjes’ te zien krijgen, en sinds bijna twee eeuwen ook in de ‘landschapsfotografie’.
Dat is dan ook al meteen een van de eerste belangrijke conclusies die ik uit mijn project kon trekken: in de grote massa beelden die er dagelijks over ons wordt uitgestort, is het landschap zwaar ondervertegenwoordigd.
En de tweede conclusie is inmiddels ook wel duidelijk: voorzover we dan al landschappen te zien krijgen, zijn dat meestal erg eenzijdige landschappen. De landschapsschilderkunst en de landschapfotografie is erg selectief.
Zo komen in het gemiddelde landschap zoals we dat we kennen, en zoals we dat zien, heel veel wegen voor. In werkelijkheid, daar heb je dat woord weer, zijn er bijna nooit wegen te zien. Veel foto’s en schilderijen die we kennen, zijn bij een weg gemaakt, en vaak zelfs op een weg, of op een brug. En heel vaak zien we die weg ook. En dat heeft voor heel veel vertekeningen gezorgd.
Zoveel wegen zijn er helemaal niet.
Zo ook zijn er op de landschappen in de kunst doorgaans veel te veel mensen te zien.
En veel te veel huizen.
En veel te veel vee.
In werkelijkheid, de werkelijkheid die ik bloot wilde leggen, zijn landschappen veel en veel leger.
Dat weten we nu allemaal zo precies, door de objectieve methode die ik in de jaren zeventig heb ontwikkeld.
Die methode komt erop neer dat ik een objectieve doorsnede van al het zichtbare land proberen te maken.
Hoe ik dat precies gedaan heb, kunt u nalezen in de flyer die hier ligt, en uitgebreider in het boek Objectief Nederland, dat vorig jaar tijdens de tentoonstelling in het Rijksmuseum over het project verschenen is.
Kort gezegd komt het erop neer dat ik een ‘steekproef’ heb getrokken van alle plekken die er binnen onze landsgrenzen te vinden zijn. En daar, op al die punten, ben ik gaan kijken wat er precies te zien was. In noordelijke richting, in oostelijke richting, in zuidelijke richting en in westelijke richting.
Dat alles gebeurde in 1974, toen ik net was afgestudeerd en maandenlang door het land trok op zoek naar de werkelijkheid.
Inmiddels was ik dat al behoorlijk vergeten, en wist ik niet zo goed meer hoe dat in zijn werk ging, maar gelukkig vond ik een paar jaar geleden in een oude map nog de tijdboekhouding uit die dagen terug. Voor mijn project had ik een voorschot gekregen van het Ministerie van CRM en achteraf moest ik verantwoording over mijn bestedingen afleggen. Daarom hield ik op al mijn tochten nauwgezet mijn tijdsbesteding bij.
Daaruit is nu nog af te leiden hoe ik aanvankelijk nog lekker opschoot op mijn expedities door de binnenlanden. Ik ging naar allerlei plekken in de omgeving van Amsterdam, makkelijke toegankelijke plekken vaak. Maar daarna ging het langzamer en langzamer.
Zo moest ik twee keer naar Enkhuizen voor er daar een schip van de betonning voor me klaar lag, dat me naar een nauwkeurig berekend stukje IJsselmeer vlak bij Den Oever wilde brengen.
Maar wat een mooi schip was dat! Een prachtig schip, met een flinke bemanning, dat een dag lang met mij over het IJsselmeer voer om de boeien langs de vaargeul te controleren, en onderweg even halt te houden, zodat ook ik mijn werk kon doen.
Nooit is een locatie door mij zou nauwkeurig vastgesteld: met het grote scheepskompas, de zeekaarten op de kaartentafel, en de zeer ervaren zeerot kapitein Postma, die met zijn koperen sixtant alle benodigde hoeken voor me berekende.
Daarna had ik ook twee lange reizen nodig om in Oudega op het punt te komen dat een van de mooiste plaatjes van de reeks zou opleveren. Dank zij twee aardige jongens die daar een zeilbootje hadden liggen.
Alleen in Velp ging het heel snel. Ik had er rekening mee gehouden dat ik het punt daar misschien wel helemaal niet bereiken kon, want het lag midden in een woning.
Maar dat viel alleszins mee. Ik belde aan bij het huis dat mijn kaart mij had aangegeven, en trof daar een vriendelijke mevrouw die zich mede dank zij de aanbevelingsbrief van de mister snel liet overtuigen dat ze de Nederlandse kunst geen grotere dienst kon bewijzen dan door mij binnen te laten en in haar huiskamer een paar foto’s te laten nemen.
En zo is het ook. Dank zij deze anonieme mevrouw kan ik u nu zeggen dat alle foto’s die u hier ziet uit 1974 een representatieve afspiegeling vormen van de werkelijkheid in ons land. Met heel veel landschap, af en toe, een straatje, en een heel keer enkele keer een typisch Nederlands interieur.
De vraag of dat landschap nu nog altijd zo overheersend is, ga ik nu niet beantwoorden. Dat weet alleen degeen die het hele project onlangs heeft overgedaan: Cleo Wächter.
Een jaar geleden ben ik met Astrid van Rooij van NRC Handelsblad al eens naar twee plekken teruggegaan, en daar zag ik dat in die tussentijd wel het een en ander veranderd is, al was het ook weer niet zo heel erg veel. Maar of dat over de hele linie ook zo was, durfde ik toen niet te zeggen.
Daarom ben ik nu zo blij dat Cleo afgelopen voorjaar heel plichtsgetrouw naar alle 52 plekken is teruggekeerd, om te zien wat er in die tussenliggende periode is gebeurd met Nederland. En natuurlijk ook dat ze daar zulke prachtige – en vooral ook zulke objectieve – foto’s heeft gemaakt.
Want daardoor wordt het misschien nu ook mogelijk om iets meer te zeggen over de vraag hoe het toekomstige landschap van Nederland eruit kan gaan zien.
Meer informatie over Objectief Nederland is te inden op de website van Objectief Nederland: www.objectiefnederland.nl