Een eigen radio
Door Reinjan Mulder
In de VARA-gids die wij thuis lazen, stonden elke week grote advertenties voor een bouwpakket waarmee je zelf je eigen radio in elkaar kon zetten.
Een eigen radio! En ook nog zelf gebouwd!
Ik spaarde maanden lang al mijn dubbeltjes en kwartjes, totdat ik eindelijk genoeg geld had om de ‘Pionier’ te kopen. Die zou de vier kanalen van onze brave radiodistributie wel eens snel in de schaduw stellen.
Al snel kreeg ik van de firma Maxwell een grote kartonnen doos toegestuurd, zoals aangekondigd ‘onder rembours’, wat volgens mijn vader wilde zeggen dat je er bij ontvangst voor betalen moest. En die doos zat vol met buizen, draadjes en een soort fel gekleurde dropstaafjes die ‘weerstandjes’ werden genoemd. Ook zat er een in bieren gevouwen, glimmend vel papier erbij, waarop in zwarte lijntjes een strak schema stond dat liet zien hoe je allesin elkaar kon passen.
Omdat ik nog 2,50 extra had betaald, kreeg ik er ook een soldeerbout bij, een stukje massief koper aan een ijzeren staaf die je op een gasvlam kon verhitten, en een kluwetje makkelijk buigbaar metalen draad: ‘soldeer’. Een lange koperen spiraal die je volgens de gebruiksaanwijzing tussen twee spijkers hoog aan het plafond moest bevestigen, de antenne, vervolmaakte het geheel.
Luxembourg, Beromünster, London, de Mexicaanse hond, weldra zou ik draadloos via golven in de aether met de wereld der sferen in contact staan!
Ik legde alle onderdelen op een rijtje, soldeerde en soldeerde, en priegelde de kleine weerstandjes geduldig tussen de ijzeren beugeltjes in, ik kan de opwindende geur van het smeltend ‘soldeer’ nog ruiken. Maar het enige wat ik na een paar dagen voor me had, was een houten kastje vol aan elkaar gekit electronisch fijngoed, waaruit nog niet het minste zuchtje geluid opklonk.
Daar moest ‘Oom Eeuwout’ aan te pas komen, de broer van mijn moeder, de instrumentmaker uit de familie die op de Universiteit in Amsterdam de beroemdste professoren bij hun experimenten hielp.
Zou deze duivelskunstenaar mij kunnen helpen?
Gelukkig. Oom Eeuwout kwam het eerstvolgende weekend meteen naar Geldermalsen, en ging er bij een kopje thee eens goed voor zitten. Hij begon ermee om eerst van alles uit mijn kistje te halen. Ik schrok me dood. Hoe kregen we dat ooit weer op de juiste plaats terug? Maar ik gaf geen kik.
Na een uur of twee intensief knutselen zei oom Eeuwout ineens dat we nu alleen nog wat watten nodig hadden.
Watten? Voor een radio?
Ik ging op zoek in een paar kasten en eindelijk had ik in een nooit gebruikte verbanddoos een flink pak katoenen watten gevonden.
‘Mooi,’zei oom Eeuwout. ‘Maar nu moet je daarvan twee hele kleine bolletjes draaien.’
Ik draaide twee hele kleine bolletjes. ‘Zo groot?’
‘Perfect, en let op, stop die nu heel diep in je oren.’
‘In mijn oren?’
Ik stopte ze in mijn oren en kon daarom bijna niet meer verstaan hoe oom Eeuwout zei: ‘Misschien komt er wel ineens een geweldig hard geluid uit je radio, en dan zou je voorgoed stokdoof kunnen zijn!’
Ik lachte schaapachtig. Maar ik had mijn eigen radio, en dank zij oom Eeuwout heeft die nog jaren lang een behoorlijk geluid afgegeven. Ik heb hem zelfs een keer mee uit kamperen genomen, waarbij ik de antenne-spiraal hoog tussen de twee tentpalen in had gespannen, en ik vlak voor de tentdeurtjes een lange ijzeren pen in de zompige grond had gedreven, bij wijze van ‘aarde’.
De wereld lag voor mij in het verschiet.
Verscheen eerder in 2005 in een Festschift ter gelegenheid van de 85ste verjaardag van Eeuwout Hulscher (1923-2009).