Varen naar vroeger – Over ‘De blinde passagiers’ van Jan Brokken
Door Reinjan Mulder
Recensie van: Jan Brokken, De blinde passagiers. Uitg. Atlas, 1995. 415 blz.
Het verleden laat zich niet verloochenen. Dat is wat Jan Brokken betoogt in zijn omvangrijke roman De blinde passagiers. Bij een oud schilderij kun je aan de hand van de barstjes en de kleurveranderingen de geschiedenis achterhalen, zo weet de schilderijenrestaurator uit het boek, en op dezelfde manier zijn bij de mens zijn eerdere ervaringen zichtbaar. Niet eens zozeer aan de oppervlakte, zoals bij schilderijen, maar vooral elders, in het gedrag, in de verborgen verlangens en in het beleven van geluk. We hebben tien jaar lang geprobeerd ons verleden te vergeten, zegt een vroegere geliefde als de restaurator probeert uit te vinden wat er tussen hen is misgegaan, maar dat is onmogelijk gebleken. ‘Hoe ambivalent je er ook tegenover staat, je hebt een achtergrond en die raak je moeilijk kwijt.’
De pessimistische en conservatieve levenshouding die hier uit spreekt, wordt in de loop van het boek op twee verschillende manieren uitgewerkt. Een groot deel van de tekst heeft het karakter van een reisverhaal. De belevenissen van de restaurator die in De blinde passagiers worden verteld, spelen zich voornamelijk af op een zeventien jaar oude trampsteamer, een ‘ouwe teringschuit’, die vol containers van Rotterdam via West-Afrika en de Caraïben op weg is naar Chili.
Aan een voormalig journalist als Jan Brokken is zo’n reisverslag wel toevertrouwd. We krijgen een uitvoerig en goed gedocumenteerd verslag van wat er onderweg op zee te zien is, de wisselende lichtval, de omslag van het weer, de inwerking van de wind op het water, de navigatietechniek, en natuurlijk de bekoring van vreemde havensteden.
Maar waar het Brokken in deze gedeelten om gaat, is laten zien hoe bij de hoofdpersoon al zijn ervaringen op het schip eigenlijk al op jeugdige leeftijd zijn vastgelegd. Als Hollands jongetje van kort na de oorlog heeft hij met zijn vader vaak naar de boten op de Nieuwe Waterweg gekeken en hij realiseert zich in de loop van de reis steeds meer hoe deze boten bij zijn vader weer herinneringen moeten hebben opgewekt aan zijn rampzalig verlopen verblijf in Nederlands-Indië. De liefde voor de scheepvaart en de tropen die de restaurator voelt, wordt zo een liefde over de generaties heen. Terwijl hij zelf nooit over lange afstanden heeft gevaren, herkent hij geleidelijk de verhalen van zijn vader, en terwijl hij zelf nooit eerder in de tropen is geweest, vindt hij toch iets vertrouwds in het Afrika en Zuid-Amerika dat hij bezoekt.
Het reizen op de trampsteamer krijgt daardoor iets metafysisch. Dat wordt nog versterkt doordat de restaurator overspannen blijkt. Op doktersadvies heeft hij een paar maanden rust moeten nemen. Kort voor zijn vertrek heeft hij een droombeeld gehad van een schip op weg naar onbekende havens. Dat beeld doet hem besluiten te vertrekken. ‘Het had iets definitiefs om naar zee te gaan. Hoe vaak hij ook vertrokken was in zijn leven, nooit eerder had hij zo sterk het gevoel gehad dat hij afscheid nam van alles wat achter hem lag.’
Op een heel ander niveau spelen intussen de lotgevallen van de andere passagiers van de trampsteamer zich af. Ook bij hen gaat Brokken, al is het afstandelijker en oppervlakkiger, in op hun motieven en verlangens. En ook bij hen probeert hij aan te geven hoe zij door hun verleden worden beperkt. Twee passagiers, uit Polen afkomstige Russen, zijn aanvankelijk illegaal op het schip – de blinde passagiers waar de titel naar verwijst. Ze zijn in Rotterdam aan boord geslopen in de verwachting snel en goedkoop naar Amerika te worden gebracht, het land dat ze kennen uit films en geïllustreerde tijdschriften. Een derde passagier, de vrouw van de stuurman, is een apart soort blinde passagier. Zij ervaart een soort symbolische blindheid doordat ze onderweg veel te veel pillen slikt. Bij de restaurator roept haar gedrag herinneringen op aan zijn vader, die aan het eind van zijn leven niet meer tegen de spanningen opgewassen was.
Wat de vier passagiers op het schip bindt, is dat ieder uit is op zijn eigen vrijheid, zijn eigen verlossing, en op een radicale breuk met het verleden, terwijl ieder uiteindelijk naar zijn oorsprong terugkeert. De blinde passagiers die op een beter leven in Amerika hoopten, worden door hun eigen schuld opgepakt en teruggestuurd naar Polen. De vrouw van de roerganger die hunkert naar avontuur en vreemde landen wordt door verveling overvallen en keert voortijdig naar haar huisje in Delft terug. En de restaurator eindigt waar hij begonnen was, alleen, in Nederland, bij zijn oude schilderijen.
Brokken beschrijft de belevenissen op het schip in De blinde passagiers met een vlotte, geroutineerde pen. Maar zijn uitwerking van het thema en de vorm van het boek zijn soms wat ongelijkmatig en hybride. Het verhaal is door zijn verdeling over vier verschillende personen zo gecompliceerd en overvol geworden dat de grote lijn uit het zicht dreigt te raken, waardoor de spanning af en toe wat inzakt.
Kenmerkend voor die onevenwichtige aanpak is bijvoorbeeld dat het karakter van de roman bijna per hoofdstuk verandert. Het einde heeft daardoor alleen nog maar zijdelings met het begin te maken. In de eerste hoofdstukken worden alle vier passagiers even afstandelijk beschreven en lezen we veel over de ontberingen van de verstekelingen in het kokend hete ruim. Daarna wordt de toon losser, en komt er veel couleur locale aan te pas. Brokken gaat dan ook in op de relaties tussen de passagiers. En aan het slot, als drie van de vier pasagiers van boord zijn, spitst alles zich plotseling toe op de lotgevallen van de hoofdpersoon. Dat heeft iets onbevredigends.
Het is ook niet niets, wat Brokken in één boek heeft willen doen. Naar de opzet te oordelen heeft hij er een echte ‘grote roman’ van willen maken. Maar misschien had hij toch beter wat zijlijnen kunnen weghalen. Er zitten nu veel mooie beschrijvingen in het boek, en het trauma van de hoofdpersoon wordt goed inzichtelijk gemaakt, maar die twee kanten van het verhaal zijn nergens tot een acceptabele eenheid gegroeid. De blinde passagiers schommelt heen en weer tussen een klassieke Latijns-Amerikaanse roman en het kleine, schuldbeladen Hollandse realisme, tussen Gabriel García Márquez en Maarten ’t Hart.
Tot slot een fragment:
Na Possession Bay kwam het eerste nauw. De wolken strekten zich tot de laagste hellingen uit. Pedro de kok filmde de grasheuvels vanaf de voorplecht met een videocamera, de elektricien deed vanaf de achterplecht hetzelfde. Maar kon je dit landschap vastleggen? Het specifieke van Patagonië is wat je niet ziet. Maurice voelde dat er achter de nevelslierten een spookachtig gebied schuilging, hij vermoedde dat op een mistige heuveltop een guanaco zijn neus in de wind stak of zijn bruine vacht stond te likken, maar hij zag het niet. De vage gloed in de hemel hield hij voor een kampvuur nabij een Indianendorp, terwijl het de vlam boven een boorplatform was. Grijs land, zwart water; het was een schimmige wereld, stil, beklemmend.
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 29 september 1995