‘Over ouder worden’ – Bij een foto van Bert Nienhuis
Door Reinjan Mulder
Ik ken weinig fotografen. Daarvoor heb ik me misschien te veel met literatuur bezig gehouden. Maar soms was die literatuur juist reden om een fotograaf op me af te sturen. Dat was het geval toen in 1985 Uit het achterland, het derde boek van René Stoute verscheen. Het boek was sterk autobiografisch en het speelde – net als Stoute’s eerdere en volgens mij betere roman Op de rug van vuile zwanen – in het milieu van Amsterdamse heroïnegebruikers. Zo schiepen de hoofdpersonen van de roman er, net als René Stoute zelf waarschijnlijk, genoegen in om in de binnenstad fietsen te stelen om zo hun kostbare gewoontes te bekostigen.
Daarmee romantiseerde Stoute het junkiebestaan naar mijn idee nogal, en zo besprak ik het boek dan ook, en ik eindigde mijn bespreking enigszins pesterig met de zin: ‘En nu mijn fiets terug.’
Toen waren de rapen gaar. Half Nederland leek wel over me heen te vallen. Ik zou een stoot onder de gordel hebben toegediend aan mensen die het toch al zo moeilijk hadden. En het ergste was dat ik junks door mijn slotzin met nazi’s zou hebben vergeleken.
Interessant was achteraf gezien nog dat toen ik mijn recensie bij NRC Handelsblad inleverde, die gekwelde slotzin er nog niet onder stond. Hij speelde tijdens het lezen van het boek wel steeds door mijn hoofd, omdat ik dat jaar al drie fietsen was kwijtgeraakt, maar
ik vroeg me af of ik hem wel gebruiken kon.
Mocht je een schrijver van fictie zo persoonlijk aanvallen?
Maar op de redactie trof ik die dinsdag mijn favoriete eindredacteur van het CS aan, Laura Starink, en toen ik haar mijn twijfels voorlegde, vond zij dat zo’n zinnetje wel kon. Ze was zelf in korte tijd al verschillende fietsen kwijtgeraakt en ze keek dan ook tevreden toe hoe ik op het laatste moment handmatig die laatste, later omstreden opmerking op mijn driekleurige NRC-kopijvel neerpende.
Het zinnetje was achter niet alleen als grap bedoeld. Ik was in die dagen als justitie-verantwoordelijke op het Sociaal en Cultureel Planbureau druk in de weer met het meedenken over een nieuw, nationaal slachtofferbeleid en ik vond oprecht dat René Stoute in zijn nieuwe boek het stelen van fietsen veel te veel als een schelmenstreek presenteerde. Iets wat ‘moest kunnen’. Ik begon zo langzamerhand een beetje genoeg te krijgen van al die mensen die junks alleen maar zielig vonden, of interessant, of die meenden dat een taai ongerief als fietsendiefstal nu eenmaal hoorde bij een grote stad als Amsterdam.
Waarom zou je in een recensie dan geen – licht geformuleerd – moreel oordeel mogen vellen? Het boek Uit het achterland had zeker niet de pretentie om zomaar een verhaaltje te zijn, een ‘romannetje’. René Stoute had met veel mooie woorden een hoge, morele inzet gekozen. Hij wilde ons niets minder dan de waarheid achter het junkenbestaan laten zien. Het was een oratio pro domo.
Dan moest je, vond ik, daarop ook met een hoge morele inzet kunnen reageren.
Al snel kwamen de eerste ingezonden brieven binnen bij NRC Handelsblad, die voor zover ik me herinner ook braaf werden geplaatst, en daarna organiseerde de VPRO-radio een heftig live-debat tussen René Stoute en mij, in de opkamer boven het Athenaeum Nieuwscentrum. Het werd een griezelig debat. René Stoute was door het dolle heen, en ik voelde me de dagen daarna niet weinig bedreigd.
Maar voor de diep gekwetste schrijver was dat kennelijk nog niet genoeg. Ingefluisterd en geïnspireerd door zijn idool Jeroen Brouwers schreef René Stoute voor het weekblad Vrij Nederland ook nog 2 pagina’s lang, groot, boos stuk tegen mij, getiteld Het harde handje van Reinjan Mulder, bedoeld om voor eens en voor al met de ‘cultuurflens Mulder’ en ‘de gemaskerde erwt Mulder’ die ik volgens hem was, af te rekenen.
Bij die afrekening moest uiteraard een foto van mij komen, Vrij Nederland was nog een echte actiekrant in die dagen, en daarvoor werd VN’s vaste fotograaf Bert Nienhuis ingehuurd. De bedoeling was, hoorde ik van Bert, dat mijn foto dan naast een foto van René Stoute zou worden geplaatst: de schrijver en zijn beul.
Maar o wee, op de redactie werden per ongeluk (?) de beide onderschriften verwisseld, en… weg was het effect van het vileine stuk. Voor de argeloze lezer werd ik opeens de moedige, gekwelde schrijver uit ‘het achterland’ in zijn streepjestruitje en René Stoute werd op slag zelf de ‘cultuurflens’ en ‘de gemaskerde erwt’ die de naam Reinjan Mulder droeg.
Hoe gezichten ons kunnen bedriegen… Kennelijk zag ik er, met mijn krullende haar, mijn gouden brilletje en mijn Sing Sing truitje, van ons tweeën nog het meest als drugsgebruiker uit, en René Stoute, met zijn witte T-shirtje, zijn zilveren horlogeband en zijn halskettinkje, was door de opmaakredacteur aangezien voor de literatuurcriticus van het keurige NRC Handelsblad.
Bij de opruiming van mijn ouderlijk huis vond ik het artikel in Vrij Nederland terug. Mijn net overleden moeder had in haar exemplaar zo te zien braaf de twee onderschriften verbeterd. Onder mijn foto had ze de naam van René Stoute volledig onleesbaar gemaakt door er stevig met een pen over te krassen, en daaronder was in haar keurige handschrift ‘Reinjan Mulder’ geschreven.
Waarvan acte. Ik was het.
Niet zo lang geleden maakte Bert Nienhuis een mooie fotoserie ‘Over ouder worden’, waarvoor hij naar veel van zijn oude modellen terugging. René Stoute was ondertussen overleden, maar mij fotografeerde hij nu, gezond en wel, samen met Marli Huijer. Dertig jaar geleden was zij, o vreemd toeval, nog de coördinator van de Amsterdamse ‘junkiebond’, maar tegenwoordig is ze slechts de filosoof met wie ik het gelauwerde filosofie-boek Opnieuw Beginnen schreef.
Ik heb lang naar die recente foto van ons tweeën zitten kijken, en vroeg me af: in wie van de twee zou u, als u ons niet kende, de nieuwe Denker des Vaderlands herkennen, en in wie de vrolijke schrijver van dit stukje?
Ik loop naar de boekenkast om te kijken of René Stoutes boeken daar nog staan. Uit het achterland blijkt inmiddels bij een sanering verdwenen. Kennelijk vond ik dat niet meer de moeite van het bewaren waard. Maar zijn – volgens mij veel betere – Over de rug van vuile zwanen uit 1982 heb ik tot nu toe in ere gehouden.
Ik pak het boek uit de kast. Er valt een brief uit van Laura Starink die ik vanwege de latere discussies hier graag integraal citeer:
‘Ha Reinjan,
Mooi stuk had je over Ensor*. Ik ga erheen.
Dit** is typisch wat voor jou als drug-, alcohol- en andere dope-specialist.
Misschien iets voor het boekennummer?
(9 sept.)
Laura’
*Bespreking van een overzichtstentoonstelling van James Ensor in Antwerpen
**René Stoute, Op de rug van Vuile zwanen
Verscheen eerder in kortere vorm op www.galeries.nl