Een ontmoeting met Wole Soyinka
Door Reinjan Mulder
LEIPZIG, 21 MAART 1997. Wanneer begint ballingschap? De Nigeriaanse schrijver en Nobelprijswinnaar Wole Soyinka had al zien aankomen dat hij die vraag vroeg of laat zou stellen. Toch had hij vorige maand niet kunnen voorspellen dat het thema van zijn lezing in het Leipziger boekencentrum Haus des Buches zo actueel zou zijn. Nauwelijks een week geleden werd bekend dat de 62-jarige Nigeriaan door het militaire regime van zijn land is aangeklaagd wegens hoogverraad. Na het proces tegen de schrijver Ken Saro Wiwa, dat eindigde in een snel voltrokken doodvonnis, loopt de in Amerika op een schuiladres wonende Soyinka nu het gevaar hetzelfde te overkomen.
Volgens Soyinka zelf staat het doodvonnis tegen hem zelfs al vast. Formeel wordt hij beschuldigd van betrokkenheid bij een aantal recente bomaanslagen, wat hij “volledige waanzin” noemt. De schrijver is ervan overtuigd dat het eerder zijn niet aflatende kritiek op het Nigeriaanse regime is, onder meer in het vorig jaar verschenen boek The Open Sore of a Continent, dat tot het opsporingsbevel heeft geleid.
Voor Soyinka maakt de beschuldiging het leven nog iets lastiger dan het al was. Zijn bezoek aan Leipzig, waar de jaarlijkse Buchmesse is begonnen, moest korter zijn dan gepland. De presentatie van het mede door hem geschreven boek Das rebellische Wort in het Bach Museum tegenover de Thomas Kirche kon de schrijver niet zelf bijwonen. Volgens zijn uitgever Ch. Links was Soyinka er in Duitsland achter gekomen dat er misschien ook uitleveringsverdragen tussen Nigeria en een aantal Europese landen bestonden en uit vrees voor uitwijzing zou hij ’s middags meteen zijn doorgevlogen naar Brussel voor diplomatiek overleg.
Tijdens de lezing ’s morgens was er van spanning nog weinig te merken. Een tengere man met grijzend krulhaar die kwiek naar de katheder loopt zonder dat een nacht in het vliegtuig uit Houston zichtbaar sporen van vermoeidheid heeft achtergelaten. Ingeleid door de erepresident van de Oostduitse PEN, de onvermoeibare Stefan Heym, schetst de in 1994 illegaal uit Nigeria vertrokken Soyinka voor de deelnemers aan het symposium ‘Exil und Literatur’ hoe verschillend ballingschap voor schrijvers kan uitwerken. Voor sommigen is het niet minder dan een ramp, voor anderen verandert er nauwelijks iets.
Hij verontschuldigt zich voor zijn stem. Sinds hij vorige week een toernee door Canada moest onderbreken vanwege ‘een idioot’ in Nigeria heeft hij aan de lopende band interviews moeten geven. Soyinka is al voor de derde keer van zijn geboorteland afgesneden. Hij weet zo langzamerhand wat ballingschap is. Niet de fysieke gebeurtenis van het verdreven zijn is het belangrijkste, zegt hij, maar de geestelijke toestand die daarop volgt. Bijna altijd komt er een moment waarop het bewustzijn weet dat het is afgesneden van ervaringen die met andere plaatsen zijn verbonden. Dan begint de echte ballingschap, die volgens sommigen zo belangrijk voor hun schrijven is.
Voor Soyinka blijft Nigeria een bron van ergernis en inspiratie. In een interview in Die Zeit van deze week heeft hij nog eens herhaald dat de schuld van Shell aan de verwoesting van het Ogoni-gebied voor hem vaststaat. Het geld dat Shell nu aan een Nigeriaanse gasinstallatie levert noemt hij niets anders dan ‘bloedgeld’. In het interview wijst hij erop dat Shell niets doet om het regime van Abache ten val te brengen en hij roept op tot een boycot van Nigeria. “Europa moet eindelijk optreden anders neemt overal in Afrika een corrupte elite van generaals de macht over en ontwricht Nigeria de hele regio”.
Zijn lezing eindigt de schrijver met een theatrale evocatie van een ochtend in Nieuw Zeeland, een jaar geleden. Hij wordt wakker van een bekend geluid: de muziek van een orkest zoals hij dat vroeger in Nigeria hoorde. Het duurt even voor hij weet wat hij mist: het gekwaak van kikkers.
In het besef van zijn geboorteland te zijn afgesneden roept hij vervolgens een hallucinerende reeks beelden en teksten op. Van de verwoestingen van het Ogoni-gebied gaat hij over op regels uit The Wasteland van T.S. Eliot, op een repetitie voor een politiek toneelstuk tegen het proces tegen Ken Saro Wiwa in Engeland, een demonstratie tegen John Major en op een verhaal van de Japanner Kenzaburo Oë. ‘In al deze haastige collages en door elkaar heen lopende beelden, waar precies was mijn thuis? En waar ballingschap?’ Het betoog kan zo gelezen worden dat een balling gebaat is bij gemengde voorouders, echte of literaire.
Alleen zo, aldus Soyinka, kunnen in benarde omstandigheden andere, gelukkige ervaringen tot hem doordringen.