Merel Bem: De interne klok van de fotografie – Bij het herfotografie-project ‘Objectief Nederland’ 1974-2024
Door Merel Bem
‘Nostalgie’. Had ik Reinjan Mulder in 1974 voorspeld dat dat woord me ruim veertig jaar later vrijwel meteen zou invallen bij het bekijken van de foto’s die hij in dat jaar van het Nederlandse landschap had gemaakt, de destijds 25-jarige jurist had waarschijnlijk gekeken alsof-ie net in een citroen had gehapt. Nostalgie – waarlijk! Dat was dus helemaal niet de bedoeling van Objectief Beeld van Nederland, het kunstproject waarmee Mulder de dingen wilde tonen ‘zoals ze waren’, zonder dat esthetische overwegingen of het ego van de maker in de weg stonden.
Een afstandelijke, waardevrije blik op het Nederlandse landschap wilde hij bieden, ‘een wereld die er is, ook als niemand ernaar kijkt en niemand hem – actief – weergeeft’, zoals hij, terugkijkend op zijn toenmalige motieven, in 2016 schreef.
Voor het vervaardigen van een objectief beeld van Nederland beriep hij zich op de methodologische wetenschap en de willekeur, waar individuele afwegingen er niet toe doen. Zijn rol als kunstenaar was beperkt tot die van een koel, observerend oog. Net zo koel en observerend als de blik waarmee het Duitse echtpaar Bernd en Hilla Becher, de grondleggers van de Düsseldorfer Schule voor objectieve en conceptuele fotografie, industriële gebouwen vastlegden. Voor nostalgie is op dat soort foto’s eenvoudigweg geen plek. Nostalgie is esthetiek in een melodramatisch jasje.
Excuus, Reinjan. Ik kan er niets aan doen. Kijk ik naar de vierkante zwart-witfoto’s waarop het Nederland van de vroege jaren zeventig zich contrastrijk en leeg aan mij openbaart, dan kan ik niet anders dan sentimenteel zuchten. Niet omdat ik terugverlang naar die tijd (hoe zou ik kunnen; ik werd pas aan het eind van de jaren zeventig geboren) of vanuit de gedachte dat alles toen oneindig beter was (dat privilege is voorbehouden aan bange mensen), maar omdat dat nu eenmaal is wat fotografie vermag wanneer de tijd eroverheen gaat. Ik staar naar een wereld die was, zo simpel is het.
La chambre claire
Zelfs een foto die vijf minuten geleden werd gemaakt, toont al de verleden tijd, een moment dat niet meer terugkeert. En tegelijkertijd – dat is het krankjorume – toont ze de toekomst. De Franse filosoof Roland Barthes beschrijft dat mooi in zijn essay La chambre claire (1980). Ik haal hem maar weer eens aan, omdat ik het nog altijd bijzonder vind dat zijn boekje in eerste instantie leest als een kwetsbaar vertoog over de emotionele waarde van het medium en pas daarná als een interessante filosofische exercitie. Barthes schreef het terwijl hij rouwde om zijn gestorven moeder en op zoek ging naar oude foto’s. Hij vond haar uiteindelijk op een afbeelding uit 1898, ze is daar vijf jaar oud: ‘Kijkend naar de foto van mijn moeder als kind, zeg ik tegen mezelf: ze gaat dood, en ik huiver… om een drama dat al plaatsvond. Het maakt niet uit of het onderwerp al dood is, elke foto belichaamt dit drama.’ (vertaling MB).
Volgens Roland Barthes ligt in elke foto de dood al op de loer, sterker nog, dat wat wordt vastgelegd door een fotocamera is bij voorbaat al ten dode opgeschreven, ook al maken we onszelf soms wijs dat een foto de tijd kan verslaan, tijdloos is. In Reinjan Mulders landschappen uit 1974 kondigt het einde zichzelf aan in de vorm van nieuwbouwhuizen die decennia later hopeloos oud geworden zijn, groenstroken die inmiddels fietspad zijn, vervallen schuren die al lang geleden verdwenen.
Hield Reinjan Mulder rekening met het vlieden van de tijd toen hij met zijn tweedehands Rolleiflex, 52 stafkaarten en een kompas eropuit trok om in de weilanden bij Wolvega, de bossen bij Woudenberg en op het strand bij Wierum hoogstpersoonlijk de subjectiviteit te elimineren? Vast wel, maar dat betekent waarschijnlijk vooral, o jeugdige overmoed, dat hij er stiekem van uitging dat zijn conceptuele project de tand des tijds zou doorstaan en de geschiedenis in zou gaan als dé no-nonsense registratie van Nederland.
Dat zijn foto’s na ruim veertig jaar aanwijsbaar gedateerd zouden zijn en wat stijl betreft onmiddellijk herleidbaar tot eind jaren zestig, begin jaren zeventig – dat had Reinjan Mulder niet voorzien. Hoe kon hij ook? De interne klok van de fotografie tikt onhoorbaar, maar ook voortdurend verder en heeft dat altijd gedaan.
Dat maakt de fotograferende twintiger Mulder ontegenzeggelijk een kind van zijn tijd. En het zorgt ervoor dat zijn project, dat streven naar puur objectieve beelden, nu met terugwerkende kracht niet afstandelijk en koel overkomt, maar (durf ik het te zeggen?) ontroerend, ja zelfs romantisch. Het zwart glinsterende water bij Texel, de stakerige moestuin van Kattendijke (let op de sierlijke v van vogels in de lucht), de uitgestrekte akkers van Oostelijk Flevoland, dat alles in vierkant kleinbeeld, met de horizon vaak in het midden, de aarde zwart en grijs, de lucht daarboven net niet wit – daar ga je toch vanzelf van zuchten.
Cleo Wächter
Er komt nog iets bij. Of eigenlijk iemand. Fotograaf Cleo Wächter, nog maar een paar jaar afgestudeerd aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en ongeveer van dezelfde leeftijd als Mulder toen, stapte letterlijk in zijn voetsporen. Zij, bekend met het vastleggen van landschappen, reisde naar de 52 locaties die hij in 1974 had aangewezen en fotografeerde wat ze zag wanneer ze haar digitale camera achtereenvolgens in noordelijke, oostelijke, zuidelijke en westelijke richting wendde, precies zoals haar voorganger veertig jaar eerder had gedaan.
Cleo Wächter deed hetzelfde, maar ook meer, omdat de fotografie de laatste vier decennia niet had stilgestaan en ook zij een kind van haar tijd is.
Op haar was Mulder destijds evenmin bedacht. Ook Cleo Wächters bijdrage aan Objectief Nederland zorgt ervoor dat het project inmiddels is uitgegroeid tot dat wat de jonge, strenge kunstenaar indertijd juist probeerde te vermijden, maar daarmee óók, zo durf ik vrijpostig te stellen, tot meer dan waar Reinjan Mulder ooit van had kunnen dromen. Zijn conceptuele kunstwerk van toen is opgenomen in de galerij der herfotografieprojecten, een niet geringe eer.
Herfotografie bestaat al heel lang, bijna net zolang als de fotografie zelf. Ze had oorspronkelijk een puur wetenschappelijke functie; men herfotografeerde bijvoorbeeld de loop van een rivier of die van een gletsjer, om erachter te komen hoe die natuurfenomenen zich door de tijd heen ontwikkelden. Herfotografie was, en is nog altijd, ook een visueel hulpmiddel bij het leren begrijpen van sociaal-maatschappelijke veranderingen. Het met tussenpozen vastleggen van steeds dezelfde stedelijke gebieden, waar gebouwen komen en gaan of juist gerenoveerd worden, reclame- en uithangborden verschijnen en verdwijnen, oude auto’s plaatsmaken voor nieuwe, geeft inzicht in de manier waarop een samenleving verandert.
The Arrow of Time
Naast die wetenschappelijke kwaliteit heeft herfotografie ook een particuliere, emotionele waarde, die toenam naarmate meer mensen een fotocamera in bezit kregen. Iedere ouder weet dat het voortglijden van de tijd nergens zichtbaarder is dan in de foto’s die jaar in, jaar uit van een opgroeiend kind worden genomen. Talloos zijn de projecten waarin mensen over lange perioden steeds opnieuw in dezelfde opstelling werden vastgelegd.
Twee van de beste voorbeelden die ik ken zijn The Arrow of Time, dat begon in 1976, toen een Argentijns echtpaar zichzelf jaarlijks op heel simpele wijze begon te portretteren, en uitgroeide tot een familieproject met tegenwoordig wel negen participanten, en The Brown Sisters van de Amerikaanse fotograaf Nicholas Nixon, die vanaf 1975 elk jaar zijn vrouw en haar drie zussen fotografeert.
Maar de mooiste ‘opnieuwfoto’ die ik ooit zag, is een combinatie van die twee verschillende functies van de herfotografie, de wetenschappelijke en de emotionele. Hij werd gemaakt door de Argentijnse fotograaf Irina Werning, die voor het project Back to the Future oude foto’s uit particuliere familiealbums zoveel jaar later opnieuw in scène zet. Op dezelfde plek en in vergelijkbare kleding laat zij mensen een jongere versie van zichzelf naspelen. Zo ook de Duitse Christoph, die in 1990 (na de val in 1989) met een hamertje op de Berlijnse Muur stond in te hakken, getuige een foto die hij aan Werning stuurde. Hij was daar een jaar of tien.
In 2000, het jaar van de herfotografie, is de Muur verdwenen. Daar staat Christoph weer, een jaar of dertig nu, opnieuw in een gebleekt spijkerjackie en met een hamer in zijn handen. Hij hakt in het niets, slechts een gedenkplaat en een klinkermarkering in de grond herinneren aan wat ooit was.
Nooit werd de voorspellende kwaliteit van de fotografie zo inzichtelijk gemaakt als hier. Het verdwijnen van de Muur wordt al aangekondigd op het moment dat het ding er nog onverzettelijk staat, en achteraf kun je niet anders dan concluderen dat het Christoph gelukt is om hem weg te hakken. De combinatie van die twee foto’s is meer dan de som der delen, ze levert iets nieuws op.
Hij stond er nog!
Zo symbolisch zal het herfotograferen van het Nederlandse landschap toch nooit worden, laat staan het objectieve Nederlandse landschap?
Ha, dat had je gedacht. Ik keek naar de vier foto’s die Reinjan Mulder op 23 januari 1974 in een weiland in Hengelo (G), bij Zutphen, had gemaakt. Een oude boerderij, een nieuwbouwhuis, twee fietsende kinderen, een paard. En een boom, in oostelijke richting. Een toen al redelijk oude, markante boom, de stam en het begin van de kale takken bedekt met klimop, scherp afgetekend tegen de lichte lucht.
Die twee fietsende kinderen zijn inmiddels vijftigers, bedacht ik, en het paard is ongetwijfeld overleden. Dat lag allemaal al besloten in die ene zwart-witfoto van lang geleden, daar was niets aan te doen.
Maar die boom, dat markante baken midden in het weiland – die liet me niet los. Als het waar was dat de foto uit 1974 zijn einde al had ingeluid, dan zou het best kunnen dan hij er nu niet meer stond, dat hij was doodgerot of omgehaald door mannen met zagen, dat er op zijn plek, van zijn hout misschien wel, een zuipkeet was opgericht.
Ik begon koortsachtig te zoeken naar de foto’s die Cleo Wächter ruim veertig jaar later bij Zutphen had gemaakt, nadat ze stilletjes in het gat in de tijd was gaan staan dat Reinjan Mulder daar met zijn aanwezigheid had achtergelaten. Heel precies was ze te werk gegaan, als een wetenschapper had ze daar de coördinaten staan berekenen, hoek en afstanden bepaald waarvoor ze, vanwege haar digitale camera en de liggende foto’s die ze daarmee maakte, andere berekeningen moest maken dan haar voorganger.
En kijk, daar was het weiland, wit van de sneeuw nu en de lucht ijlblauw van de kou. En daar was het nieuwbouwhuis dat inmiddels oud was, de oude boerderij die inmiddels nog ouder was.
Maar beide konden me eigenlijk niet veel schelen, het ging mij om die boom, die markante, onverzettelijke boom. Hij stond er nog. Het was onmiskenbaar dezelfde boom daar op die foto, alleen nu nog veel markanter en onverzettelijker dan toen. De klimop rond de stam was in veertig jaar uitgegroeid tot een dikke warme jas, waarmee hij zijn broze oude ledematen beschermde tegen de winter.
Doof voor de fatale lokroep
Voorlopig heeft die boom de tand des tijds doorstaan, dacht ik, hij is tot nu toe doof gebleken voor de fatale lokroep van de fotografie. Ik was verheugd, hoewel ik heus wel weet dat het een kwestie van tijd is voordat de boom alsnog verdwenen is en de fotografie gelijk zal krijgen. Maar het mooie is: hadden Reinjan Mulder en Cleo Wächter hem niet gefotografeerd, ik had überhaupt nooit van zijn bestaan geweten. Met het verhaal van Mulder en zijn objectieve, onsentimentele beeld van Nederland begon óók het verhaal van deze boom bij Zutphen, hoe toevallig het ook is dat hij net in beeld stond toen de jonge kunstenaar in 1974, gestuurd door berekeningen en coördinaten, zijn foto maakte. Sterker nog: nu hij eenmaal is gefotografeerd, bestaat die boom al niet meer in het echt, slechts nog op de foto’s. De boom is fictie geworden. Hij wacht geduldig op de volgende die hem zal vastleggen, iemand die de tussenliggende jaren zal openbaren.
Een puur objectieve daad? Een wereld die er gewoon is, ‘ook als niemand ernaar kijkt en niemand hem – actief – weergeeft’?
Welnee. Met Mulders foto’s begon de tijd te tikken en elke tik beroert het landschap.
Voorgelezen bij de presentatie van en eerder verschenen in: Reinjan Mulder en Cleo Wächter, Objectief Nederland – Veranderend landschap 1974-2018. Rotterdam, nai010, 2018.
Met dank aan © Merel Bem en uitgeverij nai010.