‘Zuivere koffie’ – Bij de herdruk van Hannes Meinkema’s ‘En dan is er koffie’ (1976)
Door Reinjan Mulder
In het voorjaar van 1976 verscheen er een boek van de mij onbekende Hannes Meinkema. Ik las het en stond perplex. Erg goed geschreven was het niet, en erg inspirerend was het ook niet, maar ik zou zweren dat het door een van mijn buurvrouwen in dezelfde studentenflat was geschreven als waarin ik in 1967 introk. Dezelfde kleinzieligheid, hetzelfde getob.
Ik schreef ik er daarom onder kop ‘Zuivere koffie’ een behoorlijk positieve recensie over voor NRC Handelsblad, waarvan ik dank zij Delpher nog het grootste deel heb kunnen terugvinden.
Nu het boek eindelijk opnieuw is herdrukt een flink fragment eruit:
‘Wat zijn de gesprekken saai. Er is helemaal niemand met één originele gedachte, het ene cliché na het andere rolt uit ieders mond. De weergave van dit troosteloze bestaan is zo consequent volgehouden dat het boek een waardevolle bijdrage aan het genre is. Een leuk, vlot type komt niet voor. Nee, het hele boek zit vol leuke vlotte mensen. De vlotheid is middelmatigheid geworden. De vlotheid wordt gesymboliseerd door de hartelijke koffiezetterij die het boek van het begin tot het eind vult. Mensen die een beetje swingen, die wat van hun leven maken, een borrel op zijn tijd, een stickie. Maar het loopt nooit uit de hand.
Werkelijk elk type waarvan er in ons land vijfduizend rondlopen, is vertegenwoordigd. Allereerst de ouderwetse corpsbal, die medicijnen studeert, net als zijn vader vroeger. Die in het weekend thuis ook wei eens een verstandig gesprek met die vader wil voeren. Hij gaat goed gekleed, een pak, zwarte schoenen en hij wil voor de buitenwereld niet weten dat hij met een meisje samenwoont. Een keurig meisje, dat wel. Ze zet zich helemaal voor haar vriend, haar aanstaande man, in. Kookt en zet koffie, maar leest niet. Arme Josien!
Daar is ook de vlotte boy, Douwe, die wel eens bij een vreemd meisje blijft slapen, die een te gek goede flipperkast koopt. Werkelijk een hele geschikte jongen. Maar er zijn ook andere types. De verlegen student bijvoorbeeld. Met baardje, schouderlang haar, jeans en jekje. Beetje klein maar wel lief. Of Louise. Een truttig meisje dat om bij haar vriend in de smaak te vallen een spijkerbroek gaat kopen. Dat platen draait van die afschuwelijke Rolling Stones, opdat Hij zich maar op zijn gemak voelt. En het verlegen meisje dan, dat niet mee doet aan die dingen, liever thuis woont bij haar ouders? Héél zielig.
De problemen waar deze mensen mee worstelen zijn even tijdgebonden als oninteressant. Wel of niet samenwonen? En dan je eigen kamer opzeggen? Als er maar sporadisch een vriendje langs komt moet je dan de pil nog slikken? Is seks vies, of juist erg lekker? Het leven wordt er niet eenvoudiger op.
Er is maar één persoon, de oudste dochter, die er nog wat van weet te maken. Zij zorgt voor een beetje afstand. Ik heb zelf een kwart van mijn leven in een studentenhuis gewoond en ik weet dat de door Meinkema beschreven wereld echt bestaat. De troep in de gemeenschappelijke keukens, de belangstelling voor versterkers en boxen, er is niets aan verzonnen. Als in de roman wat meer zonderlingen voorkwamen, zou ik zweren dat de schrijfster jaren een buurvrouw van me geweest is. Dat zegt iets over haar capaciteiten. Meinkema heeft haar vorm gevonden.
Het boek is in de breedte geschreven. Het begint op maandag. In korte stukjes van twee, drie bladzijden maken we kennis met de afzonderlijke personen. Het hele boek door houdt ieder recht op een eigen stukje. Zo wordt het nooit vervelend. In het laatste hoofdstuk, de zondag, is de man, de vader jarig. De meeste personen zijn doorzichtig gemaakt. Ze zijn samen in één kamer. Het verhaal krijgt een onverwachte wending wanneer wat meer bekend wordt over de oudste dochter.
Ik weet nog steeds niet wie achter het pseudoniem Hannes Meinkema verborgen gaat. Voor het eerst staat achter op het boek een klein fotootje van de schrijfster. De geheimzinnigheid zal dus niet lang meer duren. Er mogen dan gewaagde stukjes in het boek voorkomen, er mag dan kritiek op onze scholen geuit worden, het is toch zeker geen schande om En dan is er koffie geschreven te hebben. Als we een paar onevenwichtige stukken niet meerekenen is het best boeiend. En eep boeiend boek maken over vervelende mensen is niet eenvoudig. Volgend jaar komt het vierde boek, naar ik veronderstel. Ik zit er nu al op te wachten.
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 23 april 1976.