De laatste verzetsdaad – in memoriam Carl H.L. Hulscher (1900-1991)
Door Reinjan Mulder
Het eerste verjaarscadeau dat ik me herinner, was een aap. Een slappe, stoffen aap in een clownspak, die mijn oma en opa Hulscher uit Amsterdam meebrachten. Een jaar of twee later kreeg ik van mijn opa en oma Mulder een zware, opwinbare Märklintrein, met veel ijzeren rails, wissels en een voetbrug. Die beide kado’s heb ik mijn leven lang gekoesterd, maar niet veel later kwamen ook de eerste boeken. Gouden boekjes eerst, en al snel daarna verantwoorde kinderboeken van mijn Amsterdamse grootouders, een KrisKras-omnibus, Wiplala, Het verloren koffertje, en als ze van mijn Geldermalsense vriendjes kwamen Prisma-pockets. Op de Markt bij boekhandel Hoogstaden werden die verkocht voor 1,25, wat in die tijd het geijkte cadeau-bedrag was voor vriendjes van de Openbare Lagere School B. Rond mijn twaalfde had ik het enerverende De laatste reis van de Nightwatch gekregen, over een zeiltocht met een gammel, klein jacht over de atlantische oceaan, en Vijftig dagen oerwoud, over twee jongens die zonder eten de jungle introkken en zich vijftig dagen lang in leven hielden met bessen, paddenstoelen en knollen, en zelfs hun kauwgompje tegen een klapperboom plakten ze voor ze het bos ingingen, en het duurde niet lang of daar kwamen rond mijn veertiende de geliefde Biggles-boeken bij, vol wilde avonturen van de sympathieke, Britse oorlogsvlieger James Bigglesworth.
Ook al die boeken, een steeds langere rij naast mij bed, moeten mij hebben gevormd hebben tot wie ik ben, iemand die er graag op uittrekt, op avontuur, totdat ik op mijn verjaardag een pakje uit de speelgoedwinkel kreeg, waarin een zelf af te bouwen modelvliegtuig bleek te zitten.
Dat was andere koek. Een modelvliegtuig, met alles erop en eraan, dat kenden wij thuis nog niet.
Ook dat moet mij behoorlijk hebben gevormd tot wie ik ben, maar op een andere manier dan de aap, de trein, en de Prisma-pockets. Uren lang zat ik het eerstvolgende weekend met Velpon de vele plastic onderdelen aan elkaar te lijmen, nadat ik ze voorzichtig van het dikke staafje plastic had losgewrikt waaraan ze vastzaten. En ja hoor, aan het eind van de zondagmiddag had ik een volledig, zelfgebouwd propellervliegtuigje in mijn handen, dat op een voetje op de plank boven het opklapbed in mijn kamer kwam te staan, alsof het daar voor het slapen gaan heel laag kwam overvliegen. Echter kon haast niet.
Maar erg lang heeft het vliegtuigje daar toen niet meer staan pronken. Bij een volgend bezoek van mijn grootouders liet ik het glimmend grijsgroene modelletje trots aan mijn opa Carl Hulscher zien: ‘Kijk, Opa, zelf gebouwd!’
Wat was dat nou? In plaats van bewondering te tonen voor zijn voorlijke, handige kleinzoon, pakte mijn opa in één keer het tere modelvliegtuigje op met zijn rechterhand, en voor ik er erg in had, had hij het verbrijzeld. IN zijn vuist.
Krak, hoorde ik zachtjes tussen zijn sterke, gekromde vingers.
‘Een Messerschmitt, ik zag het meteen,’ bromde mijn opa geëmotioneerd. Hij probeerde er tevergeefs bij te lachen.
Nog een maand of twee na zijn geslaagde aanslag hebben de resten van mijn eerste modelvliegtuigje op de plank boven het opklapbed op mijn kamer gestaan, zonder landingsgestel, met één vleugel scheef naar beneden hangend, en de bladen van het propellertje voorop alle drie afgebroken. Dat kon geen kip meer kwaad doen.
Toen heb ik de Bf109 maar stiekem weggegooid. Elke ochtend dat ik uit mijn bed naar het onschadelijk gemaakte Duitse wrakje keek, werd ik treurig van wat mijn meest verrassende verjaarscadeau in jaren was geweest.
Wat moest ik er nog mee? Mijn opa had in de oorlog in ‘het verzet’ gezeten, wist ik, op zijn crematie in 1991 zou hij door een vrouw die ik nooit eerder had gezien als ‘een heel moedig mens’ gekenschetst en tot ver na de oorlog kon zijn haat tegen ‘moffen’ soms even opspelen. Als kleinzoon van een moedig mens had ik daarmee rekening te houden.
Deze maand werd de foto die Carl Hulscher maakte van een verzetsactiviteit in de Lekstraat uitgekozen als één van de 25 belangrijkste foto’s van de oorlog in Noord Holland. Rond 5 mei wordt gekozen welke 100 foto’s nu voor heel Nederland bepalend zijn voor het beeld van de oorlog. Carl Hulschers foto staat dan op de groslijst.