Doctor te moeten worden – kanttekeningen bij de doctorandus
Door Reinjan Mulder
Er woei een eenzaam oranje luchtballonnetje over de tuin. Zestig jaar geleden liet ik net zo’n ballonnetje op tijdens de verjaardag van mijn nichtje en neefje Saskia en Ilex Wessel. Zij waren een tweeling en hun moeder had ons meegenomen naar Oud Valkeveen, waar we op het hoogtepunt van hun feestje luchtballonnen kregen waaraan we briefjes met onze namen hingen.
Wiens ballon het verste kwam, had gewonnen.
De meeste van die briefjes zagen we nooit meer terug, maar ik kreeg twee weken laten een briefkaart van drs. A. Hoekstra uit Lopik in de bus. Hij had mijn ballon gevonden, en als ik hem 16 cents aan postzegels stuurde, zou hij me zeggen waar. Die 16 cents waren bedoeld om zijn kosten te dekken, schreef hij: 8 cent voor zijn eerste briefkaart en 8 cent voor de volgende, waarop de vindplaats zou komen te staan.
‘Wat betekent “drs.”?’ vroeg ik mijn vader.
‘Dat betekent doctorandus, dat is iemand die nog doctor moet worden,’ zei mijn vader, terwijl hij van een groot vel 16 cent aan losse postzegels afscheurde.
Sindsdien begreep ik dat doctorandussen strenge mensen zonder voornaam waren, als de dood om 8 cents aan postzegels kwijt te raken aan een jongetje wiens ballon in de omgeving van Lopik was teruggevonden.
Of het daardoor komt weet ik niet, maar daarna heb ik altijd een moeilijke verhouding gehad tot het doctorandussendom. In plaats van drs. werd ik dan nog liever meester en een paar jaar later doctor, zodat ik de verschikkelijke drs.-fase kon overslaan. Ik hoefde nooit nog iets te worden.
Dat ik later nog een prijs heb gekregen voor mijn teruggevonden ballon, kan ik me niet herinneren. Waarschijnlijker is dat wij door de verjaardag van Saskia en Ilex in Oud Valkeveen niet alleen ons vertrouwen in halfbakken academici voorgoed zijn kwijtgeraakt, maar ook nog eens 28 cent: 16 cent voor drs. Hoekstra plus 12 cent voor onze beleefde antwoordbrief naar Lopik.
Het oranje ballonntje woei hoopvol verder.