Pimmetje, de geschiedenis van een bokje
Door Reinjan Mulder
Sommige kinderen in ons dorp hadden een hondje, andere een poes, en er waren ook buren die duiven hadden of vissen. Maar wij hadden dat op Tuindorp allemaal, en ook allemaal tegelijk: een hond, een poes, een tamme kraai, twee duifjes, een hamster, kippetjes, vissen, en een Griekse schildpad die Hebe heette.
En dan hadden we ook nog een tijd een bokje: Pimmetje. Mijn vader stond een keer op het Laageinde te tekenen toen er iemand met een drachtige geit voorbij kwam lopen. ‘Als je volgende maand terugkomt, kun je een bokje kopen,’ zei de vrouw.
Dat deden we. Pimmetje kostte één gulden, en toen we hem gingen halen, liet de vrouw meteen nog even al zijn broertjes en zusjes aan me zien.
Ik schrok. Ze stonden al ingemaakt en wel in vijf hoge weckflessen op een plank in de voorkamerkast.
Zoals andere kinderen soms de hond uitlieten, zo ging ik vaak met Pimmetje uit wandelen, aan een touw, en ik liet hem dan in een berm met hoog gras of op een graslandje wat knabbelen. Ook bij de buren stond hij vaak een uurtje op het gazon, wat hun weer een grasmaaibeurt scheelde.
Toen we hem kregen was hij niet veel groter dan een poes. Maar aaien kon je hem niet zo goed. Hij vond het daarenetegen des te lekkerder als je je hand of je hoofd krachtig tegen zijn kop aan drukte. Dan was hij in zijn element en begon hij flink tegen je in te ‘bokken’.
Pimmetje is misschien een jaar of twee bij ons gebleven. Mijn vader timmerde achter in de tuin van planken een bokkenhok voor hem, eens in de maand ging ik aan het eind van de straat bij Flipse een baal hooi voor hem halen, en ook de koude winters doorstond hij daar uitstekend.
Toen verhuisde Pimmetje toch maar naar een boerderij in Asperen, en werd het bokkenhok door mijn vader op een zaterdagmiddag tot fietsenschuurtje vertimmerd.
Pimmetje was te groot geworden voor de 7-jarige jongen die ik was. Zelfs mijn twee jaar oudere zusje kon hem haast niet meer aan.
Maar we deden dat op voorwaarde dat hij nooit geslacht zou worden.
Ik heb hem daar in Asperen later nog één keer opgezocht.
Pimmetje was inmiddels een echte Pim geworden, en hij gaf mij geen teken van herkenning meer. Maar ik herkende hem ondanks zijn grote sik nog steeds, uit duizenden.