Het Magnum Opus van Max Pam – Een bijtend hoopje gruis
Door Reinjan Mulder
Recensie van Max Pam, Leviathan 0f Het hart in de steen, 495 blz., Uitg. Balans
‘Max Pam is een uitstekende columnist, maar kan hij ook romans schrijven?’ De non-fictie uitgever aan wie ik vorige week vertelde dat ik Pams roman Leviathan of Het hart in de steen las, had me ongelovig aangekeken.
Welnu, dat kan Max Pam. Dat staat voor mij vast na het lezen van zijn bijna 500 bladzijden dikke roman. Pam beschrijft daarin hoe een al wat oudere man, die veel van de auteur wegheeft, min of meer bij toeval in de internationale wereld van de diamanthandel belandt, en daar uiteindelijk, een paar honderd bladzijden verder, een relatie begint met een mysterieuze vrouw die hem schijnbaar zonder veel aanleiding voor een veel te lage prijs een ongelooflijk kostbaar collier heeft verkocht.
Het verhaal wordt zo al gauw een gedegen en bij vlagen ook erg geestige studie van de diamanthandel in de vorige eeuw, en dat is voor mij een van de niet geringe verdiensten van het boek. Max Pam vond op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) de archieven van zijn diamanten slijpende grootvader terug, zo vertelde hij in verschillende interviews, en diens levensgeschiedenis vormde de basis en tegelijk ook de ruggengraat van Leviathan.
Voor iemand die – zoals ik – goudsmeden en diamantslijpers in zijn voorgeslacht heeft, is het fascinerend te lezen hoe deze voor Amsterdam zo belangrijke wereld tot de dag van vandaag gespleten wordt door aan de ene kant een sterk sociaal gevoel en aan de andere kant het besef te werken voor het schuim der natie. Erg mooi zijn alleen al Pams gedetailleerde beschrijvingen van een historisch schisma in de diamantslijperswereld, waar tijdens een roerige vergadering in het Concertgebouw gewiekste radicalen het opnemen tegen de ervaren en gewetensvolle vakbondsbestuurders.
Vooral het ongelooflijke avontuur van de Cullinan, een reuzendiamant die voor de Engelse koning in Amsterdam gekloofd en bewerkt moet worden, is schitterend beschreven:
‘De klap zelf klonk oorverdovend droog. Droog als een kogel die afketst op een stalen plaat. Maar nog onheilspellender was de naklank. Het was het geluid van gruzelementen, van een stoomwals die rijdt over een pad van schelpen. Joseph trok wit weg. Het had zich in een fractie van een seconde afgespeeld, maar hij meende dit geluid te herkennen. Het was het geluid van verbrijzeling, van een diamant die aan splinters is geslagen. Iedere klover, zelfs de beste, is het weleens overkomen dat een steen onder zijn handen verpulvert tot een bijtend hoopje gruis, dat even onaanraakbaar als waardeloos is geworden.’
Al even intrigerend is Max Pams schrijnende beschrijving hoe de man die zich in zijn jonge jaren sterk maakte voor het cremeren in Nederland, uiteindelijk zelf zijn leven eindigde in de crematoria van Sobibor. Het riep bij mij meteen herinneringen op aan het blaadje van de Vereniging voor Facultatieve Crematie dat altijd bij ons thuis kwam, en dat bij mij, ondanks de sterk ethische en esthetische inhoud, alleen maar associaties met Auschwitz opriep.
Mede door de levendige schrijfstijl en de historische en maatschappelijke insteek is Leviathan of Het hart in de steen daardoor een boek geworden dat ik niet snel zal vergeten.
Dat alles wil nog niet zeggen dat het boek helemaal af is. Helaas zitten er ook een paar onvolkomenheden in. Wat dat betreft is het typisch een eerste roman. Max Pam heeft weliswaar al eens eerder een roman geschreven, maar in dit eerste grote boek heeft hij, zoals veel beginnende schrijvers, erg veel ineens willen doen.
Het begint er al mee dat hij in de proloog in extenso de moord op Theo van Gogh beschrijft. Pam is ooit bezig geweest met de biografie van Van Gogh en hij heeft het kennelijk niet kunnen verkroppen dat hij het vele werk hieraan tevergeefs zou hebben gedaan. Een behoorlijk deel van het boek bevat verwijzingen naar die moord en van Gogh zelf, zonder dat duidelijk wordt wat die met de geschiedenis van het jodendom en de diamanthandel in Amsterdam te maken heeft. Helemaal aan het eind komt dan, als een deus ex machina, ook nog eens Lieuwe, de zoon van Van Gogh, even opdraven, maar dat kan dan al niet meer voorkomen dat de affaire Van Gogh er met de slordige, lange haren van de vermoorde cineast lijkt bij gesleept.
Een groter bezwaar is dat Max Pam van Leviathan helaas te veel een traditionele roman heeft willen maken, compleet met een ingewikkelde plot, veel liefde en erotiek, en tegen het eind zelfs roofmoord en doodslag.
Vooral in de laatste honderd bladzijden bezwijkt het op zichzelf zo fascinerende verhaal soms onder die – nodeloze – last. Nadat Pam in de eerste helft van de roman nog overtuigend de liefde van zijn arme hoofdpersoon voor zijn leuke, handige vriendin heeft beschreven, en ook die voor de invalide portier (!) van zijn instituut, beginnen zijn bed-avonturen bij de derde affaire nogal sleets te worden. Het klinkt dan allemaal opeens wel erg routineus en ongeïnteresseerd wat zich tussen de lakens afspeelt, en al kan dat soms ook zijn charme hebben, in dit geval leidt het nergens tot aardige of humoristische observaties, of tot nieuwe inzichten, of originele beschrijvingen.
Wat rest, na alle raken klappen uit het begin, is om met Pam te spreken: een bijtend hoopje gruis.
Max Pam lijkt zich te hebben voorgenomen om nu eindelijk maar die echte, grote roman te schrijven, zijn magnum opus zoals hij het zelf noemt, voor een groot en gevarieerd publiek, maar na een paar jaar noeste arbeid begon hij kennelijk te worstelen met de vraag hoe hij zich hier in Godsnaam een beetje netjes uit kon redden.
Jammer hoor, want schrijven kan hij wel, en ook het genre van de historische fictie blijkt goed aan hem besteed!
Verschijnt ook op literair weblog Tzum