In heel Nederland was de gele druk-inkt op – Bij het jubileum van Connie Palmen’s debuut ‘De wetten’
Door Reinjan Mulder
Zes jaar lang, van 1990 tot 1996, heeft Nederland een onvoorstelbaar groot literair tijdschrift gekend: de wekelijkse bijlage van NRC Handelsblad CS literair. Dat zoiets kon bestaan, en dan nog zo lang, grenst nog altijd aan het ongelofelijke. Er werkten journalisten aan mee, maar ook veel schrijvers en dichters, en het had een oplaag van bijna een kwart miljoen.
Maar nog ongelofelijker is misschien hoe dit periodiek er een paar keer in slaagde een bom te laten inslaan in de literaire wereld.
Over de laatste keer dat dit gebeurde, kunnen we kort zijn. Dat was een 1 april-grap, die erop neer kwam dat we voorop het supplement een lange, juichende recensie plaatsten van een sensationeel, schitterend boek dat… inderdaad: helemaal niet bestond. Desondanks werd de boekhandel dat weekend plat gelopen door bezoekers, die daarover, eh, niet altijd even geamuseerd waren.
De keer daarvoor reageerde de boekenwereld gelukkig enthousiaster. Dat was toen voorop het literair supplement een grote, enthousiaste recensie verscheen van Donna Tartt’s Geheime geschiedenis. Het stevig gehypt boek waarnaar iedereen in binnen- en buitenland al maanden lang uitkeek, en dat daarna al snel enkele verkooprecords deed sneuvelen.
Maar de eerste keer dat er door toedoen van CS literair een bom insloeg in de boekhandel, is nog altijd het spectaculairst. Dat was toen er voorop het supplement een paginagrote recensie verscheen van Connie Palmen’s roman De wetten.
Het interessante daaraan is dat bij ons op de krant – en ik geloof ook daarbuiten – anders dan bij Donna Tartt niemand het succes van dat boek had zien aankomen. Ik althans, de verantwoordelijke literatuur-redacteur van NRC Handelsblad, had tot tien dagen voor mijn recensie nog nooit van Connie Palmen gehoord – laat staan van het boek dat ze geschreven had.
De eerste keer dat ik haar naam hoorde, was toen Het Parool een interview met Connie Palmen plaatste, met een foto van… ja, wat was het, een grappig meisje dat in een kamertje bij een soort potkacheltje zat, benieuwd wat haar eerste boek zou gaan doen.
De recensie die wij negen dagen later van dat boek plaatsten, was dan ook absoluut niet op die mooie plek, voorop het supplement, gepland. Daar zou een groot, gedegen interview moeten komen met een Tsjechische schrijver met een onuitsprekelijke naam, geschreven door een Rotterdamse dichter.
Maar dat interview bleek op het allerlaatste moment beneden de maat – dat heb je soms met Rotterdamse dichters.
Later zouden we dan snel een reserve-opening op die plek hebben gezet, maar dit was nog in de eerste maanden van ons supplement, februari 1991, en aan reserve-openingen hadden we nooit gedaan. Bij ons ging altijd alles goed – tot op dat moment.
Het gevolg was dat ik opeens een groot, wit gat zag opdoemen voorop ons nieuwe supplement, een gat waarvoor ik als redacteur verantwoordelijk was.
Wat te doen?
Als uiterste redmiddel bood ik aan het stukje dat ik in mijn hoofd had over het nieuwe boek van Connie Palmen dan maar uit te walsen. Ik kon het desnoods uitwalsen tot een hele pagina.
Dat moest dan maar. Op de valreep gaven we fotograaf Freddy Rikken de opdracht een foto te maken van de onbekende debutante – die zich daar natuurlijk helemaal niet op voorbereid had. Snel was ze met ongekamde haren achter de fotograaf aan naar het winterse Da Costapleintje bij haar om de hoek gelopen, en op het laatste moment had ze nog net haar zwarte, leren jack van de kapstok gegrist. Het was nog geen februari en het was die week nog ongemeen koud.
De rest is bekend. Niet alleen zou Connie’s wilde kapsel in de kortste keren haar handelsmerk worden, ook haar boek had in een paar dagen heel Nederland veroverd. De Athenaeum-boekhandel in Amsterdam had er heel royaal 15 van in voorraad genomen, meer dan gemiddeld bij een debuut, maar nog net voor sluitingstijd hadden ze daar gauw nog een paar honderd exemplaren bij kunnen krijgen. Alles wat er maar op de uitgeverij in voorraad was werd naar het Spui gereden, en die 415 boeken waren op zaterdagmiddag allemaal op.
De ene druk volgde al snel op de andere – waarbij het grootste probleem was om op tijd aan genoeg felgele inkt voor de omslag te komen. De eerste drukken van De Wetten zijn, zoals u wellicht weet, inmiddels allemaal behoorlijk verkleurd, wegens het gebruik van ondeugdelijk surrogaat-materiaal.
In heel Nederland was weken lang geen gele inkt meer te krijgen.
Wil dit alles nu zeggen dat het succes van Connie Palmen een vergissing is geweest?
Wat de krant betreft wel, er had een reservestuk klaar moeten liggen.
Maar de geschiedenis wijst inmiddels uit dat het wel een zeer gelukkige vergissing is geweest, die zonder het schitterende boek van Connie waarschijnlijk veel minder goed was afgelopen.
In de jaren na De wetten hebben we heel wat beter voorbereide openingen van het literair supplement gehad, elke week weer, maar geen daarvan heeft tot zo’n enthousiasme geleid als die over Connie Palmen. Ook Donna Tartt heeft het waarschijnlijk tegen Connie afgelegd.
De wetten van Connie kon het gewoon hebben, dat we het zo opbliezen. Het was een schot in het duister maar, achteraf gezien, wel een schot in de roos. De wetten is het boek van een filosofe die erachter komt dat uiteindelijk de literatuur, het schrijven boven alles gaat. Dat was een conclusie die mij als voormalig filosofie-student in 1991 sterk moet hebben aangesproken – en die mij nog steeds goed in de oren klinkt. Maar ook anderen, in binnen- en buiteland, konden ermee overweg.
Lang heb ik de recensie van toen niet meer durven teruglezen, uit angst dat er in de haast allerlei slordigheden of dode stukken in geslopen zouden zijn, maar een paar jaar geleden heb ik hem teruggezocht en toen viel hij me, eerlijk gezegd, 100 procent mee. Sindsdien staat hij op Das Zahngold, waar hij nu al jaren de meest gelezen recensie is, met elk jaar weer meer dan duizend bezoekers, gemiddeld 4 tot 6 per dag.
Ik zou ook maar weinig andere Nederlands boeken kunnen noemen die na 25 jaar nog altijd zo goed en zo actueel zijn als De wetten – al komen sommige van Connie’s eigen, latere boeken een heel end in die richting.
Groots debuteren kun je dan ook maar één keer, en dat heeft Connie een kwart eeuw geleden uitstekend gedaan.
Gesproken column tijdens de ‘Volkskrant op zondag’-middag in De Rode Hoed. Een krantenartikel over de recensie van Connie Palmen’s bijzondere debuut verscheen in 2010, in de jubileumbijlage ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van NRC Handelsblad.