Ik zag de nieuwe ‘shared space’ achter het Centraal Station: o, het was een wonder!
Door Reinjan Mulder
Iedereen weet wat een fietspad is en iedereen weet wat een voetgangersgebied is, maar wat is een voetgangersgebied waar (brom)fietsen is toegestaan? Achter het Centraal Station in Amsterdam is sinds kort een zogeheten shared space ingericht, een half overdekt plein met siertegels en zonder rijstroken waar het gemotoriseerd en ongemotoriseerd fietsverkeer de ruimte naar eigen inzicht met voetgangers moet delen. Werkt zoiets?
Nieuwsgierig naar deze moderne vorm van deregulering ging ik tijdens de ochtendspits naar het Centraal Station om te zien wat er van het experiment terecht kwam. Tevoren hadden veel mensen, bijvoorbeeld in het blad Oek van de Fietsersbond, hun hart vastgehouden. Raakt de zo belangrijke fietsroute over de De Ruijterkade niet in de knel? Ontstaat er geen chaos? Worden er geen treinpassagiers aangereden?
Om 8 uur is daar nog maar weinig van te merken. Af en toe komt er een fietser over het plein die de paar voetgangers die er lopen makkelijk weet te vermijden. Twee fietsers komen van rechts over de stoep naar de pont aanfietsen, maar niemand die er wat van zegt. De sfeer is ronduit relaxed.
Als tien minuten later de pont van de Buiksloterweg aanlegt, wordt het drukker. Veel fietsers en scooters rijden het plein op, maar nergens wordt de situatie gevaarlijk. Drie meisjes op de fiets stoppen netjes om een voetganger voor te laten gaan. Het enige riskante gedrag komt van een paar snorscooters die half over de linkerrijstrook van het fietspad in oostelijke richting wegrijden. Ik kan me voorstellen dat fietsers daar van schrikken. De nieuwe tunnel onder het CS is op dit moment van de dag nog zo goed als leeg.
Dat zal een kwartier later heel anders worden. De ponten worden voller en voller. De fietsroutes van oost naar west en omgekeerd zijn permanent twee rijen dik, en ook in de tunnel wordt inmiddels – gereguleerd door twee opzichtige mannen in gele jassen – druk gefietst.
Het wonderlijke is echter dat het nog steeds niet gevaarlijk of onaangenaam wordt op het plein. Als het drukker wordt, gaat iedereen als vanzelf langzamer rijden. Fietsers, ook zij die de belangrijke fietsroute achter het station volgen, stoppen als het gevaarlijk dreigt te worden, en de vaak zo hinderlijke snor- en bromfietsers zijn, in ieder geval op dit uur van de dag, een toonbeeld van beschaving. Ze hebben niemand achterop, ik zie geen mobieltjes of koptelefoons, geen opgestoken middelvingers en ze stoppen te pas en te onpas.
Nooit eerder zag ik zo duidelijk hoe goed ons ingebouwde menselijk kompas kan werken. En dat je niet altijd regels nodig hebt om goed te functioneren. Iedereen krioelt maar door elkaar heen, zonder dat het ook maar één ogenblik riskant wordt.
Een paar kleine incidenten tel ik slechts in het uur dat ik met mijn rug naar het station op het plein sta te kijken. Maar die worden steeds luchtigjes opgelost. Een man op een racefiets komt veel te hard uit westelijke richting aanrijden en houdt met piepende remmen vlak voor een voetganger stil die geschrokken het station uit wandelt. Een groep toeristen met rolkoffertjes staat langdurig en iets te voorzichtig te wachten tot er geen fiets meer in de buurt is. Drie jonge meisjes rijden luid bellend het plein over, met als duidelijke – en onterechte – boodschap: opzij, opzij, maak plaats, maak plaats! En af en toe nemen mensen die de pont willen halen, zowel voetgangers als fietsers, wat extra risico door voorrang te nemen en een sprintje in te zetten. Maar alles loopt goed af, er gebeuren geen ongelukken en nooit wordt het kritiek.
Het enige wat wennen moet, is hoe bromfietsers – met een helm op en met blauwe nummerborden – soms van rechts diagonaal over het plein naar de Kiss & ride strook rijden, om daar over de stoeprand heen en dwars over de opvallend gemarkeerde taxistandplaats de rijweg op te gaan. Maar bestudering van de vele verkeersborden hier leert dat hun in ieder geval geen verwijt treft. Zij weten hoe het hoort: achter het station mogen op het fietspad rijden, en aan de westkant van het plein moeten ze de rijweg op. En dat doen ze, voorzichtig over de stoeprand heen, zonder mankeren.
Rond kwart voor negen lijkt alle verkeer bij de ponten stil te staan. Als de klep omlaag gaat, rijdt er geen fietser of snorscooter meer van boord, nee, iedereen wurmt zich lopend of loopfietsend uit de drukte in alle richtingen. Er worden geen sprintjes meer ingezet, nu er kort voor vertrek al geen plaats meer is op de pont, en zelfs op de zo drukke oost-west route wordt massaal stapvoets gereden en zo nodig gestopt.
Nog een kwartier later is de rust achter het station weergekeerd en voltrekt zich in de nieuw gecreëerde ’tussenruimte’ weer het moeiteloos in en uit elkaar weven van het fiets- en het voetgangersverkeer.
Het is bijna niet te geloven… ik kan me voorstellen dat sommige fietsers het lastig vinden al dat oponthoud, maar ik heb het gevoel van een klein wonder getuige te zijn geweest.
Verscheen in iets verkorte vorm in Het Parool van 4 februari 2016.