Nobelprijs voor Literatuur 2015: Svetlana Alexijewitsch’s boek over de kernramp van Tsjernobyl
Door Reinjan Mulder
Svetlana Alexijewitsch’ Tsjernobyl – Kroniek van een toekomst is misschien wel een van de beste boeken geweest die ik toch maar niet heb uitgegeven. Ik las het rond de eeuwwisseling, toen ik bij uitgeverij De Geus uitgever was, nadat mijn collega Ad van Rijsewijk de Duitse vertaling Eine Chronik der Zukunft van de Leipziger Messe had meegenomen. Het bleek een fascinerend boek, dat ik nooit heb kunnen vergeten, zoals ik zoveel boeken eeuwig zal moeten onthouden die ik nooit op de Nederlandse markt heb gebracht – terwijl ik veel boeken die ik wel heb uitgebracht, al weer vrij snel vergeten ben.
Tsjernobyl, een van de eerste belangrijke boeken van de nieuwe Nobelprijswinnaar, roept in koren en stemmen de macabere sfeer op die in Tsjernobyl was ontstaan na het grote ongeluk met de kerncentrale aldaar. De angst, de onmacht. Het was de bevolking van Tsjernobyl die door haar opeens een stem kreeg, tegenover alle geruststellende commentaren en droge analyses van bovenaf.
Toen ik het boek las, was ik een dag lang ondergedompeld in de verlaten, angstige atmosfeer van een verre Oosteuropese stad die gedoemd was ten onder te gaan door een veel te groot vertrouwen in de techniek. Wat een boek!
Maar konden we zo’n boek ook verkopen, bij De Geus?
De opzet deed wel wat denken aan Dylan Thomas’ Under Milkwood, maar dat boek was veel poëtischer, dromeriger, en veel minder politiek. En de stijl en thematiek deden me denken aan het befaamde Die Vermittlung van Peter Weiss, een somber toneelstuk uit de jaren zestig waarin ook de menselijke overmoed, maar dan in het nazi-rijk, en het wegkijken van verantwoordelijken een duivelse rol speelden. Maar de jaren zestig, en ook de jaren zeventig en tachtig met hun Handke/Weiss gezelschap, waren al weer zo lang voorbij…
En wie in Nederland kon zich de ramp in Tsjernobyl nog herinneren? Inmiddels hadden we al weer zo veel nieuwe rampen – of bijna-rampen – gehad.
Daar kwam bij dat in de jaren negentig alles en iedereen om ‘persoonlijkheid’ vroeg van schrijvers. Of het nu fictie was of non-fictie, een schrijver moest in de eerste plaats een eigen ‘stem’ hebben, hij of zij moest authentiek zijn, en het laatste wat hij moest doen, was wel heel veel anderen aan het woord laten.
Tsjernobyl stond zo haaks op alles wat in die tijd opgeld deed.
Ik besloot het boek met pijn in het hart in de kast ‘Nadenken’ te zetten, die we in die tijd bij De Geus hadden, naast een lange rij andere meesterwerken die ik in de toenmalige omstandigheden al niet aandurfde, en waaraan ik ook nog veel te vaak terugdenk. Boeken die onmiskenbaar een groot risico voor ons waren, op dat moment, met hoge vertaalkosten, maar die we toch maar beter niet meteen weg konden doen, omdat ze soms, ineens, nog wat konden gaan ‘doen’.
Het boekenvak is een vak voor koffiedik-kijkers, maar ook voor opletters. Wanneer het boek elders om wat voor reden dan ook ineens zou gaan lopen, hoefden we tenminste niet opnieuw de hele procedure van aanvragen en lezen en rapporten maken door.
We hadden toen, vijftien jaar na de oprichting van de Geus, al een griezelig grote ‘Nadenken’-kast.
Ik ben benieuwd of Svetlana Alexijevitsj’ Tsjernobyl daar nog altijd staat, en ook of Eric Visser, het brein achter De Geus, toen het gerucht van haar nakende Nobelprijs begon uit te lekken, snel genoeg in actie is gekomen. Van het boek is later nog een Nederlandse vertaling bij Mets & Mets verschenen, maar ik heb niet de indruk dat die daar iets aan over gehouden heeft. Het is er in ieder geval al lang niet meer leverbaar. Ik vermoed dat die vertaling het Nederlandse publiek ook maar nauwelijks heeft bereikt. IK heb hem nooit ergens gezien en lees er nu pas over.
Nu zou het boek, dank zij de Nobelprijs, misschien eindelijk genoeg lezers kunnen vinden om rendabel te zijn.
Nee, ik verwijt mezelf niets, maar ik zou dat buitengewoon toejuichen.