De snelweg op: Objectief Neerijnen 2
Door Reinjan Mulder
Voor het eerst in mijn project heb ik moeten sjoemelen. Vandaag was ik in Waardenbrug om de tweede aflevering van mijn project ‘Objectief Neerijnen’ voort te zetten en ik moest uitgerekend op een plek zijn waar ik naar alle redelijkheid niet zijn kon. Dat had ik veertig jaar geleden, op de 52 plekken die ik toen bezocht, nooit meegemaakt en ook ook vorige maand kon ik overal, zij het met moeite, nog terecht.
Maar nu… Ja, ik kon er nog wel zijn, op mijn tweede plek van vandaag, maar dan alleen in een auto met een snelheid tussen de 80 en 100 kilometer per uur, ofwel morsdood, tien maal platgereden op het asfalt. En ik weet niet met welke variant mijn project meer was opgeschoten.
De plek die het door mij getekende raster voor vandaag had aangewezen om vandaar te fotograferen, lag op de autosnelweg tussen Deil en Zaltbommel, 500 meter voor het begin van de Martinus Nijhoff-brug.
En was het nou nog maar midden op de snelweg geweest, dan had ik me daar nog op een stil moment in de berm kunnen laten droppen. Maar nee, het is midden op de rechterrijstrook, met je gezicht in de richting van brug.
Daar zou zeker op de vrijdag voor Pasen de hele dag heel veel verkeer zijn.
Wat te doen? Ik had het ’s morgens bij het uitzetten van de route al zien aankomen. En toen ik de plek eenmaal naderde, via een secundair viaduct aan de rand van Waardenbrug en later over het fietspad naar Zaltbommel, begreep ik dat er geen enkele uitweg was. Even overwoog ik nog een gevarendriehoek te gaan halen, en die samen met wat piloten op de eerste rijstrook neer te zetten, maar dan zou je op een van de foto’s een gevarendriehoek en piloten zien, en die hadden daar normaal nooit gestaan, terwijl ik aan de andere kant een stuk lege rijweg in beeld kreeg, die daar normaal ook nooit voorkomt.
Het enige wat ik nog kon doen, was de bewuste plek zo dicht mogelijk naderen, over het fietspad dat op dat punt gelukkig pal naast de snelweg ligt, en dan maar zover mogelijk vanaf de vangrail mijn statief neerzetten. En hopen dat het blijft staan.
Zo heb ik, met nog net acceptabel gevaar voor eigen leven, vandaag uiteindelijk drie opnames gemaakt naast de plek waar ik moest zijn. De vierde durfde ik zelfs nu niet aan, omdat ik dan achter de camera, bijna op de snelweg moest gaan staan en dat zou ik dan misschien niet hebben kunnen navertellen. Maar die houdt u zeker nog tegoed.
Het was een sterk wisselend beeld wat ik door mijn zoeker kreeg. Elke seconde reden er andere auto’s voor de lens. Daarom telde ik vóór elke opname tien seconden af voor ik rustig de sluiter indrukte. Ik kwam dan nier meer in de verleiding om me te laten leiden door afstanden, verhoudingen, snelheden of mooie automodellen. Het toeval bepaalde wat er op het beeld zou komen.
Ook had ik aanvankelijk enige moeite de windrichting te bepalen. Ik zou zoals altijd ter plekke vier foto’s te maken, zoals altijd, pal noordwaarts, pal oost, pal zuid en pal west, maar toen ik mijn kompas naast de vangrail uit mijn jaszak haalde en op de uitvergrote stafkaart neerlegde, sloeg de arme wijzer meteen vreselijk uit en als ik hem dan een halve meter verplaatste lag het noorden opeens heel ergens anders.
Er kwamen twee wandelaarsters over het fietspad die een lange route over de beide Waaldijken liepen en zij maakten een foto van me terwijl ik zo over de vangrail bezig was. ‘k Ben benieuwd of die ooit nog ergens op facebook zal opduiken: ‘Idioot naast vangrail’.
De andere drie plekken leverden deze tweede keer gelukkig minder problemen op. Mijn eerste stop, voor de vijfde serie, was om een uur of 12 in een laagstam appelboomgaarde geweest, waar ik de eerste keer al door was gelopen, op weg naar de allereerste locatie van dit jaar. Helaas stonden de boompjes nog altijd niet in bloei, zodat ik voornamelijk een grote hoeveelheid groene bladeren voor de lens kreeg. Ik was eerst een stukje langs de rand van een weiland gelopen, tot ik even na een lichte knik een hoek van 90 graden naar rechts maakte. Vandaar liep ik, zoals ik me tevoren had voorgenomen, twintig grote stappen de boomgaard in zodat ik half op een paadje uitkwam dat tussen twee rijen bomen door liep. Daar maakte ik de vijfde serie van het vervolgproject.
De zevende serie kwam na mijn avontuur op de snelweg, en deze is waarschijnlijk de meest ‘schilderachtig’ van deze maand. Ik moet daarvoor op een akkertje zijn dat zich pal voor het fraaie kerkje van Neerijnen uitstrekt. Hier kan ik met behulp van peilingen op het kruispunt en enkele omliggende huizen en schuren waarschijnlijk wel de exacte locatie vinden. Onder de beelden die ik hier maak, zouden zich wel eens de toppers van dit jaar kunnen bevinden, voor zover je daar in een project als dit tenminste van spreken mag.
Terwijl ik nog over de Waaldijk op weg naar mijn akkertje loop, wordt ik ter hoogte van De Stomp achterop gereden door een man op een elektrische fiets. Hij stapt af en terwijl we samen oplopen, vertelt hij dat hij naar zijn volkstuin is geweest, onder aan de dijk in Waardenburg. Hij is nog even naar de dijk gefietst om te zien of er al zwaluwen zijn. ‘Vijf jaar geleden zag ‘k ze al op 25 maart, dus moeten ze er nu wel zijn.’
En ja hoor, het is meteen raak. Eerst één paartje, met hun witte stuitjes buitelend boven de Kil, als grote vlinders, en dan opeens een stuk of vijf tegelijk.
De man draagt een keurige pet en hij is voor de oorlog in mijn geboortedorp Geldermalsen geboren, in de Meersteeg: ‘de mooiste straat van heel Geldermalsen’. Je zag daar bijna elke avond stelletjes wandelen, vertelt hij. Nu is hij 79 en heeft hij zijn huis aan de rand van het bos in Neerijnen, moeten opgeven.
De man heeft, hoor ik, net als ik de oude freule Van Pallandt nog gekend, en samen halen we anekdotes op over deze laatste kranige dame op kasteel Neerijnen. Haar moeder, de barones, heeft hij ook nog even meegemaakt. Met haar had hij vaak over Wilhelmina gepraat. ‘Zo was de freule weer via haar met haar dochter, prinses Juliana, bevriend geweest. Die kwam hier zovaak logeren. Ze waren ook ongeveer even oud. Maar toen de prinses in de oorlog naar Canada verhuisde, is het contact wat verwaterd. Ja, dat krijg je toch…’
Ik ken verhalen. Ik ben in de jaren zestig nog wel op de thee geweest bij de freule. Ze heeft me toen laten zien waar ze met haar nichtjes en neefjes propjes schoot op de Brueghel die daar op zolder hing. En ook de serre waar Prins Hendrik wel eens bivakkeerde als hij in het bos kwam jagen.
De freule, vertelt de man, had de gewoonte ontwikkeld om, als het regende, snel zijn kleine huisje binnen te wippen met de vraag of hij haar niet naar het kasteel kon rijden zodat ze niet nat werd. Hij deed dat altijd graag, ‘want dan kwam ik daar nog eens’.
Mijn laatste locatie voor vandaag ligt in de uiterwaarden. Ik loop via de weg, voor het kasteel langs, naar de Waaldijk, en volg daar het wandelpad dat aan de overkant schuin in de richting van de rivier afdaalt. Na de bocht, waar de bossages aan de linkerkant ophouden, klim ik een houten hek over en loop dan veertig meter langs het schrikdraad tot ik een bosje links in een bepaalde hoek heb.
Dan loop ik tot halverwege het weiland naar dat verre bosje toe en stel ik voor de laatste keer mijn statief op. In de verte zie ik af en toe een stuk opbouw van een schip dat over de Waal vaart.
De laatste foto’s van vandaag leveren vooral veel leeg, groen weiland op, zie ik achterop de camera, met hier en daar wat paardenbloem en madeliefjes, en pas aan de horizon wat donkergroene bosjes onder een fraaie wolkenlucht.
Click hier voor een beschrijving van het project ‘Objectief beeld van Nederland – 2014’