De zwavelwater-vondst van mijningenieur Adriaan Stoop
Door Reinjan Mulder
In de zomer van 1966 bracht ik met mijn eindexamenklas een mooie week door in het chalet van een van mijn klasgenoten, in het Zuid-Duitse Bad Wiessee. Daarna dacht ik jaren lang niet meer terug aan die zomer waarin ik mijn schooltijd afsloot – totdat het jaar 1995 aanbrak. In dat jaar, bijna dertig jaar nadat ik voor het eerst voet op Duitse bodem had gezet, gebeurden er twee dingen die voor het verhaal dat ik over Adriaan Stoop’s Haus Jungbrunnen wil vertellen, van belang zijn. Ik raakte bevriend met Arnon Grunberg, wiens ouders in de nazi-tijd uit Duitsland naar Nederland waren gekomen, en ik las in de non-fictiebijlage van NRC Handelsblad over een nieuwe biografie van de Nederlandse mijningenieur Adriaan Stoop.
Wat hadden die jonge Nederlandse schrijver en deze ir. Adriaan Stoop met Bad Wiessee te maken?
Meer dan ik dacht.
Laat ik beginnen met Arnon Grunberg. Ik kende hem nog maar kort toen ik hem vroeg of hij geen medewerker van onze krant wilden worden. Hij had een boek op komst, Blauwe maandagen, en hij had op een originele manier gereageerd op een recensie die ik had geschreven over de bundel De olifant en het joodse probleem van Jessica Durlacher waaraan hij had meegewerkt.
Dat wilde Arnon wel, en toen dat al snel tot steeds betere stukken leidde, nodigde ik hem maar eens uit voor een lunch in de Irish Pub, en later ook voor etentjes in de wat betere restaurants, om daar ideeën voor stukken voor onze krant te bespreken. Op medewerkers van zijn kaliber moest je zuinig zijn.
Tijdens een van die etentjes, waarbij ook de chef van onze redactie Joyce Roodnat aanwezig was, kwam het gesprek op een gegeven moment op Duitsland. Was dat een land waarheen je na alles wat daar gebeurd was nog voor je plezier met vakantie kon gaan?
Onze chef dacht van niet.
Maar Arnon en ik zagen dat anders. En al pratend ontdekten wij dat we, hoe toevallig, allebei in onze jonge jaren aan hetzelfde kleine meertje in de Beierse Alpen Duitsland hadden leren liefhebben. Ik in Haus Jungbrunnen, in Bad Wiessee, in het jaar van mijn eindexamen, en Arnon een jaar of tien later, een paar honderd meter verder, toen hij als kind met zijn ouders en zijn zusje voor het eerst in Duitsland een vakantie had doorgebracht.
How we learned to love the bomb.
Zowel voor Arnon Grunberg als voor mij was een verblijf aan de zo goed verborgen Tegernsee een keerpunt in ons leven geweest. Een vakantie om nooit te vergeten – omdat we voor het eerst weg waren uit onze dagelijks omgeving, en omdat het de eerste kennismaking met een aantal andere kanten van Duitsland dan die waaraan we gewend waren. Samen met zijn zusje had Arnon in zijn kindertijd in een roeibootje op het Duitse meer gevaren – ‘alleen met zijn tweeën’ en daarna hadden ze aan de oever een buitengewoon aardig Duits echtpaar ontmoet.
Die had je dus nog. En dan had zijn vader had hem in Zuid-Duitsland ook nog laten kennismaken met het fascinerende en verslavende fenomeen dat ‘bergwandelen’ heet.
Das Wandern! Op het Gymnasium hadden wij tijdens een van de eerste Duitse lessen van meneer Dokter met de hele klas al het Schubert-lied Das Wandern is des Müllers Lust leren zingen, met daarin aan het slot van het eerste couplet de prachtige, herhaalde uitroep ‘Das Wa-ha-ndern!’
Hoe vaak hadden we dat die laatste week met elkaar, tijdens onze wandelingen rond de Tegernsee, niet half spottend nagezongen.
Voor Arnons Duitse ouders bleek er na al die jaren in Nederland nog steeds geen streek te zijn die zich zo goed voor vakanties, en bergwandelingen leende als Zuid-Duitsland.
Ik kon het, tijdens ons etentje in het Amsterdamse restaurant, alleen maar beamen.
En wat de Nederlandse mijningenieur Adriaan Stoop daar mee te maken had? Dat is gauw gezegd: alles.
Zonder Adriaan Stoop zou ik niet alleen in 1966 niet in Bad Wiessee zijn geweest, en misschien zelfs wel nooit in Duitsland, zonder hem zou het hele plaatsje Bad Wiessee nooit hebben bestaan.
In ieder geval zou het zonder Adriaan Stoop nooit de badplaats Bad Wiessee zijn geweest, maar hooguit een uit zijn krachten gegroeid, onbestemd dorpje aan de westelijke (‘Wies’) kant van een meertje (‘See’), zoals er in Zuid-Duitsland zo veel dorpjes aan zo veel meertjes liggen.
Adriaan Stoop, zo begreep ik uit de recensie van zijn biografie, was na een succesvolle carriere in de Indische oliewinning door een Beierse koopman gevraagd om ook eens in Duitsland naar petroleum te komen boren. Maar in plaats van olie te vinden was hij in de diepere aardlagen van wat later Bad Wiessee zou worden op iets anders gestuit: een troebel, naar eieren stinkend spuitwater. Met als gevolg dat Duitsland dan wel nooit een petrochemische industrie heeft gekregen zoals Nederland, maar iets veel leukers: een uniek, door Nederlanders geleid luxe Kuuroord. Dank zij de Nederlandse Adriaan Stoop kreeg Beieren in 1910 het sterkste zwaveljodium-bad van heel Duitsland.
Op dat moment, tijdens het lezen van de krantenrecensie, ving ik de eerste glimp op van de wonderlijke man in wiens huis ik op mijn zeventiende had gelogeerd. En stukje bij beetje kwamen de herinneringen aan die zomer na ons eindexamen terug. Het roze tegeltableau bovenaan de trap, met de ‘springende bron’. De sherry met pindaatjes die we na onze wandelingen kregen voorgezet op het grote terras, een luxe die wij ons thuis nooit zouden veroorloven. De harmonie die elke middag in de muziekkapel naast de wandelhallen speelde. De grote grasvelden in het centrum waarop grote groepen wandelaars paradeerden.
En ik begon eindelijk te begrijpen waarom wij, als gasten op Haus Jungbrunnen, ons zovaak we wilden in het plaatselijke badpaviljoen in een soort modderbaden mochten laten onderdompelen. Alleen het idee al had ik destijds zo afschrikwekkend gevonden, dat ik er niet over piekerde om van dit aanbod gebruik te maken, maar enkele klasgenoten hadden aan het eind van die week toch de stoute schoenen aangetrokken. Hun wilde verhalen over potige vrouwen met schorten die je eerst poedelnaakt uitkleedden en dan in een eng soort bad lieten zakken, hadden op de rest van ons gezelschap al meteen erg veel indruk gemaakt.
Sindsdien liet mijn interesse in het Duitse Kurort Bad Wiessee en in Duitse kuuroorden in het algemeen mij niet meer los.
Wat waren dat voor mensen die zich vrijwillig in een bad vol vies, stinkend water lieten onderdompelden? Wat was dat voor een land, waar dat de normaalste zaak van de wereld was? En wie was Adriaan Stoop?