‘Dein trauriger Ludwig’ – Wittgenstein’s foto-albums
Door Reinjan Mulder
Het enige wat een mens met inspanning moet leren, vond de vader van Ludwig Wittgenstein (1889-1951), is Latijn en wiskunde. ‘Deze twee vakken vormen de geest voldoende, en al het andere, zoals aardrijkskunde, geschiedenis en dergelijke, vliegt iemand later door het lezen wel aan.’
Wittgensteins vader had het niet zo op scholen. Hij vond dat zijn kinderen hun jeugd beter konden besteden aan wandelingen en sport. Of deze houding er toe geleid heeft dat de grote filosoof later de grootste moeite had om zich in grote gezelschappen staande te houden, en zich in plaats daarvan liever in zijn Noorse berghut terugtrok, is niet met zekerheid te zeggen, maar op deze vroege foto, gemaakt op Wittgensteins vijfde, krijg je wel de indruk dat hij het leven van jongs af aan nooit als een godsgeschenk heeft gezien.
Wat een hoofd! En wat een scepsis! Als je zou zeggen dat het hier om een man van vijftig ging, zou je het ook geloven – totdat je die knietjes ziet, in die rare windseltjes, met dat kleine, blote stukje dij…
De foto is één van meer dan vijfhonderd afbeeldingen in de fotobiografie van Michael Nedo: Ludwig Wittgenstein – Ein biografisches Album (uitg. C.H. Beck). Wat je uit dit boek onder meer kunt leren, is hoe de grote filosoof op bijna alle portretten van hem die er zijn, dezelfde diep gekwelde en vroegwijze uitdrukking heeft die hij al op zijn vijfde had.
Of hij daarna nog veel aan sport heeft gedaan vermeldt het boek niet, één keer zie je hem vliegeren met William Eccles, maar hij moet zeker nog veel gewandeld hebben. Het boek heeft zelfs de vergeelde wandelkaart van Wittgenstein afgedrukt, van het gebied ten zuiden van Wenen tot aan Trattenbach, de plaats waar hij jaren lang onderwijzer was. Met rode potloodstreepjes heeft hij op deze kaart aangegeven welke plaatsen hij wat beter kent.
Maar ook al dat wandelen rondom Wenen heeft Ludwig Wittgenstein kennelijk nooit opgevrolijkt – al weten we natuurlijk niet wat er van hem geworden zou zijn zonder al die tochtjes door de natuur. Af en toe stond de filosoof weer eens aan de rand van een geestelijke instorting, en dan was een vlucht in de natuur – of naar het front van de Eerste Wereldoorlog – misschien toch een effectief medicijn.
Veel feiten uit Ludwig Wittgensteins leven waren al bekend, met name uit de onlangs weer herdrukte biografie van Ray Monk en het boek over de ‘Young Wittgenstein‘, maar nu je in een groot en dik album alle beelden erbij krijgt, wordt zijn hele geschiedenis nog eens zo fascinerend.
Vooral de episode waarin Wittgenstein zich na de Eerste Wereldoorlog, teleurgesteld in de filosofie – en in het academische leven in Engeland – terugtrekt in Trattenbach, het dorpje onder Wenen, om daar te gaan les geven op een lagere school, heeft beelden opgeleverd waarnaar je uren kunt kijken. Uit de fotoalbums die hij jarenlang bijhield, en waarvan veel bladzijden nu in het album in facsimile zijn afgedrukt, kun je afleiden hoe hij daar met zijn leerlingen erop uit trok, de natuur in, terwijl hij ze naar hartelust fotografeerde. Maar kwam hij ’s avonds thuis, dan schreef hij trouw zijn brieven aan grote Engelse denkers als Bertrand Russell, die hij kon ondertekenen met ‘Dein trauriger Ludwig Wittgenstein‘.
Je treurige Ludwig Wittgenstein.
Over mensen die zich – net als hij – soms ten einde raad uit de grote wereld terugtrekken schrijft Wittgenstein later, in 1946: ‘In vroegere tijden zijn mensen in het klooster gegaan. Waren dat misschien domme of suffe mensen? Welnu, als zulke mensen zulke middelen hebben aangegrepen om verder te kunnen leven, kan het probleem niet gemakkelijk zijn!’
Ook een collega-onderwijzer van Wittgenstein in Trattenbach wordt in het album geciteerd, die ons uitlegt met hoeveel moeite de filosoof zich in zijn tijd als schoolmeester staande probeerde te houden. ‘Eerst woonde W. in een kleine kamer in het Gasthaus zum braunen Hirschen. Spoedig nadat hij daar was ingetrokken was daar dansmuziek. Dat werd hem te veel. Hij liep weg en kwam bij mij en vroeg om onderdak. Later sloeg hij zijn bivak op in de school – de nieuwe hoofdonderwijzer was nog niet verhuisd. Het hout hakte hij op de rand van de haard en de vloer. Hij wilde zo eenvoudig mogelijke kost. Die haalde hij dagelijks bij boer Traht achter in Schlaggraben. In een melkkan nam hij dan ook altijd nog wat mee naar huis.’
Het intrigerendst aan dit album is wel dat Michael Nedo bij de foto’s die hij gevonden heeft, citaten van Wittgenstein heeft gezocht die, ook al zijn ze soms van jaren later, direct verband lijken te houden met wat je op het beeld ziet. Naast twee foto’s waarop Ludwig Wittgenstein met een paard een een vogel staat, vind de (latere) bekende uitspraken: ‘Dieren komen op het noemen van hun naam. Net als mensen.’ En: ‘Als een leeuw zou kunnen spreken, zouden wij hem niet verstaan.’ Wittgensteins schrijven en college geven kenmerkte zich door het geven van heel veel casussen, en wat Nedo nu laat zien is dat die heel vaak uit zijn persoonlijke leven stamden.
Later zal Wittgenstein zich toch zo goed en zo kwaad als dat ging aanpassen aan de academische gewoonten en in Cambridge hoogleraar worden. Maar wat blijft, is de wilde onaangepastheid, en de treurige vervreemding in zijn blik. Als je hem met zijn vriend Ben Richards in Londen op straat ziet lopen, treft je meteen weer zijn houding, afwerend, als die van iemand die nog altijd een minachting voor de gewone schoolvakken heeft.
Omdat die hem zo wel komen aanvliegen.