Dubravka Ugresic wint de Jean Améryprijs 2012
Door Reinjan Mulder
Hoe vaak gebeurt het je dat je iemand het leven redt? Mij hoogst zelden. Toch moet ik het één keer te hebben gedaan. Volgens de van oorsprong Joegoslavische schrijfster Dubravka Ugresic redde ik haar het leven toen ze in 1991 totaal ontheemd en depressief uit haar geboorteland was gevlucht. Dat mag je althans afleiden uit het voorwoord van haar essaybundel Nationaliteit: geen uit 1993: ‘[Toen NRC Handelsblad me verzocht een column van ongeveer duizend woorden te schrijven] kon ik nog niet weten dat zij – de mensen van de redactie, die ik niet kende – mij het leven hebben gered…’
Ik kan me dat moment, dat moment van redden, nog goed herinneren. Ik was in die dagen literatuurredacteur van NRC Handelsblad en ik was naarstig op zoek naar Oost- en Midden-europese schrijvers die columns zouden kunnen gaan schijven voor onze Culturele en Literaire Supplementen. We hadden het gevoel dat er in het oostelijke deel van ons continent veel te gebeuren stond, en we wilden de schrijvers uit deze regio daarover graag zelf aan het woord laten. Op deze manier kregen we niet alleen mooie stukken binnen van – de latere Nobelprijswinnaar – Herta Müller en – het latere Russische enfant terrible – Eduard Limonov (wanneer zoekt iemand die weer eens op?), maar ging ik – op advies van haar uitgever Henk Figee – ook eens praten met de uit het verscheurde Kroatië in Amsterdam neergestreken Dubravka Ugresic (1949).
Dat gesprek, bij café Scheltema op de Nieuwezijds, waarbij ook Henk Figee aanwezig was, verliep meteen zo voorspoedig, dat ik ter plekke besloot om Ugresic voortaan eens in de 14 dagen een stuk voor ons te laten schrijven. Vertaler Roel Schuyt zou trouw voor de vertaling zorgen, en zo ontstond er, in de marge van onze mooie krant, een interessant en actueel oeuvre, dat later niet alleen nog in boekvorm zou uitkomen, in diverse talen vertaald zou worden, en nog altijd lezerswaard is, maar de schrijfster – naar eigen zeggen – ook weer de noodzakelijke zin in het leven gaf: ‘Ik klampte me aan mijn kleine Amsterdamse verplichting vast als aan een laatste strohalm…. Wat mij het leven redde, waren die gewone, dagelijkse handelingen: een vel papier in de schrijfmachine draaien, een tekst schrijven, het geschrevene naar Amsterdam sturen…’
Daarna heb ik Dubravka Ugresic nog lang van meer of minder nabij gevolgd, ik interviewde haar uitvoerig in Berlijn, in 1995, waar we samen aan de Savignyplatz aten en we na afloop bij Frank Berberich van Lettre International aanschoven. Ik gaf een paar redelijk bewerkelijke boeken van haar uit bij Uitgeverij De Geus, die soms groots werden gepresenteerd bij Felix Meritis en lof oogsten bij niemand minder dan Susan Sontag, ik ging wel eens bij haar eten en ik regelde ook nog een verblijf voor haar op het NIAS.
En daarna werd het heel lang stil om haar totdat ik ik in een ‘Voetnoot’ van Arnon Grunberg las dat haar vorige week in Frankfurt een mooie, literaire prijs is overhandigd: de Jean Amery Prijs.
Een goede aanleiding om snel ons Berlijnse interview uit 1995 nog eens terug te zoeken.