Overheid had Gerard Reve-biografie van Nop Maas nooit onder deze voorwaarden mogen subsidiëren

Door Reinjan Mulder
Het derde deel van Nop Maas’ biografie van Gerard Reve, De late jaren 1975-2006,  is tot stand gekomen dank zij financiële bijdragen van onder meer het Amsterdams Fonds voor de Kunst en het Nederlands Letterenfonds. Zo staat het achterin het vorige week verschenen boek vermeld, en dat klinkt natuurlijk mooi. Een overheid die de bestudering en beschrijving van belangrijke Nederlandse literatuur subsidieert.

‘seksueel getinte citaten… alsoook citaten uit ellders gepubliceerde bronnen en enkele alinea’s uit de tekst van mijzelf…’

Toch had de hoofdstedelijke en landelijke overheid in dit geval wel wat beter op mogen letten. Zij ondersteunde in dit geval niet alleen de beschrijving van een interessant schrijversleven, maar ook de gedeeltelijke verduistering daarvan. In het derde deel is bijvoorbeeld op veel plaatsen aangegeven dat daar passages zijn geschrapt. Niet omdat de auteur dat wilde, of zijn uitgever, maar omdat de erven van Gerard Reve dat als voorwaarde hadden gesteld voor hun toestemming om uit tot dan toe ongepubliceerd materiaal te citeren.
In vroeger jaren heette zoiets ‘censuur’. Iemand anders dan de auteur of de uitgever schrapt gedeelten van een te publiceren tekst omdat die hem om wat voor reden dan ook onwelgevallig zijn.
Dat het in dit geval niet om esthetische of financiële argumenten gaat, maar zuiver om aan de rechthebbende onwelgevallige passages, blijkt al direct uit het woord vooraf. Daarin wordt aangegeven dat de erven, lees Joop Schafthuizen, bezwaar hadden tegen het noemen van geldbedragen, tegen seksueel getinte citaten, passages over het privéleven, uitlatingen over derden, en zelfs citaten uit elders gepubliceerde bronnen en opvattingen van de biograaf.
Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Ik zou ook bepaalde bezwaren hebben tegen het noemen van geldbedragen en tegen het belasteren van aardige, hardwerkende personen.
Maar dit is wel een biografie. Ja, zelfs een gesubsidieerde biografie. En in een biografie wordt een leven beschreven. Zo goed als dat maar mogelijk is.
Laat ik voorop stellen dat iedereen elke voorwaarde mag stellen aan het gebruik van teksten waarop hij wettelijk rechten kan doen gelden. Het auteursrecht is, terecht, een ijzersterk recht.
Maar degeen die deze teksten wil gaan gebruiken, kan die voorwaarden ook verwerpen. In dit geval had Nop Maas, of zijn uitgever, nooit mogen instemmen met de voorwaarden die Joop Schafhuizen had bedacht. Temeer omdat het hier geen privéproject betreft van een of andere doorgedraaide Gerard Reve-fan, maar om een door de overheid gesteunde en gestimuleerde biografie van iemand die een grote staat van dienst heeft en geacht mag worden het kaf van het koren te kunnen scheiden.
Nop Maas is niet zomaar iemand. Hij is een geschoold deskundige, en net zoals voor een journalist het persrecht en diverse stijlboeken gelden, zo is ook hij, als biograaf, gebonden aan bepaalde beroepsnormen.
Tot de eerste van die normen behoort de regel dat een biograaf vrij is, ja zelfs verplicht is, om zijn eigen mening te geven over wat hij gevonden heeft.
En ook, dat hij vrij is om naar believen te citeren uit reeds gepubliceerde bronnen.
Zeker wat door anderen is vastgesteld of geciteerd, moet onbeperkt door de biograaf herhaald kunnen worden.
Dat de overheid nu middels subsidiëring heeft meegewerkt aan een dergelijke zwijgplicht is iets wat haar ernstig kwalijk te nemen is. Het gaat misschien wat ver om de subsidie aan Nop Maas nu nog wegens wanprestatie terug te vorderen, maar in ieder geval zou aan toekomstige subsidies standaard de clausule toegevoegd moeten worden dat de biograaf alles publiceert waarvan hij vindt dat dit gepubliceerd moet worden, en dat hij zonder last of ruggenspraak zijn meningen formuleert.
Aan het object van een biografie of zijn erven is dan de keus of zij met die voorwaarden leven kunnen, of dat ze voor de misschien wel eeuwige obscuriteit van de overledene gaan.
Gerard Reve heeft er tijdens zijn leven alles aan gedaan om de meningen over hemzelf en zijn werk met allerlei leugens en mystificaties bij te sturen, maar nu hij dood is, is er weinig reden om deze – vaak heel amusante – poppenkast ononderbroken en door de staat gesteund voort te zetten.

Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 25 oktober 2012. Op 15 januari 2013 zal Reinjan Mulder om 12.30 uur in gesprek gaan met Nop Maas, in de Loketten van het Vlaams Parlement, medegeorganiseerd door ‘De Buren’.
De recensie van deel drie van de biografie is elders in
Das Zahngold  te vinden.  

 

 

3 Reacties

  1. […] Lees het hele stuk hier. […]

  2. PS vreemd dat Joop Schafthuizen er kennelijk geen bezwaar tegen maakte dat hij in de biografie wordt voorgesteld als iemand die het liefst in Schiedam woonde omdat daar tenminste jongetjes waren die het wel met hem wilden doen. Daar zou ik nu weer bezwaar tegen hebben gemaakt.

  3. Een waar woord, het bezwaar weegt voor een ieder duidelijk anders. Dat het noemen van bedragen niet mag worden benoemd is meer dan betuttelend, bovendien schaadt het de erven geenszins behoudens dan dat wij kunnen reconstrueren hoe het paar heeft geleefd en vooral op welke voet. Iets dat m.i. schatplichtig is aan de literatuur, tenminste wanneer we daarvan een juist beeld willen scheppen en geen mythologisch.
    Joop is in de war en dat al heel lang, zoals het nu eruit ziet probeert hij alleen na te trappen. Wat er ook geciteerd had zullen worden, het zou hem niet echt hebben geraakt, in de literatuurwetenschap zal hij niet verder kunnen stijgen dan een voetnoot, nu wordt dat er een die zich onsterfelijk belachelijk maakt. Een Schiedam meer of minder doet daaraan verder geen afbreuk.

Geef een reactie