Het ‘Hollands maandblad’ van mr. K.L. Poll: tien jaar uitgeverij Augustus en de val van J.M. Meulenhoff (2)
Door Reinjan Mulder
Een jaar geleden liet ik u op deze plaats achter met de kroniek van tien jaar uitgeverij Augustus en de val van J.M. Meulenhoff, een verslag over de jaren 2001-2011 dat mij ooit was toegespeeld.
Maar dat verslag was nog niet af. Er was nog een vervolg en er was nog een voorgeschiedenis die verteld moesten worden. Een deel daarvan zette ik al eens op schrift voor het boek De grootste kraak in krantenland (2008) van Herman Spinhof en Kees Schaepman, waaraan ik wat fragmenten mocht bijdragen, maar omdat bijna niemand uit de boekenwereld dat boek gelezen lijkt te hebben, herhaal ik ze hier maar eens – vooral omdat de kroniek over Meulenhoff zich de afgelopen 14 maanden tot een van de meest gelezen stukken van Das Zahngold heeft ontwikkeld. Dat schept verplichtingen.
Daarom: wat ging aan het rampjaar 2001 vooraf?
Toen Mai Spijkers in 2004 met het opheffen van de aparte divisie Algemene Boeken PCM in één klap zijn functie als directeur van de PCM-boekengroep kwijtraakte en terugkeerde naar Prometheus/Bert Bakker, bleven de meeste andere uitgeverijen van het concern in grote verwarring achter. Sommige PCM uitgeverijen zoals Prometheus lukte het weer om met vallen en opstaan de draad op te pakken uit de tijd vóór ze bij PCM werden ingelijfd, maar het paradepaardje van het concern, J.M. Meulenhoff, probeerde onder verschillende uitgevers tevergeefs om op te krabbelen van alle klappen die het had gekregen.
Het is te gemakkelijk om de leegloop van Meulenhoff en de ontbinding van de PCM boekendivisie die daar ten slotte op gevolgd zijn, volledig te wijten aan het vertrek van Tilly Hermans met haar auteurs en Mai Spijkers’ nogal botte reactie daarop. Boven Mai Spijkers stond al die jaren van zijn directeurschap een Raad van Bestuur van PCM, waarin de latere CDA-staatssecretaris Ben Knapen voor de boeken verantwoordelijk was. Ook hij liet het allemaal gebeuren.
En eigenlijk had het verval bij Meulenhoff ook al veel eerder ingezet dan met het vertrek van Tilly Hermans. In 2001, toen zij met veel ophef vertrok, was het al een tijdje mis met de uitgeverij. J.M. Meulenhoff had in 2001 nog altijd een grote reputatie op het gebied van Nederlandse en vertaalde literatuur en kunstboeken, maar dat was niet zozeer de verdienste van Tilly Hermans’ en ook niet van de ijlings naar een ministerie vertrokken directeur Maarten Asscher.
Voor het succes van Meulenhoff was zeker zo belangrijk het Franse, Duitse en Spaanse fonds, zoals dat was opgezet door Asschers voorganer Laurens van Krevelen. En ook het Nederlandse fonds, zoals dat in de loop van jaren was ontstaan rond het nog altijd bestaande literaire tijdschrift Hollands Maandblad.
Met name de verbinding met Hollands maandblad en in iets mindere mate NRC Handelsblad had er in de jaren zeventig en tachtig voor gezorgd dat J.M. Meulenhoff na het terugvallen van De Bezige Bij meer dan een decennium lang als de beste literaire uitgeverij van Nederland gold, met auteurs als Oek de Jong, Adriaan van Dis, Rudy Kousbroek, Renate Rubinstein, Jan Siebelink, J.M.A. Biesheuvel, Nelleke Noordervliet, Charlotte Mutsaers en indirect, via Oek de Jong, ook Marcel Möring.
Als al deze succesvolle auteurs al niet debuteerden in Hollands Maandblad, dan kwamen ze wel via het klimaat dat direct om het blad hing, in de ‘stal’ van J.M. Meulenhoff terecht.
De man die daarvoor alle credits verdient, dat moet maar eens gezegd worden, was de oprichter en enige redacteur van Hollands Maandblad, mr. K.L. Poll (1927-1990), niet toevallig ook de literatuurredacteur en later de chef kunst van het Algemeen Handelsblad en zijn opvolger NRC Handelsblad.
De grote fout van Meulenhoff is, achteraf gezien, geweest dat ze niet wat zuiniger op deze geweldige talentenscout zijn geweest.
Dit is niet de plaats om uitgebreid op het conflict in te gaan dat op een gegeven moment tussen K.L. (‘Bert’) Poll en Maarten Asscher is ontstaan, maar feit is dat toen Poll en zijn maandblad in de jaren tachtig door Meulenhoff-directeur Maarten Asscher buiten de deur waren gezet, Meulenhoff nog een aantal jaren een fonds met grote Nederlandse namen was, maar… er kwam praktisch geen nieuwe naam meer bij.
Maarten Asscher slaagde er zelf niet in om de rol die K.L. Poll voor Meulenhoff had vervuld over te nemen, Tilly Hermans had hem toch al nooit met verve vervuld, de nieuwe Meulenhoff-uitgever Chantal d’Aulnis de Bourouill lukte het niet, en ook haar opvolgster Annette Portegies bracht er – in veel slechtere tijden – maar weinig van terecht.
Tekenend is in dit verband dat Tilly Hermans er na haar vertrek bij Meulenhoff nooit meer in geslaagd is om met haar eigen uitgeverij Augustus de grote nieuwe namen te vinden die elke uitgeverij nu eenmaal steeds weer nodig heeft om te kunnen overleven.
Met het hardhandig wegwerken van K.L. Poll bij Meulenhoff had Maarten Asscher, waarschijnlijk zonder het te beseffen, Meulenhoff’s kip met de gouden eieren geslacht. Nog even probeerde Poll met zijn Hollands Maandblad zijn draai te vinden bij uitgeverij Veen, waar nu ook zijn eigen boeken mochten verschijnen, maar dat was toch een heel ander bedrijf dan het in de Amsterdamse Gouden Bocht gelegen Meulenhoff. L.J. Veen werd geleid door iemand die in de bossen van Arnhem woonde en elke dag op en neer treinde, en het kantoor zat – God betere het – ergens in Utrecht. De magie van Hollands Maandblad was weg.
Als ik dit verhaal nog met wat beeldspraak mag eindigen: waar J.M. Meulenhoff met K.L. Poll en zijn maandblad de sleutel tot nieuwe Nederlandse literatuur in handen had, daar slaagden na zijn voortijdige vertrek noch uitgeverij Augustus, noch L.J. Veen, noch het nieuwe Meulenhoff erin die sleutel terug te vinden.
Over een paar dagen, op 5 oktober, zou K.L. Poll 85 jaar zijn geworden: gedenk hem.
Gedeelten van dit stuk werden eerder opgenomen in: Kees Schaepman en Herman Spinhof, met medewerking van Reinjan Mulder: De grootste kraak in krantenland, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2008.