Cees Nootebooms ‘miskenning’ in Nederland: de ontvangst van ‘Het volgende verhaal’ in NRC Handelsblad
Door Reinjan Mulder
Het boek waarmee P.C. Hooftprijswinnaar Cees Nooteboom in de jaren negentig van de vorige eeuw spectaculair in Duitsland doorbrak was Het volgende verhaal, een novelle die hij in 1991 als boekenweekgeschenk voor de CPNB schreef. Sinds die doorbraak heeft Nooteboom er veel plezier in om rond te vertellen dat dit kleine meesterwerk door de Nederlandse kranten, waaronder NRC Handelsblad, unisono was neergesabeld.
Dat is natuurlijk ook een mooi verhaal, over de profeet die in eigen land niet wordt gewaardeerd, maar of het klopt…
Dank zij het digitale NRC Handelsblad archief kan iedereen nu zelf nakijken hoe Het volgende verhaal hier destijds is ontvangen. Maar voor wie daar geen toegang toe heeft, citeer ik graag wat ik zelf in 1991 in NRC Handelsblad over Het volgende verhaal schreef . Waarbij ik er voor de slechte verstaander nog even op wijs dat de aanvankelijke aanvechting die ik volgens mijn stuk voelde om het boek van Nooteboom halverwege dicht te slaan, natuurlijk bedoeld was als opmaat voor de verrassing die later in het stuk komt: dat doorlezen in ‘Het volgende verhaal’ loont.
Dat neemt niet weg dat ik me nog steeds afvraag of Het volgende verhaal nu wel het ideale boek was om in een oplaag van meer dan een half miljoen exemplaren ongevraagd onder alle Nederlandse boekenlezers te verspreiden. Ik ben niet tegen ‘kunst voor het volk’, zeker niet, maar weet wel heel aardig de verschillende publieksgroepen te onderscheiden, die lang niet allemaal hetzelfde mooi zullen vinden. Het volgende verhaal koketteert op het irritante af met een klassieke vorming en een grote belezenheid, en voor hoeveel mensen speelt zo’n item nu helemaal?
Maar wie dat koketteren met de klassieken desondanks toch tot een goed einde weet te brengen, kan in ieder geval bij mij op de nodige bewondering rekenen. En Cees Nooteboom deed dat, in dit boek. Daarom is het jammer dat er in de krant in 1991 nog geen traditie was om boekenweekgeschenken en -essays na een noodgedwongen haastige, nieuwsachtige beschrijving ook nog eens een meer kritische en meer analytische tweede ronde te geven. Die moest toen – helaas – nog van de Duitsers komen.
En dan nu mijn stuk uit 1991 over Het volgende verhaal:
CEES NOOTEBOOM NEEMT MET HET VOLGENDE VERHAAL WRAAK OP DE CPNB
Door Reinjan Mulder – Een aantal jaren geleden werd Cees Nooteboom door de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) benaderd met het verzoek of hij een boekenweekgeschenk zou willen schrijven. Ja, zei Nooteboom, dat wilde hij wel, en hij begon enthousiast een opzet te maken. Het boekje zag echter nooit het licht. Aan de cabaretier Wim Kan, zo werd duidelijk, was eveneens gevraagd een boekenweekgeschenk te schrijven. En omdat die ook toezegde, ontstond er een klein probleem. Het boekje van Nooteboom was plotseling niet meer nodig. De CPNB liet de auteur zonder enige vergoeding met zijn opzet zitten en lange tijd hoorde hij niets meer van de organisatie.
Cees Nooteboom haalde deze geschiedenis vorige maand met zichtbaar genoegen op tijdens de officiele pers-presentatie van het boekje dat hij voor de boekenweek van dit jaar schreef. Het had hem goed gedaan, moest hij bekennen, dat het geschenk van Wim Kan uit 1983 de grootste flop uit de geschiedenis van de CPNB was geworden. En hij concludeerde, zonder rancune, dat de CPNB van nu kennelijk niet meer dezelfde is als de CPNB van een paar jaar geleden. Toen werd er in de eerste plaats gezocht naar een niet te moeilijk, luchtig geschenk dat bij een zo groot mogelijke groep boekenkopers in de smaak zou kunnen vallen. Nu mocht het blijkbaar weer echte, serieuze literatuur zijn.
Dat Nootebooms novelle Het volgende verhaal tot de meer serieuze literatuur moet worden gerekend, zal niemand die het boekje gelezen heeft, willen betwisten. Het 92 bladzijden tellende verhaal is zelfs uiterst serieus te noemen, op het provocerende af. Alsof Nooteboom wraak heeft willen nemen op het plebs dat hem acht jaar geleden in de steek liet. De novelle beschrijft een reis van een 64-jarige man naar een soort onderwereld die gesitueerd is in het binnenland van Brazilië. Op de boot hiernaartoe vertellen zes reizigers allen hun eigen verhaal. Het verhaal dat in het boekje staat, blijkt aan het slot het verhaal te zijn dat de zevende reiziger, de bejaarde Nederlander, vertelt.
Het eerste dat aan dit verhaal opvalt is dat het vrijwel vanaf het begin overloopt van de verwijzingen naar de klassieke mythologie. De hoofdpersoon heeft zich de laatste jaren in leven gehouden met het schrijven van oppervlakkige reisgidsen, waarover hij de nodige sarcastische opmerkingen maakt, maar zijn loopbaan is hij begonnen als leraar klassieke talen op een provinciaal gymnasium. Hij heeft zich daar ontpopt als het prototype van de traditionele alfa die niets moet hebben van de chemische of biologische verklaringen van het leven die zijn collega’s er op nahouden.
De leraar is het type van de denker. Zijn bijnaam is Sokrates. Zijn inzichten en overpeinzingen brengt hij op een ingewikkelde manier onder woorden: ‘Techniek zegt mij niet veel, het is een gestadige uitbreiding van het lichaam met onvoorzienbare consequenties, je vindt het waarschijnlijk pas echt leuk als je zelf al een beetje van aluminium en plastic bent en niet meer zo erg in de vrije wil gelooft.’
Cees Nooteboom aarzelt ook niet om zijn leraar bij passende gelegenheden een latijns citaat te laten geven. Ipsa sibi virtus praemium. Wie dat niet begrijpt, mag de vertaling aan het eind van het boekje opzoeken.
Het zijn niet de enige factoren die maken dat je aanvankelijk maar moeilijk in Het volgende verhaal doordringt. Ook om andere redenen moest ik bij de eerste lezing van het boek geregeld de aanvechting onderdrukken het voorgoed dicht te slaan. Er staan bijvoorbeeld vrij veel fragmenten in die pas later in het verhaal of helemaal nooit duidelijk worden. Af en toe wordt er een ‘je’ aangesproken, en pas aan het eind weet je zeker wie deze aangesprokene is.
Bij een tweede lezing blijkt het verhaal echter aanmerkelijk boeiender te worden. Je wordt minder afgeleid door de vele zwaar opgedirkte wijsneuzigheid die de voormalige leraar ten beste geeft, omdat je weet dat dat bij zijn aard past, en sommige onbegrijpelijke fragmenten worden, zodra je de afloop weet, veel duidelijker. Je ziet dat er door het hele boek heen eigenlijk twee verhalen worden verteld die behoorlijk kunstig in elkaar zijn geschoven. Het ene verhaal is de banale geschiedenis van een veertigjarige leraar die overspel pleegt met een collega, (‘banalitas banalitatis‘ schrijft Nooteboom ergens zonder verdere toelichting), het andere beschrijft de veel verhevener dood van die leraar twintig jaar later.
Het verbindende element van beide verhalen is de stad Lissabon. In deze stad bedrijft de leraar met zijn lerares de in zijn ogen banale liefde. En het is ook de plaats waar, op de rivier de Taag, zijn definitief laatste tocht begint.
Wie de stad kent, zal in het boek een paar geslaagde beschrijvingen ontdekken, compleet met de fraaie gedachten die de leraar over de stad heeft. Behalve een novelle wordt het geschenk zo toch ook nog een beetje een reisverhaal.
Net als in de tijd van Wim Kan heeft de CPNB ook dit jaar twee schrijvers gevraagd een boekje te schrijven. Maar een verschil is dat ze nu allebei worden uitgegeven. Naast het geschenk van Cees Nooteboom, komt Lieve Joris tijdens de boekenweek met Een kamer in Cairo. In dit boekje, dat officieel wordt aangeduid als het boekenweek-essay, beschrijft ze hoe zij na haar verre reizen die resulteerden in bestsellers over De Golf, Zaire en Hongarije nu tegen het verschijnsel reisboek aankijkt. Aan de hand van enkele vervelende belevenissen maakt Joris duidelijk dat haar boeken waarschijnlijk iets te veel de zonzijde van het reizen laten zien. De inzinkingen die op elke reis plaatsvinden en de twijfels aan elke nieuwe onderneming heeft ze tot nu toe nooit goed durven opschrijven.
Toch zijn juist deze persoonlijke aspecten voor haar achteraf het belangrijkste. ‘Elke reis die ik maak heeft de kenmerken van een rituele onderdompeling. In de Arabische wereld was ik preutser dan ik doorgaans ben, in Zaire vrolijker, in Hongarije wellicht iets melancholieker. Maar vroeg of laat stoot ik op iets onverzettelijks binnen mezelf.’ Lieve Joris laat in Een kamer in Cairo op verrassende wijze zien dat haar wortels nog altijd in het Belgische Neerpelt liggen. ‘Weerkeren tot het landschap van mijn jeugd brengt alles tot zijn ware proporties terug. Mijn vertrek uit die omgeving heeft een wak geslagen in mijn leven dat ik sindsdien onverminderd bezig ben te dichten.’
Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 1 maart 1991. Click hier voor mijn recensie van Cees Nooteboom’s roman ‘Rituelen’.