Uitgeverij J.M. Meulenhoff spuit weer modder – nieuwe knollen voor oude citroenen
Door Reinjan Mulder
UPDATE 2011 – ‘Directeur Sander Knol verlaat per direct uitgeverij Meulenhoff-De Boekerij.’ Het nieuws in Boekblad kwam toch nog later dan ik had gedacht. Een incompetenter en kwaadaardiger directeur dan deze Knol had ik zelden meegemaakt. Kennelijk gedijt dit soort directeuren juist in het huidige, voor boeken zo gure, klimaat.
Ik ken Sander Knol een beetje. Helaas, zeg ik er meteen bij. In mijn Meulenhoff-tijd was hij daar een paar maanden interim-directeur en zo had ik het dubieuze genoegen ‘onder hem’ te mogen werken.
Mijn eerste kennismaking met zijn praktijken zal ik niet gauw vergeten – vooral niet omdat hij mij niet veel later vanwege mijn ‘functioneren’ voor de kantonrechter meende te moeten dagen. Sander Knol wilde in zijn tijd als interim-directeur zo snel mogelijk van Meulenhoffs oudere, loyale medewerkers af, om met een paar volgzamere en jongere mensen een doorstart te kunnen maken, mensen die, anders dan ik, niets terug zeiden als hij iets voor hen bedacht. Bovendien dacht hij waarschijnlijk dat zoiets in Nederland de taak van interim-directeuren was: mensen de laan uit sturen, de boel een beetje opschudden.
Arme Sander Knol…
Ik was, toen hij bij ons kwam werken, al wat langer van plan om Meulenhoff de rug toe te keren, zodra dat kon, omdat het werken daar, in die permanente crisissfeer, allesbehalve een pretje was. Het moederconcern was net door de PCM-top aan het Britse hedgefonds Apax verkocht en daar was de inzet om het bedrijf zo snel mogelijk af te slanken, al het onroerend goed te verkopen, en het restant met een flinke winst door te verkopen. Hoe kon je in zo’n situatie aan auteurs duidelijk maken dat ze vooral naar Meulenhoff moesten komen met hun boeken? Maar Knol was me vóór, door mij eenzijdig een ontslag aan te zeggen, dat hem de statuur van de gevreesde interimmer zou kunnen geven die hij uit zijn managementboekjes kende: hire and fire.
En zo kwam ik aan het eind van zijn eerste jaar bij Meulenhoff zomaar, uit het niets, in een zware, en vooral dure ontslagprocedure terecht.
Tsja… Als Sander Knol mij een keer voor een kopje koffie had uitgenodigd en had gevraagd: ‘wat vind je zelf, we kunnen het nu misschien ook wel zonder jou af, zo leuk moet het hier niet zijn voor jou,’ dan had ik iedereen opgelucht gedag gezegd. Voor het geld hoefde ik het bij Meulenhoff al lang niet meer te doen. Sinds mijn veertigste was ik man in bonis.
Maar Sander Knol was geen man van gesprekken en kopjes koffie. Sander Knol had gewerkt bij de Duitse boekenclub ECI, waar hij had geleerd om in cijfertjes en juridische procedures te denken. Sander Knol geloofde sindsdien meer in dure advocaten van de Zuid as en in het goochelen met ponden en euro’s, dat in die laatste tijd bij PCM zo populair geworden was.
Net in de bloeitijd van het Britse hedgefonds had de Nederlandse leiding van het klapwiekende PCM-concern besloten om de directie van het ooit zo gerenommeerde J.M. Meulenhoff maar eens een tijdje in handen te leggen van managers van buiten. Naast Knol was daar ook nog de uit België geïmporteerde Johan de Koning aangetrokken, een gefnuikte beeldhouwer die later ook nog de Bezige Bij bijna de vernieling in zou helpen. Elke week liet deze De Koning zich met een Mercedes uit Antwerpen naar de Herengracht rijden, om daar met Knol, onder het genot van speciaal bestelde ‘luxe-broodjes’, de cijfertjes door te nemen.
Bij hedgefondsen als Apax draaide in die dagen alles om rendement op korte termijn en om ‘winstmaximalisatie’, zodat de beide heren in hun streven een wit voetje te halen zo snel mogelijk wilden overgaan op het afrekensysteem dat ‘prestatiebeloning’ heet. Onder het motto: ‘alles is in cijfers uit te drukken’, een uitspraak van Sander Knol, tijdens onze eerste nieuwjaarsbijeenkomst. En, het moet gezegd, dat rekenen hadden Knol en De Koning goed in de vingers. Samen begonnen ze, in opdracht van het Britse moederbedrijf, in de paar maanden dat ze bij ons de baas waren het schamele, nog resterende vermogen van J.M. Meulenhoff te gelde te maken en iedereen weg te jagen die daar vraagtekens bij zette. De Vlaamse auteurs werden in hoog tempo naar het Vlaamse De Standaard overgeheveld, zodat Meulenhoff prachtige auteurs als David van Reybrouck, Stefan Hertmans en Johan de Boose aan de Bezige Bij kwijt raakte. Het prachtige, kapitale pand van Meulenhoff aan de Herengracht werd in de verkoop gedaan, en de duizenden antiquarische boeken die daar en bij de buren op zolder lagen, werden voor een zacht prijsje aan opkoper Steven Sterk verpatst.
Maar voor dat zover was, had de eerste actie van Sander Knol in de voormalige goudmijn die Meulenhoff was al de vormgeving van het zieltogende fonds uitverkocht. Meulenhoff had daarmee in de loop der jaren een reputatie opgebouwd, maar de vormgevers die daarvoor hadden gezorgd (Office of CC, Tessa van dr Waals, Joost van de Woestijne) werden door Knol en De Koning per direct de laan uit gestuurd, want dat kon beter, vonden zij. En zo kregen wij, de laatste Meulenhoff-redacteur Bart Kraamer en ik als ‘interim-uitgever’, benoemd door de vertrekkende directeur Anne Rube, op een van zijn eerste dagen als interimdirecteur van Sander Knol de opdracht om maar eens contact op nemen met een zekere ‘Marlies Visser’.
Marlies Wisser? Wie was in godsnaam Marlies Visser? Bart en ik open en jaren in het uitgeversvake rond maar geen van ons beiden had ooit van haar gehoord.
Dat was ook niet zo gek. Marlies Visser was een schrijfster van kinderboeken, zo vonden we op internet, die ook wel eens boekomslagen voor De Boekerij had gemaakt.
Dat had ons natuurlijk moeten waarschuwen. Sander Knol was behalve interim-directeur bij Meulenhoff ook directeur van De Boekerij, waar hij, zo zei hij ons, goede ervaringen had opgedaan met Marlies Visser’s ontwerpen.
Hoe dat ook zij, samen met Bart Kraamer had ik op een mooie ochtend een kennismakingsgesprek met mevrouw Visser, en naief als we waren, legden we haar uit dat een zekere Sander Knol op dat moment de directie van J.M. Meulenhoff waarnam en dat hij er over dacht wat ontwerpen bij haar te bestellen.
Marlies Visser hoorde onze mededelingen zonder een kik te geven aan, en zei wel geïnteresseerd te zijn in het maken van ontwerpen voor hem – al zou dat, zo begrepen we later, tegen een speciaal, opgehoogd tarief moeten gebeuren.
Het was een knap toneelstukje van deze would-be ontwerpster, dat staat vast, een komische act die ik daarna nooit meer vergeten ben: om een lang verhaal kort te maken, onze nieuwe ontwerpster, ‘Marlies Visser’, met wie wij zo uitvoerig hadden gesproken, bleek niemand anders te zijn dan… de echtgenote van onze brave Sander Knol. Onze nieuwe interim-directeur had als eerste daad bij het noodlijdende Meulenhoff zijn vrouw aan een goed betaald klusje geholpen, zonder ons daar ook maar iets van te zeggen.
Wat wij haar over onze uitgeverij en onze tijdelijke directie hadden verteld, wist ze allemaal al lang en waarschijnlijk ook al veel beter dan wij: uit de echtelijke sponde.
Waren Bart en ik daar met zijn tweeën even mooi in getrapt!
Later bleek dat Sander Knol met de productieafdeling had bedisseld dat zijn Marlies voortaan ook aanzienlijk meer geld voor haar ontwerpen zou krijgen dan gebruikelijk was bij ons. Ik herinner me nog hoe woedend de enige nog overgebleven productiemedewerkster die dag bij ons kwam binnenlopen. Zoveel geld voor een tweederangs schrijfster over prinsesjes!
Maar wat gezegd moet worden, moet gezegd worden. Voor haar eerste Meulenhoff-ontwerp had Sander Knol’s Marlies Visser wel direct een goed idee: ze wilde er graag een kunstwerk voorop zetten. Een echt kunstwerk!
Dat echte kunstwerk – dat volgens de geruchten die al snel de ronde deden bij de familie Knol thuis boven het bankstel hing – moest het leidende beeld voor het nieuwe boek van Marilyn French gaan leveren.
Hoe een Haarlems middenstandsgezin hogerop klimt. Wat niemand bij ons daarna nog verbaasde, was dat de nieuwe Marilyn French, een van de weinige top-auteurs die Meulenhoff in die jaren nog in huis had, in een debacle eindigde. Al meteen tijdens de eerste verkoopgesprekken had de boekhandel in koor om een ander omslag gevraagd. Maar dat werd door onze Sander Knol hardnekkig geweigerd. Hij kon zich absoluut niet voorstellen dat iemand het schilderij dat zijn vrouw en hij zelfs boven de bank hadden hangen niet mooi zou vinden.
Het was een rare tijd, achteraf gezien. De Bezige Bij heeft me later nog aangeboden om een roman van me uit te geven die over die bizarre periode zou gaan, met als titel ‘De laatste redacteur‘.
Dat had misschien wel een kassucces kunnen worden. Ik had daarin kunnen beschrijven hoe geleidelijkaan alle oude Meulenhoff-krachten die zich over de merkwaardige gang van zaken in het bedrijf verwonderden, ontslagen werden, de bureauredactie, de publiciteit, de laatste restjes productieafdeling, en hoe in de maanden die volgden mevrouw Knol van meneer Knol de ene na de andere dubbelbetaalde opdracht kreeg.
Ik heb wel eens gehoord dat de vroegere AP-directeur Theo Sontrop na vijven soms even in het magazijn van zijn bedrijf verdween, in het soiuterrain, om daar een kostbaar deeltje Privédomein achterover te drukken dat hij dan snel bij antiquariaat Kok in de Hoogstraat verkocht, om zo, tot elf uur ’s avonds in De Koningshut rondjes te kunnen geven, en van Prometheus-directeur Mai Spijkers ging het verhaal dat hij een keer een grote kerstboom voor thuis liet kopen door twee jeugdige stagiaires op zijn – toen nog – uitgeverijtje, en ook hoe zijn stagiaires die kersboom daarna ook nog vol met ballen en slingers hadden moeten hangen, maar vergeleken met wat Meulenhoff-directeur Sander Knol hier presteerde was dat alles natuurlijk peanuts.
Dit was zuivre belangenverstrengeling, corruptie in het groot.
Wat wil je ook in een bedrijf waar de top er met miljoenen vandoor ging? Dan laat de sub-top ook af en toe eens een handje in de suikerpot verdwijnen.
Al gauw kreeg ook ikzelf van Sander Knol de wind van voren, met name toen ik bij de twee nieuw aangetreden uitgeefsters, Xandra Schutte en Judith Uijterlinde, eens voorzichtig had gerefereerd aan de gedragscode van PCM. Die bepaalde dat wij geen opdrachten aan familieleden mochten gunnen…
Toen deze stappen door loslippigheid van de uitgeefsters aan directeur Knol ter ore kwamen, werd ik onmiddellijk door hem op het matje geroepen. In een klein, benauwd kamertje werd ik vervolgens een uur lang aan een streng kruisverhoor onderworpen, als in een militair tribunaal, met gesloten deuren, waarbij de dames uitgeefsters Xandra Schutte en Judith Uijterlinde schutterig aan weerzijden van Sander Knol als griffiers figureerden.
En dat was nog niet alles. Rond die tijd verdwenen plotseling uit het niets ook al mijn mails uit mijn computer: een beproefde methode, zo hoorde ik later, als je iemand wilt ontslaan op gronds van beschuldigingen die kant nog wal raken.
Niet lang daarna werd ik door de firma Boekel de Néree van – toen nog – PCM-kopstuk Els Swaab voor de rechter gedaagd, waar Sander Knol’s dure, door Meulenhoff betaalde advocate Marian van Eck (‘Eckje’) mij in alle toonaarden van ‘gebrekkig functioneren’ en ‘oncollegiaal gedrag’ betichtte.
Ik wist niet wat ik hoorde. Twee jaar lang had ik praktisch in mijn eentje onder erbarmelijke omstandigheden de failliete tent van Melenhoff overeind proberen te houden, waarvoor ik van de directie nog een bonus had gekregen, uit dank voor mijn toewijding en trouw, en nu werd ik eventjes door een theatrale advocaat van buiten met een lange reeks absurde beschuldigingen de deur uit gewerkt.
Met terugwerkende kracht schaamde ik voor de Juridische Faculteit van de Universiteit van Amsterdam waar ik had gestudeerd en vier jaar lang tot volle tevredenheid had gewerkt: dat die tegenwoordig zulke mala fide arbeidsrecht-juristen afleverde.
De afloop van de zaak is gauw verteld. Gelukkig had ik via een ‘goede’ collega nog net op tijd stiekem al mijn mails weer in mijn computer kunnen terughalen, zodat ik uiteindelijk bergen bewijs had klaar liggen dat ik ondanks de barre omstandigheden uitstekend functioneerde. Met als gevolg dat Sander Knol en zijn advocate de rechter zelfs na een zitting van zes (!) uur met geen mogelijkheid van mijn disfunctioneren konden overtuigen. Het bewijs was eenvoudigweg te goed gedocumenteerd en meer dan overweldigend.
De rechter had dan ook weinig consideratie met het drieste tweetal, Knol en Van Eck, en liet ze in die zes uur minzaam alle hoeken van de rechtszaal zien.
Zoals te verwachten was, werd Sander Knol, en dus ook J.M. Meulenhoff, vier weken later bij onherroepelijk vonnis verboden om mij ooit nog te ontslaan, zonder echt op hoger beroep, met het gevolg dat ik nog jaren lang bij de uitgeverij hoog op de loonlijst mocht blijven staan, wat het bedrijf, zonder dat ik er iets voor terug hoefde te doen, tussen een half en een heel miljoen zou kosten.
Maar wat Knol met zijn acties waarschijnlijk vooral voor ogen had gehad, gebeurde: hij werd de nieuwe directeur bij Meulenhoff, en dat mocht kennelijk wel wat kosten.
Geen wonder dat J.M. Meulenhoff BV daarna onder Sander Knol nog jaar na jaar kapitalen bleef verliezen. De warme boekenbakker uit het Oosten had van de rechter een koekje van eigen deeg gekregen, maar dit keer ging de rekening uiteindelijk naar Apax, in Londen. Totdat ook Apax er op den duur genoeg van moet hebben gekregen en de zaak weer van de hand deed, op weg naar een volgende coup.
Mevrouw Knol-Visser zal met al haar goed betaalde Meulenhoff-opdrachten nu zo langzamerhand wel binnen zijn. Zodat ze nu samen met haar Sander op de bank onder hun artistieke Marilyn French-omslag nog eens kunnen uithuilen – om daarna snel weer ergens anders bakken vol met gemakkelijk verdiend goudgeld te gaan binnenhalen.
Nachrift: het volledige dossier Meulenhoff-Mulder is inmiddels naar de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam verhuisd, waar het voor serieuze belangstellenden vrijelijk is in te zien. Zie voor de geschiedenis van J.M. Meulenhoff vóór de komst van Sander Knol het artikel bij het tien jarig bestaan van uitgeverij Augustus.
Lijkt me een treffende beschrijving van Knols praktijken. Daar wil ik dan nog aan toevoegen dat de algemene berichtgeving over het ‘vertrek’ van Knol ontstellend naïef is. Boekblad bericht over het vertrek/ontslag van de ene na de andere uitgever bij Meulenhoff tijdens Knols management en kan bij diens ontslag nog een en een niet bij elkaar optellen, en stelt het voor alsof Knol nu ook ‘slachtoffer’ geworden is van de managers boven hem. Niets is minder waar. De man die volgens aloud PCM-gebruik rücksichtslos iedereen ontsloeg die zijn praktijken in de weg stond, is eindelijk aan de kant gezet. Meulenhoff ‘verloor’ geen directeur, zoals NRC’s Arjen Fortuin schreef, hij had beter kunnen weten: het betreft hier een geval van ‘good riddance’. Het bedrijf ontdeed zich van een zwart gat waardoor jarenlang elke creativiteit uit het bedrijf verdween. Dit addendum leek me op zijn plaats hier.
Ik denk dat je gelijk hebt, Peter. In al die maanden dat ik Sander Knol bij Meulenhoff heb meegemaakt, heb ik hem nooit op enige interesse in literatuur of taal kunnen betrappen. Als er iemand een manager was, was hij het. Hij was het, die ons uitlegde dat we voortaan beloond zouden worden naar de bijdrage die we aan de winst van het bedrijf zouden leveren, geheel in de Apax-lijn van die dagen. Alles van waarde voor het bedrijf was kwantificeerbaar, was zijn standpunt, en daar zouden we op beoordeeld gaan worden. Misschien is dat Lannoo toch niet zo slecht als als het leek.
Zou Maaike le Noble het, eindelijk, beter gaan doen? Zou wel hoog tijd worden.
De Nederlandse uitgeverij: een fossiel zonder enige allure, nul komma nul.