In het voetspoor van W.G. Sebald over Orford Ness
Door Reinjan Mulder
Een van de stukken in De ringen van Saturnus van de Duitse schrijver W.G. Sebald (1944-2001) die bij het verschijnen van het boek in 1995 de meeste indruk op me maakten, is dat over Orford Ness. Al was het maar omdat ik wel eens in het plaatsje Orford naar het langgerekte schiereiland met die naam had staan kijken. Het was toen nog streng verboden terrein. Sinds 1915 was het al in handen van het Britse Ministerie van Oorlog, het latere Ministerie van Defensie, en dat duldde geen pottenkijkers. Toch kun je vanaf het kasteel in Orford al bijna het hele schiereiland overzien. Het is nauwelijks twee kilometer breed maar wel meer dan 15 kilometer lang. Aan de kant vant van Orford wordt het door de rivier de Alde van het vasteland gescheiden, en aan de andere kant ligt de zee. Alleen bij Aldeburgh is een smalle strook land langs de zee waarover je het schiereiland zou kunnen bereiken. Maar die is hermetisch gebarricadeerd. Langs het strand ligt verder lange hoge rug van kiezelstenen, als een duinenrij, die hier in de ijstijd moet zijn neergelegd. Hoogst onvruchtbare grond, waarop hier en daar korstmossen groeien. Een maanlandschap is het wel genoemd, waarin hier en daar bunkers en laboratoria zijn weggezonken. Tot een paar jaar geleden bevonden zich op het schiereiland ook nog twee militaire vliegvelden, maar nu grazen daar schapen en een vreemd soort runderen op de half zilte grond.
Door zijn geïsoleerde ligging, ver van de bewoonde wereld en aan drie kanten omgeven door water, is Orford Ness bijna een eeuw lang het decor geweest van oorlogsvoorbereidingen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden hier proeven gedaan met parachutes, vliegtuigbommen en lichte vliegtuigjes, tijdens de Tweede Wereldoorlog was er een belangrijk onderzoeks- en trainingscentrum in de luchtoorlog tegen Duitsland, en na de oorlog zou het dertig jaar lang het hart zijn van de Britse nucleaire oorlogsvoorbereidingen. Alle proeven met het transporteren en afstellen van kernbommen werden hier gedaan, in de bunkers en laboratoria, terwijl verderop op het eiland, op de grindvlakten, de techniek van het bombarderen werd geperfectioneerd.
Pas toen de Koude Oorlog ten einde liep, in 1988, trok het Ministerie van Defensie hier weg. Na een paar jaar braak gelegen te hebben werd het schiereiland in 1992 ten slotte overgedragen aan de natuurbeschermingsorganisatie National Trust, die er sindsdien een vogelreservaat van heeft gemaakt. En net die overgangstijd, in augustus 1992, liet de schrijver W.G. Sebald zich door een man met een bootje op het terrein afzetten voor een wandeling langs de bomkraters en de atoomlaboratoria van Orford Ness.
Inmiddels heeft de National Trust ingezien dat er op Orford Ness meer te beschermen is dan vogels en korstmossen. Wat er nog van de bunkers en laboratoria over is, wordt nu zo goed en zo kwaad als dat gaat in stand gehouden en van tijd tot tijd worden groepen bezoekers op het schiereiland rondgeleid.
Afgelopen zondag was er een excursie speciaal voor de bezoekers van het in Aldeburgh gehouden Sebald-weekend Towards Re-Enchantment. In een groepje van 24 leidde een gids ons min of meer langs de route die Sebald in 1992 moet hebben gelopen. Min of meer, want het asfalt-pad dat Sebald toen volgde. staat onder water. Op sommige landjes fourrageren wadvogels, en de baileybrug waarover Sebald gelopen moet hebben, ligt nu iets verderop dan vroeger
De gids van de Nationale Trust in zijn legergroene jack vraagt ons op de weg te blijven, omdat de grindvelden links en rechts nog vol onontplofte bommen liggen. Hier en daar zien we een stuk roestig, verwrongen stuk ijzer boven het grind uitsteken. Daar is kennelijk wel een bom ontploft.
In Browser’s, de boekwinkel in Woodbridge, heb ik kort tevoren het eerste boek aangeschaft dat over de geheime geschiedenis van Orford Ness is geschreven: The hidden history of Orford Ness door Paddy Heazel, een historicus uit Cambridge en een vrijwilliger van de National Trust. Ik weet daardoor inmiddels iets meer over de schimmige wereld van het luchtgevecht en het zo effectief mogelijk steden bombarderen. Hoe leg je een bommentapijt? Hoe zorg je ervoor dat er geen vijandelijk vuur in de cockpit doordringt? En vooral: hoe zorg je ervoor dat je bommen niet te laat, maar zeker ook niet te vroeg, nog in het vliegtuig, ontploffen?
Vooral dat laatste blijkt een kunst.
Heazel beschrijft verder hoe er de eerste jaren van de parachute nog grote bezwaren leefden tegen het meegeven van parachutes aan boord, omdat dit de piloten ‘laf’ zou kunnen maken, waardoor ze uit angst misschien te snel uit hun vliegtuig zouden springen. Een veilig teruggebracht vliegtuig was in die begintijd, lees ik, meer waard dan een levend gelande piloot.
Ik probeer me voor te stellen wat Sebald gevoeld moet hebben toen hij hier, als Duitser, tussen de restanten van de Britse oorlogsvoering rondliep. Heazel herinnert eraan dat er alleen al bij het bombardement van Hamburg in 1943, waarover Sebald heeft geschreven, in één nacht 40.000 Duitse burgers omkwamen. Vergelijk dat cijfer eens, schrijft Heazel, met de 51,500 Britse burgerdoden tijdens de Tweede Wereldoorlog. En met de 1400 doden die tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de meer dan honderd Duitse luchtaanvallen op Engeland vielen. Dan begrijp je een beetje waarom Sebald zich de laatste jaren van zijn leven zo druk heeft gemaakt omdat er over de bombardementen op zijn Duitsland bijna geen literatuur is geschreven. Is er zoveel verschil, wat de vernietigingskracht en de intenties betreft, tussen wat er in het Haus am Wannsee werd uitgebroed en in de laboratoria in Orford Ness? Ja natuurlijk, de Duitsers, of de door hen gekozen leiders, waren de oorlog begonnen, en de slachtoffers van de Holocaust absoluut niet. Maar rechtvaardigt dat zoveel blinde vernietiging?
De laboratoria liggen er verwaarloosd en verlaten bij. Ze zijn door de bouwers in het grind verzonken om te voorkomen dat bij een ontploffing heel Orford, en misschien nog wel meer van de kaart zou verdwijnen. Alleen aan de bovenkant zijn grote openingen uitgespaard, afgedekt met betonplaten, omdat de luchtdruk toch ergens een uitweg moet vinden.Dan maar de lucht in.
Grote stukken verroest ijzer hangen uit het plafond. De plexiglas ramen tussen de pilaren die de dakcontracties steunden zijn verdwenen. De gids zegt dat in deze omgeving, direct aan de Noordzee, de elementen volstaan om elk gebouw in een paar jaar tot een ruïne te maken. De ontmanteling gaat vanzelf.
Toen ik Sebald vijftien jaar geleden bezocht, vergeleek hij Orford Ness met de grafheuvels uit oude culturen waarin machthebbers zich na hun dood met hun gereedschap en hun rijkdommen hadden laten bijzetten. ‘Wat ik met mijn beschrijving van Orford Ness in De ringen van Saturnus heb willen oproepen,’ zei hij, ‘is een beeld van onze wereld, gezien vanuit de toekomst. Ik probeer me voor te stellen dat ons landschap er in de toekomst zo uitziet, zonder menselijk leven, met alleen maar stenen, stof, chemie en ijzer. Een prehistorische dodenakker.’
Ik vroeg hem of het een onheilsscenario was. Sebald: ‘Dat het in Orfordness nooit tot een echte catastrofe is gekomen, zie ik als iets heel positiefs. Je ziet de ruïnes van een spookachtige volkerenmoord door middel van een kernramp. Met de dreiging daarvan hebben we lange tijd moeten leven. Maar we hebben die ramp tot nu toe wel kunnen voorkomen.’
Gedeelten van deze reportage zijn verwerkt in het artikel over Sebald in de Groene Amsterdammer van 9 maart 2011.